maandag 15 november 2021

15 november De H. Albertus Magnus, bisschop en kerkleraar


Albertus werd rond het jaar 1206 te Lauingen aan de Donau (Beieren) geboren. Na zijn studies te Padua en Parijs trad hij in de dominicanenorde. Achtereenvolgens was hij op verschillende plaatsen met succes als docent werkzaam. Als bisschop van Regensburg was hij er voortdurend op bedacht de vrede tussen verschillende steden en volken te herstellen en te versterken. Hij stierf te Keulen in 1280. Hij liet vele belangrijke werken na, die betrekking hebben op de theologie en op de natuurwetenschappen.

Uit het commentaar van de heilige bisschop Albertus de Grote († 1280) op het evangelie van Lucas

Herder en leraar voor de opbouw van het lichaam van Christus.

‘Doet dit tot een gedachtenis aan Mij’ (Lc. 22, 19). Hierin vallen twee dingen op. Ten eerste is het de opdracht om dit sacrament te vieren, hetgeen blijkt uit de woorden ‘Doet dit’. Vervolgens staat er dat dit sacrament een gedachtenis moet zijn aan de Heer die voor ons gestorven is.
Jezus zegt dus: ‘Doet dit’. Een nuttiger gebod immers kon Hij ons niet opleggen. Geen enkel ander is aangenamer, heilzamer, lieflijker en meer in overeenstemming met het eeuwig leven. We zullen dit nu stap voor stap aantonen.
Dit gebod is nuttig voor de vergiffenis van de zonden en zeer nuttig in ons leven voor de volheid van de genade. De Vader van de hemelse geesten ‘voedt ons op voor ons welzijn, om ons deel te geven aan zijn eigen, eeuwige heiligheid’ (Heb. 12, 10). Welnu, de heiligheid van de Vader ligt in het offer van de Zoon, dat wil zeggen: als Christus zich in het sacrament opdraagt, biedt Hij zich aan de Vader aan ten bate van ons en aan ons biedt Hij zich als voedsel aan. ‘Omwille van hen wijd Ik Mij aan U’ (Joh. 17, 19). ‘Door de eeuwige Geest heeft Christus zichzelf aan God geofferd als een smetteloos offer, dat ons inwendig zuivert van dode werken om de levende God te eren’ (Heb. 9, 14).
We kunnen niets aangenamers doen. Want wat is er aangenamer dan datgene waarin God ons zijn oneindige goedheid toont? ‘Uw volk hebt gij met engelenspijs gevoed en hun vanuit de hemel zonder ophouden een toebereid brood gegeven, dat iedere smaak in zich had en aangenaam was voor ieder die het proefde. Uw gave immers maakt op zichzelf uw goedheid jegens uw kinderen zichtbaar, maar zij voegde zich bovendien naar het verlangen van de gebruiker en veranderde in wat ieder wenste’ (Wijsh. 16, 20-21).
De Heer had ook niets heilzamers kunnen opdragen. Want dit sacrament is de vrucht van de boom des levens. Wie er met de overgave van een oprecht geloof van eet, zal de dood niet voor eeuwig smaken. Een boom des levens is dit sacrament voor wie het verwerven, en wie trouw eraan blijven, zijn gelukkig (vgl. Spr. 3, 18). ‘Zo zal hij die Mij eet, leven door Mij’ (Joh. 6, 57).
De Heer kan ook niets lieflijkers opdragen. Immers, dit sacrament bewerkt liefde en eenheid. Het is immers het teken van de grootste liefde, wanneer men zichzelf als voedsel geeft. Wie geeft er ons zijn vlees, zodat we verzadigd worden? (vgl. Job 31, 31 - Vulg.). Het is alsof Christus zegt: zozeer heb Ik hen liefgehad en zij Mij, dat Ik verlang om door hen gegeten te worden en door hen opgenomen te worden, zodat ze als mijn ledematen in Mij worden ingelijfd. Inniger en natuurlijker kunnen zij met Mij en Ik met hen niet verenigd zijn.
De Heer had niets kunnen opdragen dat meer in overeenstemming met het eeuwig leven is. Want het bereiken van het eeuwig leven vloeit voort uit het feit dat God zichzelf als smakelijk voedsel schenkt aan hen die een leven leiden dat overeenstemt met de gelukzaligheid.