Missale Romanum 1970
Da
nobis, quæsumus, Domine Deus noster,
in
tua semper devotione gaudere,
quia
perpetua est et plena felicitas,
si
bonorum omnium iugiter serviamus auctori.
Altaarmissaal
Nederlandse Kerkprovincie 1979
Heer
onze God,
geef
dat wij onze vreugde vinden
in
een onverdeelde toewijding aan U.
Want
ons geluk zal volkomen duurzaam zijn,
als
wij zonder ophouden U dienen,
die
de oorsprong zijt van al het goede.
Werkvertaling
Geef
ons, bidden wij, Heer onze God,
dat
wij ons altijd verheugen in [onze] toewijding aan U,
want
[ons] geluk is duurzaam en volledig
als
wij de Schepper van alle goede dingen voortdurend dienen.
L i t u r g i s c h e a
n t e c e d e n t e n
De
oratie is afkomstig uit de Leonianum-codex, 486, Kapittelbibliotheek
Verona LXXXV (80), VI-VIIe eeuw, samengesteld uit libelli
missæ (boekjes met misformulieren) uit
diverse Romeinse periodes. Ed. Mohlberg- L.
Eizenhofer - P. Siffrin, Sacramentarium Veronense (= Rerum
Ecclesiasticarum Monumenta, Series Maior, Fontes, I) Rome, 1956.
In
het preconciliaire Missale Romanum van 1962 treft men deze collecte aan
bij de maand juli: Mense Iulii, orationes et preces diurnæ, XIII alia missa.
S
t r u c t u u r a n a l y s e e n s t ij l v o r m e n
1. Da nobis, quæsumus, Domine Deus noster,
2. [nos] in tua semper devotione gaudere,
3.
quia perpetua est et plena felicitas,
4.
si bonorum omnium iugiter serviamus auctori.
De
oratie wordt gevormd door een hoofdzin, onder te verdelen in de eigenlijke bede
beginnend met de imperativusvorm da (r. 1-2) en twee bijzinnen (r. 3 en
4). De hoofdzin wordt onderbroken door de “tussenzin”, het verbum quæsumus.
Ad
1-2
Opvallende
andere opbouw van de eerste regel van het collectegebed. Begint de oratie vaak
met een anaklese van God met daarin een opsomming van één of meerdere
hoedanigheden van God, zo zien we hier een opening met een imperativus.
Door de plaatsing van de imperativus aan de kop van de oratie krijgt het verbum
da sterke nadruk. De onderbreking in de vorm van de persoonsvorm quæsumus,
wij vragen, vormt de eigenlijke smeekbede, waarbij ieder die dit gebed
bidt zich aan kan sluiten bij de uitgedrukte persoon ‘wij’ (-mus). Dit
nederige, tussen komma’s geplaatste ‘quaesumus’ staat tegenover het grote
‘Dominus Deus noster’ waarin een alliteratie is verwerkt. Deze alliteratie
waarbij de hoofdletters D elkaar meteen opvolgen benadrukken op stilistische
wijze de grootheid van God tegenover de kleinheid van de smekeling.
Nobis
is de dativusvorm van het persoonlijk voornaamwoord nos en is gekoppeld aan da
(dativus commodi, van voordeel): geef ons. De hoofdzin bevat voorts een
a.c.i.- constructie (accusativus cum infinitivo): [nos] …gaudere waarbij
de accusativus nos wordt verzwegen maar af te leiden is van het nobis
dat zoals gezegd bij da hoort: Geef [ons] dat wij ons verheugen.
In
tua semper devotione: bijwoordelijke bepaling in de
ablativus, een naamval die regelmatig voorkomt bij het verbum gaudere: zich
verheugen in / zich verheugen over, hier extra aangegeven door het voorzetsel
‘in’ dat gepaard gaat met een ablativus.
Semper:
bijwoordelijke bepaling van tijd. De woordengroep tua…devotione, onderbroken
door het adverbium semper is een hyperbaton. De positie van semper
tussen tua en devotione in geeft dit bijwoord het karakter van een
bijvoeglijk naamwoord.
Ad
3
Redengevende
(causale) bijzin, ingeleid door het voegwoord quia: omdat, want.
Het prædicaat est staat in de indicativus omdat de bijzin een feit
vermeldt. Perpetua en plena, een alliteratie, zijn
adiectiva van hoedanigheid bij het substantivum felicitas; het ritme in
deze bijzin zet het sleutelwoord felicitas extra in reliëf.
Ad 4Conditionele (voorwaardelijke) bijzin afhankelijk van de causale bijzin van r. 3 en ingeleid door het voegwoord: si,- als, indien, tenzij. Het door God in het vooruitzicht gesteld geluk is slechts volkomen en eeuwig als wij de Schepper en Bewerker van al het goede voortdurend dienen. Het verbum serviamus staat in de coniunctivus omdat het een voorwaarde aangeeft, ingeleid door si, die kan worden vervuld (potentialis). De woordengroep bonorum omnium is een genitivus explicativus bij de dativusvorm auctori die na het werkwoord servire als naamval wordt gebruikt om het object uit te drukken. Door de bijzondere opbouw van deze regel krijgt zowel de woordgroep bonorum omnium aan het begin als de dativus auctori aan het einde, nadruk. Het bijwoord iugiter en het werkwoord serviamus staan als hecht duo in het midden. Het ‘voortdurend dienen’ staat hierdoor ook symbolisch centraal.
V o c a b u l a r i u m
Da nobis - Da: imperativus enkelvoud van
het werkwoord dare; da, date synoniem met dona, donate.
Het verbum dare heeft de dativus bij zich (naamval naar dit woord genoemd!):
dare alicui aliquod - (aan) iemand iets geven. Hoe wij de imperatieven
tegenover God opvatten, hebben we eerder gezien.
quæsumus - wij bidden, vragen. Quæsumus behoort
als vorm tot de groep van de verba defectiva : onvolledige (“defecte”)
werkwoorden: werkwoorden waarvan slechts enkele alleenstaande vormen voorkomen,
nl. quaeso en quaesumus - ik bid, wij bidden. In het overzicht van de Orationes
dominicales et cotidianæ (Liturgia Horarum IV, p. [31]-36) ziet u dat de
meervoudsvorm dikwijls voorkomt, echter nooit (tenzij bij uitzondering) aan het
begin van een zin, maar altijd na een ander woord (een zelfstandig naamwoord of
een werkwoordsvorm), b.v. Vota, quaesumus.. (Dom. Hebd. I) en Praesta,
quaesumus.. (Dom. Hebd. VII). De liturgie van de Kerk hanteert in
haar gebeden bij voorkeur de meervouds-variant
Domine Deus noster:
drievoudige aanspreekvorm van God in de vocativus.
Gaudere, gavisus sum (dep.): 1. zich
verheugen, zich verblijden 2. juichen 3. beminnen, houden van.
In
tua devotione - de ablativus tua hoort bij de ablativus devotione.
De afleidingen devotus,-a,-um en devotio,-onis van het werkwoord devovere
kwamen reeds ter sprake bij de 29e zondag door het jaar. Nogmaals
het Lewis & Short Woordenboek raadplegend zien we dat devotio in
klassieke zin kan betekenen: trouw, gehechtheid, godvruchtigheid; vroomheid,
devotie, ijver. Devotio betekent echter ook: verwensing, vervloeking,
toverformule, toverspreuk. Het is niet moeilijk om in de context van het gebed
van vandaag te beslissen in welke richting te gaan! Een nog uitgebreidere
bespreking van devotio kwam aan bod bij de oratie van de 4e zondag van
de Vasten. Samengevat: devotio kan worden gezien als "een
toewijding aan plicht". Onze "devotie" moet de ziel voor alles
leiden naar het onderhouden van Gods geboden en de plichten van staat. Als wij
werkelijk aan God toegewijd zijn en aan het vervullen van onze plichten van staat,
zoals onze levensstaat is in het hier en nu, dan zal God ons elke
daadwerkelijke genade geven, die nodig is om onze roeping te vervullen. Wij
zijn in feite bezig onze eigen rol te vervullen in Zijn grote plan en daarom
zal Hij ons zeker helpen.
Perpetuus, -a,-um, onafgebroken,
bestendig, eeuwig. Het Handboek voor Kerklatijn vermeldt in het register
samenhangende woorden van dit in het christelijk en liturgisch Latijn
veelvuldig gehanteerd begrip.
Plenus, a, um, ‑ 1. vol, gevuld, rijkelijk voorzien; ‑
2. verzadigd, bevredigd; ‑ 3. volledig, voltallig;
Plenarius, a, um, volledig, vol; en
voor de novembermaand: indulgentia plenaria, een volle aflaat
Plenitudo, inis, f., ‑ 1 volheid,
overvloed; ‑ 2. rijke gave. Bijna als vanzelf denken we aan de mooie bijbelse
uitdrukkingen: Plenitudo ergo legis est dilectio – De liefde is echter de
volheid van de Wet (Rom 13,10); Ubi venit plenitudo
temporis misit Deus Filium suum – Toen de volheid van de tijd gekomen was zond
God zijn Zoon (Gal 4,4) en De plenitudine eius nos omnes eccepimus – Uit
zijn volheid hebben wij allen ontvangen (Joh 1,6).
felicitas, atis, f., ‑ 1. geluk; ‑ 2.
voorspoed; ‑ 3. zaligheid. Felix, felicis ‑ 1. gelukkig; ‑ 2.
voorspoedig; ‑ 3. zalig. Felix culpa – gelukkige schuld (Exsultetzang in de
Paasnacht) - felicio (feliciare) ipv felicito gelukwensen (Ned.:
feliciteren) (A. Blaise: Lexicon Latinitatis Medii Aevi, Brepols, T'hout, 1980)
Serviamus van
servio is inmiddels een oude bekende, dus we kunnen dit werkwoord dat
gewoonlijk de datief bij zich heeft terzijde schuiven.
Auctor,-oris (m): een frequent voorkomende
aanduiding van God in zijn kwaliteit van Schepper met alle nuances. Het
substantief betekent: de onmiddellijke of middellijke "bevorderaar" of "begunstiger" van een zaak. Vandaar: 1.
ontwerper, aanlegger, grondvester, voortbrenger, bouwer, stichter, schepper,
uitvinder 2. degene op wiens raad of aandrang iets geschiedt: raadgever,
aandrijver, begunstiger, opwekker, leidsman, voorganger (degene die een voor-beeld
geeft) enz.
I
n h o u d
Opvallend
dikwijls wordt in de oraties van het Romeins Missaal en in de teksten van het
Gregoriaans repertorium om vreugde gebeden. Is het misschien omdat wij
christenen ons te weinig realiseren hoeveel redenen tot vreugde we hebben?
Misschien is het moeilijk om zich te verheugen...Of gaat het om de vreugde aan
de liefdevolle overgave aan God? Dat is zeker zo. Maar het is niet alleen de
vreugde aan vroomheid, aan de schoonheid van de H.Mis, aan de glans van een
feestelijke kerkelijke plechtigheid.
Maar
om welke vreugde gaat het in feite? De causale bijzin drukt het uit. Want zij
duidt het als duurzaam en volmaakt geluk “als wij de Schepper van al het goede
voortdurend dienen”. Alle goederen van de wereld komen van boven, “van de Vader
der lichten” (Jac 1,17). Bij alle bedrijvigheid en het omgaan met de
goederen van de wereld weet men dat dit alles één enkele Schepper heeft, dat
alles gave van Hem is. Dit besef van de schenkende God maakt het geluk uit.
Alles wat de mens in de wereld van geestelijke en materiële goederen scheppend
en genietend doet, is dienen van deze Schepper en Bewerker van heel deze
rijkdom. Vanzelfsprekend is hierbij ook de religieuze dienst (gods-dienst) van
aanbidding en verering van God inbegrepen: de schoonheid van het godshuis met
zijn kunstzinnig interieur, de kostbare paramenten. De muziek en haar
instrumenten, met aan de spits het koninklijke orgel, maar voor alles de
menselijke stem in gebed en zang. Dat is het dienen van de Schepper van al het
goede en van het bestendig geluk. "want [ons] geluk is duurzaam en
volledig als wij de Schepper van alle goede dingen voortdurend dienen"
Bidden
we dat God ons laat begrijpen dat wij werkelijk vrij worden als we ons aan zijn
Wil onderwerpen en dat we bestendige en volkomen vreugde vinden wanneer we aan
onze roeping en levensstaat blijmoedig trouw blijven.
De belijdenis van onze dienstbaarheid (professio
servitutis) moge God verheerlijken (1) en moge Hij ons de kennis van het
heil schenken om Hem alle dagen trouw te dienen (2) volgens de opwekking van
Psalm 99 (100),2a: "servite Domino in
lætitia" (3).
C o m m e n t a a r
De
Collecte van vandaag heeft een bijzin die begint met “si”
"als". Dit leidt een voorwaardelijke verklaring in: wij zullen Y
krijgen als wij X doen. Overweeg dit in het licht van de geestelijke houding
van veel mensen tegenwoordig, die denken dat de beloning van de hemel ons
automatisch toevalt zonder dat wij iets meer doen dan een goed gevoel
hebben over onszelf, of die "eens voor altijd" Jezus belijden
als "persoonlijke Heer" zoals in sommige niet‑katholieke
groeperingen.
Let
op de woorden perpetua en felicitas in het collectegebed van deze
zondag. Onmiddellijk zal men de namen herkennen van twee zeer oude
martelaressen, de HH. Felicitas en Perpetua opgenomen in de Romeinse Canon (1e
Eucharistische Gebed). Het is moeilijk denkbaar dat deze twee namen puur
toevallig in deze collecta staan. Het gebed van vandaag staat immers in het
Liber Sacramentorum Gellonensis bij de gebeden voor martelaren. Terzijde:
het klooster van de Benedictijner abdij vanwaar het Sacramentarium afkomstig
is, Sint‑Guilielmus in de Gellone‑vallei in Frankrijk, werd opgeheven tijdens
de terreur van de Franse Revolutie maar herbouwd in "The Cloisters"
in New York, stad.
Wie
zijn de heiligen Felicitas en Perpetua?
Na
een tijdelijke pauze tijdens de christenvervolging, besloot keizer Decius rond
het jaar 250 dat de christenen de vijanden waren van het Romeinse Rijk. In die
tijd heerste in het keizerrijk bij de aristocratie wijd verspreid corruptie en
decadentie, de Perzen bedreigden de oostelijke grenzen en de Germaanse barbaren
drongen op in het noorden. De economie was een ramp. Vanuit heidens standpunt
bekeken moest er een oorzaak zij voor de verstoring van de normale
maatschappelijke orde en voor de staatsbetrekkingen met de goden, de pax
deorum. Een nieuwe godsdienst had greep gekregen op talloze mensen.
Decius vaardigde een decreet uit dat op straffe des doods iedereen aan de
Romeinse goden moest offeren en een verklaring bezitten dat zij dit
daadwerkelijk hadden gedaan. De bedoeling was de leiders van de last
veroorzakende christelijke sekte te doden. Het resultaat echter was een
versterking van de Kerk door het bloed van de martelaren (martelaren, afgeleid
begrip van het Griekse woord voor "getuige"). Er ontwikkelde zich een
nieuwe martelarenverering en velen werden daardoor tot het christendom
getrokken.
Heel
de derde eeuw werd getekend door christenvervolgingen, hoewel deze sporadisch
en vaak plaatselijk waren. Wij weten echter dat zij telkens opkwamen wanneer
sociale toestanden voldoende ontaardden om een zondebok aan te wijzen. Er zijn
documenten uit die tijd die van christenvervolging getuigen, alsook een dagboek
uit de gevangenis van een jonge vrouw, Perpetua genaamd, omstreeks 202 in
Cartago, Noord-Afrika gemarteld. Zij was nog catechumene, die zichzelf echter
definieërde als christin. Zij droeg haar nog zogend kind over en stond erop als
christin in de arena terecht te komen bij een feest van de stad Rome. Nadat
velen hadden getracht haar daarvan af te brengen kreeg ze haar zin. Met een
groot heroïsme stond zij tegenover de beesten en gladiatoren. Na vele
martelingen werd een jonge gladiator gestuurd om haar de genadeslag toe te
brengen maar deze kon dit niet van zich verkrijgen. Tenslotte greep Perpetua
zijn hand en richtte zijn zwaard op haar eigen keel. De heldhaftigheid van Perpetua
inspireerde velen die eveneens een krachtig getuigenis van hun geloof begonnen
te geven en daarna gevangen werden gezet. Dit was ook het lot van een zwanger
slavinnetje, Felicitas genaamd. Felicitas kreeg haar baby net voordat de
gevangen christenen op hun beurt allemaal de arena in werden gestuurd. De acta
(gerechtelijk verslagen en afschriften) en oude dagboeken maken gewag van een
wonderlijk soort liefde die deze christelijke martelaren in de gevangenis voor
elkaar hadden. Er is ook een zeer indrukwekkende scène wanneer Perpetua en
Felicitas elkaars kleding fatsoeneerden om hun zedigheid te bewaren, zelfs
terwijl zij werden gemarteld. Met de vredekus wensten zij elkaar vaarwel.
Bewerkte vertaling van WDTPRS, J.
Zuhlsdorf en andere auteurs. Met vriendelijke dank voor de toestemming.