maandag 29 april 2019

Preek van onze pastoor op het Feest van het Heilig Graf - De basis van ons geloof is niet wat wij bedenken, maar wat God ons wil schenken

maandag 24 april 2017

In de vroege morgen van Pasen ontmoeten we vrouwen bij het H. Graf. Zij zien een leeg graf en weten niet wat ze ervan moeten denken. Is dit werk van Herodes of van Pilatus? Is er een boze grafeigenaar, of heeft de beheerder van de begraafplaats, de tuinman, Hem herbegraven? Zijn er grafrovers aan het werk geweest? Maar wat doen die zwachtels daar dan, die lijkwade die ze zien liggen? En wie haalt een dode nu uit die lijkwade als hij hem herbegraaft?
Je ziet de vrouwen in dat graf draaien en treuzelen en nadenken. Maar denken zij aan verrijzenis? Hun geest is nog gesloten voor zoiets als verrijzenis; want dat verzin je niet zelf. Dat geldt ook voor Petrus die op uitnodiging van Maria Magdalena samen met Johannes naar het graf is gegaan. Hij bukt bij het graf, hij ziet de doeken liggen en gaat terug, nadenkend over wat er gebeurd is.
Vind u het vreemd dat in de wereld wordt getwijfeld aan Jezus' verrijzenis? Ik vind het niet vreemd, het is zo'n andere werkelijkheid. De vrouwen daar bij het graf komen uit zichzelf niet verder dan de vragen die door hun hoofd gaan. Totdat … ja, totdat ze de twee mannen in een stralend wit kleed opmerken die daar ineens voor hen staan, engelen die zeggen: “Waarom zoekt u de levende onder de doden? Hij is niet hier, Hij is verrezen”. De vrouwen hebben een woord uit de hemel nodig, een woord dat hen bovendien herinnert aan wat Jezus zelf gezegd heeft en voorspeld heeft: dat Hij in zondige mensenhanden zou worden overgeleverd en Hij aan het kruis geslagen zou worden, maar op de derde dag zou verrijzen. Dan pas gaat hun geest open. Dan pas gaan hun ogen open voor die andere werkelijkheid en gaan ze alles anders zien.
Bij Petrus en de andere apostelen duurde het nog langer. Hun geest, hun ogen en oren waren zelfs gesloten voor de aanwezigheid van de engelen. Hun mannenverstand blokkeerde alles. Ze bleven steken in wat kan en wat niet kan, en dat verhinderde hun geloof. Jezus Zelf zal hen verschijnen. En zelfs dan duurt het een tijd voordat ze echt kunnen geloven dat Zijn dood niet het einde is maar een doortocht naar eeuwig leven.
Het is niet vreemd dat mensen moeite hebben met Jezus' verrijzenis, met dat kantelpunt van ons geloof. Veel mensen zoeken een verklaring. De Joden zeiden: De leerlingen hebben Hem gestolen en verborgen. In de eeuwen daarna werd Jezus schijndood verklaard, die verhalen komen we nu nog tegen in moderne romans. In de latere eeuwen vinden we psychologische verklaringen, de leerlingen konden het niet verwerken en wilden dat zijn verhaal, zijn boodschap zou doorgaan. Tot in onze tijd toe verschijnen er nieuwe verklaringen die proberen te zeggen dat Jezus eigenlijk niet echt verrezen is, maar dat het de ervaring van nieuw leven is die doorgaat. Het zijn telkens opnieuw variaties op hetzelfde thema.
Geloof in Jezus' verrijzenis begint niet in ons verstand, in onze redenering, in ons verdriet of verlangen om door te gaan. De basis van ons geloof is niet wat wij bedenken, maar wat God ons wil schenken, wat God ons heeft willen schenken door Jezus van de doden te doen verrijzen. Dat vraagt geloof, openheid voor God die groter is dan ons verstand, ja zelfs groter dan ons hart. Openheid voor God die zelfs ons kleine mensen wil doen delen in de grootheid van het leven dat Hij met de Zoon en de heilige Geest leeft, in de eeuwen der eeuwen. Amen.



Breaking: Archeologische vondsten op de Kerkberg

Onverwacht hebben werkzaamheden voor de waterleiding dit weekend geleid tot archeologische vondsten: vermoedelijk is een hoekdeel van de fundering van het zogenaamde Kanunnikenhuis (vanaf de 17e eeuw ook wel genaamd Pastorele Huis) tijdelijk blootgelegd, waarin de Kanunniken van het H. Graf vanaf de vijftiende eeuw en na de Reformatie bisdompriesters hebben gewoond tot 1880, het jaar waarin pastoor Willemsen het huis dat was geïntegreerd in de kerk, sloopte in verband met de uitbreiding van de kerk en de verplaatsing van de huisvesting. 

Verder was tot heden niet bekend dat dit deel van de Kerkberg in het verleden ook was gebruikt als begraafplaats, van kanunniken vermoedelijk van het H. Graf (15e-17e eeuw) maar mogelijk ook al eerder voor kanunniken van het aartsbisdom Utrecht (negende eeuw - 1350) of zelfs voor monniken van het Petrusklooster (tenminste achtste eeuw - negende eeuw).  Het aangetroffen gebeente zal op passende wijze weer ter aarde worden besteld.

De deskundigen van de Heemkunde Vereniging Roerstreek (HVR) zijn direct bij de vondsten betrokken en hebben onder meer met metaaldetectors een onderzoek ingesteld, het fundament verder blootgelegd en bekeken op welke plaatsen de grond was geroerd dan wel in oorspronkelijke geologisch staat verkeerde.

Wordt vervolgd.

























vrijdag 26 april 2019

Uitnodiging woensdag 8 mei aanstaande Patroonsfeest Kerkberg HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus



Graag nodigen wij U uit voor het patroonsfeest van de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus op de Kerkberg op 8 mei aanstaande

P r o g r a m m a
      
9.30u Hoogmis met Gregoriaanse Schola uit Beesel, Otgeruskoor en Zusters o.l.v. H. Joosten in Basiliek op de Kerkberg. Wirolied, verering Relieken, persoonlijke zegening
Aansluitend Priorij Thabor - Jan van Abroekzaal: koffie & vlaai

12.00u Regina cœli ter ere van O.L.Vrouw en Sext (Getijdengebed)
Boekjes met Latijns-Nederlandse tekst aanwezig

1e Rozenhoedje en Litanie H. Wiro

Ca. 12.45u lunch in de eetzaal priorij: met eigen lunch-pakket of ter plaatse tegen betaling verkrijgbare belegde broodjes, soep en koffie/thee

13.30u-14.30u Biechtgelegenheid (sacristie basiliek)

14.30u Noon -boekjes met Latijns-Nederlandse tekst aanwezig
Uitstelling van het Allerheiligste Sacrament en Aanbidding
2e Rozenhoedje en Litanie H. Plechelmus

15.30u-16.30u Voordracht door de zusters Priorij Thabor over de betekenis van de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus, hun verheffing en verering (Priorij Thabor – Jan van Abroekzaal)

Koffie/thee

17.00u 3e Rozenhoedje en Litanie H. Otgerus

17.30u IIe Vespers - Zegen met het Allerheiligste
Wirolied, verering Relieken, persoonlijke zegen

Aansluitend: Aanbod broodjes in de priorij voor overblijvers

19.30u Aanbod herhaling middagvoordracht door de zusters over de betekenis van de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus, hun verheffing en verering (Jan van Abroekzaal priorij) voor degenen die ’s-middags verhinderd waren.

Koffie alleen voor wie wil tot 20.50u

*Priesters en diakens nodigen wij graag uit albe en witte stool mee te nemen om te concelebreren.




dinsdag 23 april 2019

Johann Sebastian Bach - Oster-Oratorium (BWV 249), Himmelfahrts-Oratorium

Liturgy of the Hours Easter Tuesday Office of Readings It was necessary that Christ should suffer and so enter into his glory

Second Reading


From a discourse by Saint Anastasius of Antioch

It was necessary that Christ should suffer and so enter into his glory

Christ, who has shown by his words and actions that he was truly God and Lord of the universe, said to his disciples as he was about to go up to Jerusalem: We are going up to Jerusalem now, and the Son of Man will be handed over to the Gentiles and the chief priests and scribes to be scourged and mocked and crucified.
  These words bore out the predictions of the prophets, who had foretold the death he was to die in Jerusalem. From the beginning holy Scripture had foretold Christ’s death, the sufferings that would precede it, and what would happen to his body afterwards. Scripture also affirmed that these things were going to happen to the God who is immortal and incapable of suffering.
  How could he have been God? We can learn this by reflecting on the true nature of the Incarnation and finding there the reason why we can believe truly and rightly in both his passion and his impassibility: both that he suffered and that it was not in his nature to suffer – the reason, in other words, why the Word of God, otherwise impassible, came to his passion. In fact, man could have been saved in no other way, as Christ alone knew, and those to whom he revealed it; for he knows all the secrets of the Father, even as the Spirit penetrates the depths of all mysteries.
  It was necessary for Christ to suffer: it was impossible for his passion not to have happened. He said so himself when he called his companions dull and slow to believe because they failed to recognise that he had to suffer and so enter into his glory. Leaving behind him the glory that had been his with the Father before the world was made, he had gone forth to save his people. This salvation, however, could be achieved only by the suffering of the author of our life, as Paul taught when he said that the author of life himself was made perfect through suffering. Because of us he was deprived of his glory for a little while, the glory that was his as the Father’s only-begotten Son, but through the cross this glory is seen to have been restored to him in a certain way in the body that he had assumed. Explaining what water the Saviour referred to when he said: He that has faith in me shall have rivers of living water flowing from within him, John says in his gospel that he was speaking of the Holy Spirit which those who believed in him were to receive, for the Spirit had not yet been given because Jesus had not yet been glorified. The glorification he meant was his death upon the cross for which the Lord prayed to the Father before undergoing his passion, asking his Father to give him the glory that he had in his presence before the world began.

maandag 22 april 2019

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Feria II infra octavam Paschæ Præconium Christi. Lofrede op Christus.


Ad Officium lectionis


Lectio altera

Ex Homilía Melitónis Sardiáni epíscopi in Pascha
(Nn. 2-7. 100-103: SCh 123, 60-64. 120-122)
 Tweede lezing

Uit een Paashomilie van Melito van Sardes, bisschop
(Nn. 2-7. 100-103: SCh 123, 60-64. 120-122)
Lofrede op Christus
Begrijpt het goed, geliefden, er bestaat een nieuw en een oud Paasmysterie, een eeuwig en een tijdelijk, een bederfelijk en een onbederfelijk, een sterfelijk en een onsterfelijk.
Het oude is volgens de Wet, het nieuwe volgens het Woord; tijdelijk door voorafbeelding, eeuwig door genade; bederfelijk door de slachtoffering van een schaap, onbederfelijk door het leven van de Heer; sterfelijk door zijn Graflegging op aarde, onsterfelijk door zijn Verrijzenis uit de doden.
Oud is wel de Wet, maar nieuw is het Woord; tijdelijk is de voorafbeelding, eeuwig de genade; bederfelijk het schaap, onbederfelijk de Heer, die geslachtofferd werd als een Lam, maar verrees als God.
Want als een schaap werd Hij naar de slachtbank geleid, en toch was Hij geen schaap, en als een stom lam, en toch was Hij geen lam. Want de voorafbeelding ging voorbij en de waarheid werd geopenbaard: in plaats van een lam God zelf en in plaats van een schaap een mens, in die mens echter Christus, die alles omvat.
Dus hebben die slachtoffering van het schaap en de viering van het Pascha en de Schrift van de Wet hun einddoel gevonden in Christus Jezus, om Wie alles in de oude Wet plaats vond, maar nog meer in de nieuwe orde.
De Wet ging over in het Woord, en de oude Wet werd in de nieuwe vervuld (beide echter kwamen uit Sion en Jeruzalem), en het wettelijk voorschrift ging over in de genade, de voorafbeelding in de waarheid, het lam in de Zoon, het schaap in de mens en de mens in God.
De Heer bekleedde zich, omdat Hij goed was, met de mens en leed voor de lijdenden, werd geboeid voor de gevangenen, veroordeeld voor de schuldigen, in het graf gelegd voor de doden, maar verrees uit de doden en sprak met luide stem: “Wie is het, die Mij veroordeelt? Hij kome nader tot Mij”. Ik heb de veroordeelden verlost, Ik heb hen die de begraven zijn opgewekt. Wie zal Mij tegenspreken? Ik, zegt Hij, ben de Christus, die de dood heeft vernietigd, die over de vijand heb gezegevierd, die de hel heb bespot, die de sterke heb geboeid en de mens heb meegenomen naar het hoge der hemelen: Ik, zegt Hij, die de Christus ben.
Komt dus, alle volkeren, vast verenigd door de zonden, en ontvangt de vergiffenis van die zonden. Want Ik ben uw vergeving, Ik het Pascha van het heil, Ik het Lam, dat voor u werd geslachtofferd, Ik uw reinigingsbad, Ik uw leven, Ik uw verrijzenis, Ik uw licht, Ik uw heil, Ik uw Koning. Ik zal u meevoeren naar het hoge der hemelen, Ik zal u opwekken uit de dood, en Ik zal u mijn Vader tonen, die in de hemelen is, Ik zal u opwekken door de kracht van mijn rechterhand.


woensdag 17 april 2019

Woensdag in de Goede Week - Klooster in rep en roer

Terwijl de eerste gasten arriveren, is het in het klooster een grote drukte.

Alle kaarsen, bloemen en planten moeten worden verwijderd uit de gangen, de kloosterhal, bij heiligenbeelden, in de kapel wordt het wijwater en palm weggehaald. tot Pasen wordt niet gebeld, niet in de kapel, niet in andere delen van het klooster. Ook de externe kloosterklok die bij alle liturgische tijden wordt geluidn klinkt niet.

Vanmorgen werd ook alvast de Jan van Abroekzaal in gereedheid gebracht voor het eerste deel van de Paaswake aanstaande zaterdag:


Voor zusters en gasten is er zoals gebruikelijk een programmaboekje dat naar der ervaring leert, veelvuldig gebruikt zal worden de komende dagen.




Paul Claudel dans Notre Dame - Je vois l'église ouverte. Il faut entrer. (Met filmpje)


Je vois l'église ouverte. Il faut entrer.
Mère de Jésus-Christ, je ne viens pas prier.
Je n'ai rien à offrir et rien à demander.
Je viens seulement, Mère, pour vous regarder.
Vous regarder, pleurer de bonheur, savoir cela
Que je suis votre fils et que vous êtes là.
Rien que pour un moment pendant que tout s'arrête.
Être avec vous, Marie, en ce lieu où vous êtes.
Ne rien dire, regarder votre visage,
Laisser le cœur chanter dans son propre langage.
Ne rien dire, mais seulement chanter parce qu'on a le cœur trop plein,
Comme le merle qui suit son idée en ces espèces de couplets soudains.
Parce que vous êtes belle, parce que vous êtes immaculée,
La femme dans la Grâce enfin restituée,
La créature dans son honneur premier et dans son épanouissement final,
Telle qu'elle est sortie de Dieu au matin de sa splendeur originale.
Intacte ineffablement parce que vous êtes la Mère de Jésus-Christ,
Qui est la vérité entre vos bras, et la seule espérance et le seul fruit.
Parce que vous êtes la femme, l'Eden de l'ancienne tendresse oubliée,
Dont le regard trouve le cœur tout à coup et fait jaillir les larmes accumulées,
Parce que vous m'avez sauvé, parce que vous avez sauvé la France,
Parce qu'elle aussi, comme moi, pour vous fut cette chose à laquelle on pense,
Parce qu'à l'heure où tout craquait, c'est alors que vous êtes intervenue,
Parce que vous avez sauvé la France une fois de plus,
Parce qu'il est midi, parce que nous sommes en ce jour d'aujourd'hui,
parce que vous êtes là pour toujours, simplement parce que vous êtes Marie, simplement parce que vous existez,
Mère de Jésus-Christ, soyez remerciée !

C'est au chant du Magnificat que Paul Claudel reçut, devant la statue de Notre-Dame, la grâce de la conversion aux secondes vêpres de Noël, 25 décembre 1886


The Economist: Cathedrals: People want them to be there. Would that be the God-factor?


Uit The Economist van deze week:

THE CATHEDRAL of Notre Dame in Paris, and the vast outpouring of sorrow over its semi-destruction by fire on April 15th, epitomises the power of great houses of prayer to touch and inspire people. More palpably than any other kind of monument, they connect visitors with another world: one in which the finest composers, singers, sculptors, glass-makers, embroiderers and craft-workers of a given era joyfully mixed their energies in a vast, disinterested enterprise.

To some degree, that enterprise continues as long as the building stands. That alone makes great historic churches a source of fascination, even for those with little interest in Christian worship. People want them to be there, even if they don’t wish to share the cost or join the prayers.

Why has the fire at Notre Dame stirred such emotion in France? In a city of broad vistas and stolen glimpses, it serves as a fixed point for Parisians; a stable presence that emerges reliably into view, like a much-loved aunt, from bridges across the river Seine. Visited by 13m tourists a year, the cathedral has been the backdrop to countless expressions of awe and romance, as well as been-there selfies. Locals may be riled by the narcissistic crowds, but are proud of what draws them. The 850-year-old cathedral is a national landmark that offers something particular: a form of timelessness, drama and spirituality, to set against the modernity and engineering prowess of the Eiffel Tower.

dinsdag 16 april 2019

Te Deum uit de Notre Dame in Parijs

Toespraak paus Benedictus XVI in Notre Dame op 12 september 2008 - De Notre Dame, die oprijst in het hart van de stad als een levend teken van Gods aanwezigheid in ons midden.


Paus Benedictus XVI (die vandaag 92 wordt) zei hij op 12 september 2008, toen hij in de Notre Dame van Parijs een toespraak hield tijdens de Vespers, het volgende:

“We zijn hier vergaderd in de Moederkerk van het bisdom van Parijs, de Kathedraal van Notre Dame, die oprijst in het hart van de stad als een levend teken van Gods aanwezigheid in ons midden. Mijn voorganger, Paus Alexander III legde de eerste steen, en Pausen Pius VII en Johannes Paulus II eerden het door hun aanwezigheid. Ik ben gelukkig hen in hun voetstappen te volgen, een kwarteeuw nadat ik hier kwam om een conferentie te geven over catechese. Het is moeilijk om geen dank te betuigen aan de Schepper van zowel materie als geest voor de schoonheid van dit bouwwerk. De Christenen van Lutetia hadden oorspronkelijk een kathedraal gebouwd toegewijd aan Sint Stefanus, de eerste martelaar; toen de tijd voorbijging werd het te klein en het werd geleidelijk aan vervangen, tussen de twaalfde en de veertiende eeuw, door het grote gebouw dat we nu bewonderen. Het geloof van de Middeleeuwen bouwde de kathedralen, en hier kwamen Uw voorouders God eren, hun hoop aan Hem toewijden en hun liefde voor Hem uiten. […]

Uw kathedraal is een levende hymne van steen en licht in lofprijzing van die daad, uniek in de annalen van de menselijke geschiedenis: het eeuwige Woord van God dat onze geschiedenis binnentreedt in de volheid van de tijd om ons te verlossen door zijn zelfopoffering in het offer van het Kruis. Onze aardse liturgieën, geheel gericht op de viering van deze unieke daad in de geschiedenis, zullen nooit ten volle uiting kunnen geven aan diens grenzeloze betekenis. De schoonheid van onze vieringen kan nooit genoeg gecultiveerd, bevorderd en verfijnd worden, want niets kan te schoon zijn voor God, die zelf de oneindige schoonheid is. En toch zullen onze aardse liturgieën nooit meer dan een verbleekte weerspiegeling zijn van de liturgie die gevierd wordt in het Jeruzalem in den hoge, het doel van onze pelgrimage op aarde. Moge onze eigen vieringen desalniettemin zo goed mogelijk lijken op die liturgie, en ons er een voorproefje van geven!”


donderdag 11 april 2019

Liturgy of the Hours Saint Fulgentius of Ruspe, bishop, Christ offered himself for us


Office of the Readings Second Reading

From a treatise on faith addressed to Peter by Saint Fulgentius of Ruspe, bishop

Christ offered himself for us

The sacrifices of animal victims which our forefathers were commanded to offer to God by the holy Trinity itself, the one God of the old and the new testaments, foreshadowed the most acceptable gift of all. This was the offering which in his compassion the only Son of God would make of himself in his human nature for our sake.
  The Apostle teaches that Christ offered himself for us to God as a fragrant offering and sacrifice. He is the true God and the true high priest who for our sake entered once for all into the holy of holies, taking with him not the blood of bulls and goats but his own blood. This was foreshadowed by the high priest of old when each year he took blood and entered the holy of holies.
  Christ is therefore the one who in himself alone embodied all that he knew to be necessary to achieve our redemption. He is at once priest and sacrifice, God and temple. He is the priest through whom we have been reconciled, the sacrifice by which we have been reconciled, the temple in which we have been reconciled, the God with whom we have been reconciled. He alone is priest, sacrifice and temple because he is all these things as God in the form of a servant; but he is not alone as God, for he is this with the Father and the Holy Spirit in the form of God.
  Hold fast to this and never doubt it: the only-begotten Son, God the Word, becoming man offered himself for us to God as a fragrant offering and sacrifice. In the time of the old testament, patriarchs, prophets and priests sacrificed animals in his honour, and in honour of the Father and the Holy Spirit as well.
  Now in the time of the new testament the holy catholic Church throughout the world never ceases to offer the sacrifice of bread and wine, in faith and love, to him and to the Father and the Holy Spirit, with whom he shares one godhead.
  Those animal sacrifices foreshadowed the flesh of Christ which he would offer for our sins, though himself without sin, and the blood which he would pour out for the forgiveness of our sins. In this sacrifice there is thanksgiving for, and commemoration of, the flesh of Christ that he offered for us, and the blood that the same God poured out for us. On this Saint Paul says in the Acts of the Apostles: Keep watch over yourselves and over the whole flock, in which the Holy Spirit has appointed you as bishops to rule the Church of God, which he won for himself by his blood.
  Those sacrifices of old pointed in sign to what was to be given to us. In this sacrifice we see plainly what has already been given to us. Those sacrifices foretold the death of the Son of God for sinners. In this sacrifice he is proclaimed as already slain for sinners, as the Apostle testifies: Christ died for the wicked at a time when we were still powerless, and when we were enemies we were reconciled with God through the death of his Son.

De koperpoets voor Pasen





Liturgy of the Hours Thursday of the 5th week of Lent The Church as sacrament of unity and salvation


Office of Readings
Second Reading
From the dogmatic constitution on the Church of the Second Vatican Council

The Church as sacrament of unity and salvation


See, the days are coming, says the Lord, when I will make a new covenant with the house of Israel and the house of Judah... I will plant my law within them and inscribe it in their hearts. I will be their God and they shall be my people... All shall know me, from the least to the greatest, says the Lord.
  It was Christ who established this new covenant, the new testament in his blood, calling into being, from Jews and Gentiles, a people that was to form a unity, not in human fashion but in the Spirit, as the new people of God. Those who believe in Christ, reborn not of corruptible but of incorruptible seed through the word of the living God, not from the flesh but from water and the Holy Spirit, are constituted in the fullness of time as a chosen race, a royal priesthood, a holy nation, a people God has made his own..., once no people but now the people of God.
  This messianic people has Christ as its head: Christ who was given up for our sins and rose again for our justification; bearing now the name that is above every name, he reigns in glory in heaven. His people enjoy the dignity and freedom of the children of God, in whose hearts the Holy Spirit dwells as in a temple. They have as their law the new commandment of loving as Christ himself has loved us. They have as their goal the kingdom of God, begun on earth by God himself and destined to grow until it is also brought to perfection by him at the end of time, when Christ, our life, will appear, and creation itself will be freed from slavery to corruption and take on the freedom of the glory of God’s children.
  This messianic people, then, though it does not in fact embrace all mankind and often seems to be a tiny flock, is yet the enduring source of unity, hope and salvation for the whole human race. It is established by Christ as a communion of life, of love and of truth; it is also used by him as an instrument for the redemption of all, and is sent out into the whole world as the light of the world and the salt of the earth.
  The Israel of old was already called the Church of God while it was on pilgrimage through the desert. So the new Israel, as it makes its way in this present age, seeking a city that is to come, a city that will remain, is also known as the Church of Christ, for he acquired it by his own blood, filled it with his Spirit, and equipped it with appropriate means to be a visible and social unity. God has called together the assembly of those who in faith look on Jesus, the author of salvation and the principle of unity and peace, and so has established the Church to be for each and all the visible sacrament of this unity which brings with it salvation.

8 mei: Plechtige viering patroonsfeest HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus - De opdracht van paus Sergius aan Wiro, Plechelmus en Otgerus

"En na orde te hebben gesteld op Uw bisdommen en zoodra gij voor God zeker zijt, dat daar uw werkzaamheid gemist kan worden, zult gij gaan, een ieder op zijn tijd, naar diegenen, waartoe God u roept. Gij, Wiro, naar de Friezen, als dit Gods wil is. Gij, Plechelmus, naar de Saksen. Maar brengt dit land naar Rome, zooals uw Apostelen uw land naar hier hebben gebracht. Bindt het vast aan de eene Moederkerk, want bij haar is verlossing en bevrijding ook voor het hardste heidendom.
      Ik weet, dat het geloof in de landen waarvan gij mij gesproken hebt in tranen en bloed en de allerzwaarste offers slechts kan worden gevestigd, omdat men te staan komt tegen een sterk en vrijheidszuchtig geslacht, wiens aard niet verweekelijkt werd door eenige beschaving en voor welks dapperheid de Romeinsche adelaar heeft moeten buigen. De liefde van Christus zal u echter den weg wijzen. De liefde van Christus zal hun hard gemoed week maken. Hij, de Heer, wone altijd in uw harten en uw mond. Zijn liefde beheersche al uw daden en geleide u op uwe wegen”.

      Deze woorden van Paus Sergius getuigen van een wijs beleid. Uit eigen ervaring wist hij hoeveel jaren er noodig waren om eeuwenlange heidensche gewoonten uit te roeien. Daarnaast kende hij het diep innige verlangen dezer Iersche mannen, dat uitging naar een missiearbeid onder de Friezen en Saksers, waarbij hun bisschoppelijke waardigheid hen in den weg stond.

      Als zij deze laatste taak naar behooren hadden vervuld, mochten zij eerst aan dat verlangen voldoen. Voor Wiro, een der drie, was het een zware gang naar den Paus, omdat hij zoo klaar aanvoelde, dat hij de bisschoppelijke waardigheid zou moeten dragen.
      Plechelmus viel dit makkelijker, eerstens wijl hij zich jong genoeg voelde om achter de jaren van zijn episcopaat nog een missiearbeid in de verre toekomst te droomen, maar ook, omdat zijn eigen belangen hem weinig tijd tot denken lieten, wijl Wiro in deze moeilijke dagen zijn geestelijke hulp en troost hard noodig had.
      Otger, de diaken, die beide prelaten vergezelde had toch zijn doel bereikt.
      Hij — een kundig en veel belovend man — en bovenal een heerlijk prediker was naar Rome mee gereisd ten einde aan het Pauselijk hof mee te leeren, wat een diaken voor zijn roeping noodig heeft. Vooral de liturgische kerkzang die na de hervormingen van Paus Gregorius de Groote was uitgegroeid tot een synthese van reine klare eenvoud en boeiende bekoring.
      Aan de bron zelf leerde hij de klare eenvoudige koraal, de cantilene buigzaam en gedragen, zooals zij leefden in de geschoolde stemmen van het liturgische Rome.
      Na hun wijding door den Paus – een bekrachtiging van de in Ierland door het volk gedane keuze — maakten zij zich reisvaardig voor den terugweg naar hun vaderland.
      Langs den langen en moeizamen weg daarheen — over bergen, rivieren en zeeën — zwaarder dan de heenreis, nu zij de vele hun door Paus Sergius geschonken relikwiën en diaken Otger zijn nieuwe zware koorboeken had te torsen, zullen wij hen niet van schrede tot schrede volgen.
      Wij ontmoeten hen weer te Metz, waar zij worden toegelaten tot den werkelijken beheerder van het Frankenrijk – Pepijn – den hertog der Franken.
      In hun vol bisschoppelijk ornaat staan zij voor hem, die, ineengedoken in zijn stoel, glurend door de spleten zijner kleine oogen, rustig aanhoort, wat Wiro hem in klare taal mededeelt.
      Rechts van Wiro, Plechelmus, wiens gelaat glansde, wiens forsche gestalte kracht en heilige drift uitstraalde, wiens kromstaf een zwaard een speer leek, mèt den strijder vergroeid.
      „En nu, o edele vorst en gij grooten van het jonge Frankrijk, hoort wat de Paus van Rome van u verlangt en verwacht.
      Gaat tot den Vorst der Franken, zeide hij, vraagt hem zijn raad en hulp voor het werk dat mijn algeheele liefde en belangstelling heeft. Breng hem mijn zegen en groet als een onderpand voor de voortreffelijke hulp, welke hij u zeker zal aanbieden, want ik weet, dat hij een christelijk vorst is en wil zijn.”
      Stil, zonder blijk te geven van eenige ontroering had hij Wiro aangehoord. Geen spier van zijn gelaat verried de ontroering in zijn binnenste nu hem duidelijk is geworden, dat Rome zijn macht kent en aanvaardt en – wat voor Pepijn en zijn plannen het allerbelangrijkste is – dat met die macht rekening wordt gehouden in de zielenpolitiek van het Gods rijk.
      Tusschen zijn medewerkers aan het hoofd van de tafel gezeten, maakt hij zich uit zijn luisterende houding los, beduidt de prelaten dat zij kunnen gaan zitten en beantwoord Wiro’s toespraak.
      „Heeren Bisschoppen en gij diaken luistert. Uw woorden zijn mij welkom, Uw moed wekt mijn verbazing. Gij wilt een werk gaan beginnen, dat zwaarder is dan een veldslag.
      De Paus zendt U. Waar de Vader der Christenheid spreekt, hebben zijn dienaren te zwijgen en te doen. Dat hij mijne nietswaardigheid uitverkiest om aan dit grootsche werk deel te nemen, daarvoor mijn dank. Alle hulp, die ik U bieden kan, zal U geworden. Maar opdat wij niet overhaast te werk gaande, in de toekomst voor onoverkomelijke moeilijkheden zouden komen te staan, verzoek ik U tot nadere bespreking nog eenige dagen aan dit hof te blijven. Tot een nader onderhoud zal ik U oproepen.”
      Hiermede was de plechtigheid afgeloopen, die Pepijn, tot zijn naaste medewerkers aldus omschreef: „Mijne Heeren, dit is een goeden dag voor ons. Laat ons aan den arbeid gaan”.
      Intusschen komt najaar in het verschiet en daarmede de najaarsstormen. Op de werven wordt met spoed aan de uitrusting der schepen gewerkt, die de Prelaten naar Ierland zullen terugvoeren. Pepijn deed hen nog eenmaal bij zich ontbieden, ’n Staatsman heeft zoo zijn verborgen bedoelingen, die hij zoo maar niet openlegt, maar toch geeft hij hen enkele wenken en raadgevingen van het bouwen eener kerk hier, ’n nederzetting daar, maar waarschuwt hen tevens voor den ontembaren moed en allesbeheerschenden vrijheidszin der volksstammen, waar zij hun missiearbeid willen uitoefenen. Weten zij wel, dat zelfs de Romeinsche legioenen te pletter liepen tegen deze oogenschijnlijk wilde horden, die één zijn bij de minste aanranding hunner vrijheid?
      Teruggekeerd in hun diocesen leefden zij vele jaren gescheiden, omdat ieder zijn eigen weg moest gaan en zijn eigen weg moest vinden. Een verre herinnering bindt hen beiden, een herinnering aan dat zegenrijke jaar van die prachtige bedetocht naar Rome, die behalve rijk aan geestelijke troost, een onverwoestbare vriendschap tusschen Wiro en Plechelmus had doen ontstaan. Niets vereend zoo innig als samengedragen gevaren, want het is toch wel heel begrijpelijk, met hoeveel gevaren een reis van Ierland naar Italië gepaard ging. Die herinnering, zij werd gevoed met dat groote verlangen om kromstaf en mijter te wisselen met de ruwe, ruigharige pij van den missionaris, weer en wind en wapens te tarten om de boodschap van Gods liefde aan Friezen en Saksen te brengen. Een verlangen dat weldra werkelijkheid zou zijn.
      In zijn diocees had Plechelmus geen gemakkelijke taak Zijn voorganger – een oud beminlijk man – had de teugels wat te veel laten vieren, zoodat de menschelijke zwakte veel kwaad stichtte, ook onder de zielzorgers. Bij hen wekte hij door persoonlijk contact nieuwe liefde, die tot nieuwe daden dwingt. Niet steeds was dit zoo eenvoudig, zeker niet bij de kwaadwilligen, die zich vetmestten aan de kudde, die haar schoren, maar niet weidden. Dan werd hij wild als een losgelaten waakhond, beet van zich af, stelde daden, die niet zoo erg beminlijk waren en zij ondervonden, dat onder Plechelmus’ kromstaf de tucht werd gehandhaafd, het recht en de plicht bewaard bleven en vervuld moesten worden. Vaak zonder de zoo vurig door hem gewenschte resultaten, maar zij mochten zich dan al van hem verwijderen, hij vergat ze niet. Voor hen bad hij en verstierf hij zich. Uren in dezelfde houding, zijn uren waarin hij met gestrekte armen en gebogen hoofd tot God bad, en allen: goeden en kwaden Hem aanbeval. Het oogenblik brak aan, dat hij zijn niet gewenschte Bisschoppelijke waardigheid aan anderen kon overdragen, zoodat het tweede deel van Paus Sergius’ wensch in vervulling kon gaan. Geen moment had dat verlangen hem verlaten. Nu dreef het hem, en zijn oude vrienden Wiro en Otger met ontembare kracht naar dat sterke fiere volk van Friezen en Saksers, die daar huisden in de bosschen en op de vlakten, waarin het mondingsgebied der Rijn lag, en rond het meer van Flevo woonden.
      Verhinderd hadden zij, door hun gespierd wapengeweld hun vernuftige krijgstaktiek, het water- en boschrijke land tot in zijn uiterste hoeken kennend, dat de Romeinsche legioenen tot hen doordrongen. Deze waren naar het Westen afgebogen, zoodat aan hen het kruis was voorbijgegaan. Zij, Plechelmus en Wiro gaan het er weer brengen. Zij kennen de gevaren, weten dat hun koene voorgangers het met den dood moesten bekoopen, toen zij amper de voet aan land gezet hadden. Maar niets weerhield hen. En zij gaan, Plechelmus, Wiro en Otger. Reizen bij dag en nacht, kampeeren in tenten, of slapen gewikkeld in hun mantels in onherbergzame streken, moeten voor eigen voeding zorgen (wild en visch) waken beurtelings bij de nachtvuren, maar de Heer is met hen, ’s morgens, na aan het draagaltaar de H. Mis te hebben gelezen, wordt de ezel – hun trouw lastdier – opnieuw beladen en geestelijk gesterkt maar lichamelijk stram, vooral bij den aanvang van den moeilijken tocht ging het verder. Vaak moeten zij zich een weg trappen door het kreupelhout of de wir-war van manhooge varens of door elkaar gegroeide braamstruiken brekend, voort, altijd voort zóó dwingt Christus’ liefde.
      Tactisch zijn zij te werk gegaan. Zij kerstenden vele heidensche gewoonten en gebruiken. (Denk aan Paschen: eieren en Paaschvuren). Meesterlijk is Plechelmus’ zet geweest, toen hij de „Druïden” in zijn Missiearbeid kon inschakelen. (De druïde was weliswaar geen priester bij deze stammen, maar een raadgever, die de zeden zuiver en de rechten hoog hield.)
      Hij, Plechelmus een vrije Ier, begreep zoo bij uitstek de groote vrijheidszin van dit volk, wat hij tot God wilde brengen.
      Zoo heeft hij gewerkt, na Wiro’s verscheiden, alleen nacht en dag, tot de avond van zijn leven, dat hij door Pepijn’s goede zorgen, die hem vooral bij het einde van eigen leven zoo dringend noodig had, vredig kon beëinden in plm. 732.
      Geschiedkundig valt aan te toonen, dat Plechelmus’ Missiearbeid zich niet alleen tot Twente heeft uitgestrekt. Het moge waar zijn, maar even waar is het ook, dat zijn groote geest sinds 945 in deze streken levendig is gebleven. Behalve in onze plaats, hebben de kerken van Saasveld (1665), de Lutte (1736), Deurningen (1760) en Rossum St. Plechelmus als patroon.
      In dat jaar (945) stichtte Baldericus 15e bisschop van Utrecht een collegiale Kerk te Oldenzaal en schonk haar een schoone Plechelmus-relikwie (het hoofd van deze heilige) wat vervat is in een kostbaar zilveren verguld borstbeeld uit de 15de eeuw.
      Tijdens de verdrukking der katholieken in deze streken werd het beeld zorgvuldig bewaard. In 1629 verhuisde het naar Lingen, toen naar Fürstenau in Hannover, in 1636 naar Münster en vandaar in 1665 naar Zwolle bij de familie Hoefslag, om tenslotte in 1795 geborgen te worden ten huize van den heer Koek te Oldenzaal en het mag wel als een wonder worden aangezien, dat het den Engelschen, toen zij genoemd huis plunderden, niet in handen viel. Andere schrijvers, o.m. Pater Schmidt O.C., vermelden als waarschijnlijke verblijfplaats de familie Blom, waar het in 1795 te voorschijn kwam, uit een kelder die behoorde aan de familie Essink, erven van de Bloms.
      Wij staan aan de vooravond van den 15den Juli den dag waarop St. Plechelmus, die ook als Patroon der stad wordt vereerd, herdacht wordt. Zijn wij goed ingelicht, dan zal deze herdenking dit jaar met meer dan buitengewonen luister geschieden.
      Laat uw hulde zich niet tot het uiterlijke blijven bepalen. Laat het niet zijn de hulde van dezen eenen dag, maar tracht Plechelmus na te volgen in zijn onbeperkt Godsvertrouwen, zijn diepe nederigheid, zijn open rechtschapenheid, zijn groote vrijheidszin, die zich kon uitleven en gebonden voelen aan hoogere plichten en eeuwige bedoelingen.

      Bronnen: Alb. Wolters, kapelaan St. Odiliënberg, Pater Paulus Maria Schmit O.Carm

dinsdag 9 april 2019

Liturgy of the Hours Saint Augustine Jesus Christ prays for us and in us and is the object of our prayers


Office of Readings  - Wednesday of the 5th week of Lent
Second Reading

From a commentary on the psalms by Saint Augustine, bishop

Jesus Christ prays for us and in us and is the object of our prayers

God could give no greater gift to men than to make his Word, through whom he created all things, their head and to join them to him as his members, so that the Word might be both Son of God and son of man, one God with the Father, and one man with all men. The result is that when we speak with God in prayer we do not separate the Son from him, and when the body of the Son prays it does not separate its head from itself: it is the one Saviour of his body, our Lord Jesus Christ, the Son of God, who prays for us and in us and is himself the object of our prayers.
  He prays for us as our priest, he prays in us as our head, he is the object of our prayers as our God.
  Let us then recognise both our voice in his, and his voice in ours. When something is said, especially in prophecy, about the Lord Jesus Christ that seems to belong to a condition of lowliness unworthy of God, we must not hesitate to ascribe this condition to one who did not hesitate to unite himself with us. Every creature is his servant, for it was through him that every creature came to be.
  We contemplate his glory and divinity when we listen to these words: In the beginning was the Word, and the Word was with God, and the Word was God. He was in the beginning with God. All things were made through him, and without him nothing was made. Here we gaze on the divinity of the Son of God, something supremely great and surpassing all the greatness of his creatures. Yet in other parts of Scripture we hear him as one sighing, praying, giving praise and thanks.
  We hesitate to attribute these words to him because our minds are slow to come down to his humble level when we have just been contemplating him in his divinity. It is as though we were doing him an injustice in acknowledging in a man the words of one with whom we spoke when we prayed to God. We are usually at a loss and try to change the meaning. Yet our minds find nothing in Scripture that does not go back to him, nothing that will allow us to stray from him.
  Our thoughts must then be awakened to keep their vigil of faith. We must realise that the one whom we were contemplating a short time before in his nature as God took to himself the nature of a servant; he was made in the likeness of men and found to be a man like others; he humbled himself by being obedient even to accepting death; as he hung on the cross he made the psalmist’s words his own: My God, my God, why have you forsaken me?
  We pray to him as God, he prays for us as a servant. In the first case he is the Creator, in the second a creature. Himself unchanged, he took to himself our created nature in order to change it, and made us one man with himself, head and body. We pray then to him, through him, in him, and we speak along with him and he along with us.

De dag breekt aan op de Kerkberg



Uitnodiging - Beknopt overzicht Plechtigheden Goede Week en Pasen Priorij Thabor

Witte Donderdag 18 april 2019:
19.30 u. Plechtige Eucharistieviering in de Basiliek
Na de plechtigheid tot 24.00u Aanbidding in Sacramentskapel klooster

Goede Vrijdag 19 april 2019:
12.00 u. Kruiswegoefening in Basiliek
15.00 u. Plechtige Namiddagdienst van het Lijden en Sterven van onze Heer in kapel klooster



Paaszaterdag 20 april 2019:
gehele dag gelegenheid tot gebed bij H. Graf
10.45u Voordracht "Pelgrims naar het Heilig Graf"
21.00 u. Plechtige Paaswake (klooster)

Eerste Paasdag 21 april 2019:
09.30 Plechtige Hoogmis in Basiliek

Paasmaandag 22 april 2018:
09.30 u. Hoogmis in Basiliek.
.