Het Evangelie van het hoogfeest van
Allerheiligen bracht ons opnieuw de grote paradox van het christendom onder
ogen. In de Zaligsprekingen noemt Jezus de voorwaarden die leiden tot het
eeuwige leven: wanneer men arm is, wanneer men treurt, wanneer men hongert en
dorst naar de gerechtigheid, als men omwille van de gerechtigheid wordt
vervolgd en tenslotte wanneer men omwille van Jezus wordt beschimpt, vervolgd
en op alle mogelijke wijzen wordt belasterd: dán is men zalig te prijzen.
Eigenlijk begrijpelijk dat christenen
telkens steeds weer tegen de bekoring moeten vechten om onder deze
onaangenaamheden uit te komen en desondanks christen te zijn. We zien dan ook hoe veel mensen die het
eigenlijk goed menen een “aangepast christendom” zoeken.
Maar dat is duidelijk niet wat
Christus bedoelt. Moeilijkheden heeft Hij ons aangezegd, zelfoverwinning,
ontbering, ja, vervolging. Wil de Heer de zwakkeren daarmee afschrikken? Is het
christendom een godsdienst voor sterken en dapperen?
Nee, niet alleen voor de sterkeren en ook niet alleen voor de
zwakkeren.
Christus heeft op het Kruis beide
armen uitgestrekt, om allen tot Zich te trekken, de groten en de kleinen, de
rijken en de armen – alle mensen.
Allen kunnen en moeten heilig worden, dat is de achtergrond van
Allerheiligen.
Met het oog op de ontelbaar velen die
in de hemel zijn, van wie slechts een klein aantal zalig- en heilig verklaard
werd, heeft de Kerk deze geweldig grote gemeenschap een beetje gestructureerd:
de martelaren (zij waren het die in de vroege Kerk alleen als heiligen werden
vereerd), de belijders of geloofsgetuigen, de maagden, de heilige mannen en
vrouwen van elke kleur en – sinds paus Johannes-Paulus II – ook de kinderen.
Door hem werden de kinderen van de verschijningen van Fatima, Francesco en Jacinta,
zalig- en heilig verklaard ook al waren enkele al te strenge theologen van
mening dat een kind niet heilig zou kunnen zijn!
Maar zegt de Heer niet: “Als jullie niet worden als kinderen,
kunnen jullie het Rijk der hemelen niet binnengaan” (Mt 18,2)?
Bij heiligverklaringen speelt, zoals
ook op andere terreinen van de Kerk het menselijke aspect ontegenzeggelijk een
rol. Het komt daarbij helaas ook er op aan – en de vraag is of dat
werkelijk moet - dat de kandidaat op
aarde zoiets als een lobby heeft, namelijk mensen of liever instanties die zich
sterk maken voor de heiligverklaring. Naar verhouding zijn veel bisschoppen en
religieuzen gecanoniseerd. Recente zalig- en heiligverklaringen van leken –
zoals van ouders, politici, koningen en zakenlieden - die de christelijke
volmaaktheid hebben beoefend door een heilig leven midden in de wereld tonen aan dat heiligheid niet exclusief aan
bepaalde groepen in de Kerk is voorbehouden.
En daarmee komen we terug bij de vraag: wat moet men doen om
heilig te worden?
In de Bergrede zegt Jezus duidelijk
dat men overal heiligheid, dat is volmaaktheid in het eigen leven kan
nastreven. Niet alleen in het klooster, maar ook in de wereld. Maar wel steeds
met de toevoeging: de wereld is door God goed geschapen, maar door de zonde van
de mensen aangeslagen. Dat is de reden waarom christenen zich meestal – zo niet
altijd! – dwars tegenover de wereld moeten opstellen. Actief wanneer het kwaad
aan de kaak gesteld moet worden of waar mogelijk bestreden, passief door
onrecht te verdragen. Maar wel altijd in gemeenschap met Christus.
Heilig worden is Christus navolgen.
Het beroemde boekje Navolging van Christus van Thomas a Kempis draagt in de
originele uitgave de titel “Imitatio
Christi”, dus Christus nadoen, doen wat Christus heeft gedaan.
Daartoe is God immers Mens geworden,
zodat iedereen kan zien hoe men heilig, ja zelfs goddelijk kan worden.
Maar blijven we de heiligen toch niet
als heel bijzondere mensen beschouwen en denken we dat ideaal toch niet te
bereiken? We zijn immers geen martelaren, geen kerkleraren, geen
ordesstichters.
De heiligen worden ons door de Kerk
onder ogen gebracht opdat wij hun voorspraak vragen maar hen ook navolgen. De
zo even genoemde categorieën kunnen de meesten van ons natuurlijk niet
navolgen.
Maar er is perspectief: boven al die
heiligen die we deels bewonderen deels helemaal niet kunnen navolgen – want
welke vrouw van tegenwoordig zou het leven van de H. Jeanne d’Arc kunnen
navolgen? – zien we de grootste Heiligen die wij wèl kunnen navolgen.
De grootste Heiligen zijn immers,
naast Jezus Zelf, Maria en Jozef. Het was zeker de Wil van God dat de Zoon van
God als Mens van zijn drieëndertig jaar op aarde , alleen al dertig jaar in een
door en door normaal, eenvoudig milieu zou leven. Aan Maria en Jozef zien we
duidelijk wat het betekent in het leven van alledag, in de kleine dingen, in
het werk heiligheid, ja grote heiligheid te vinden.
Dat dit dikwijls bij ieders
verschillend karakter niet gemakkelijk is? Nu, het leven is ook anders niet
altijd gemakkelijk.
Geen christen zonder kruis, maar
christenen weten waar het kruis goed voor is.
In de Bergrede somt Christus niet
alleen het menselijk onaangename op. Hij belooft eerder en tegelijkertijd het
hoogste geluk : het land bezitten, kinderen van God worden genoemd, ja God Zelf
zien!
Er is nog een troost: als het in dit
leven op aarde niet is gelukt, kan het streven naar heiligheid in het andere
leven worden voltooid.
De zielen in het vagevuur kunnen
zichzelf niet helpen. Wij kunnen echter hun zware weg voor hen verlichten door
gebed en het H.Misoffer. Maar zij op hun beurt kunnen ons helpen. Daarom heeft
de Kerk steeds aanbevolen voor de overledenen te bidden en tegelijkertijd hen
te vragen voor ons ten beste te willen spreken.
De gemeenschap van de heiligen is wonderbaar!
Boven alles en allen Maria, Koningin van alle Heiligen, die de
Moeder van allen is.