Zingt
het uit voor God in gejubel.
‘Huldigt de Heer met uw citerspel en speelt voor Hem
op de harp. Zingt voor de Heer een nieuw gezang’ (Ps. 33 (32), 2-3).
Legt de oude mens af: gij kent toch het nieuwe lied?
Er is sprake van de nieuwe mens, het Nieuwe Testament, het nieuwe lied. Het
nieuwe lied behoort niet aan de oude mens; dat leren alleen maar ‘nieuwe
mensen’ die de ‘oude mens’ hebben afgelegd, en vernieuwd door de genade van het
doopsel nu reeds behoren tot het Nieuwe Testament, met andere woorden: het rijk
der hemelen. Daarheen smacht al onze liefde en zij zingt een nieuw lied. Zij
moet een nieuw lied zingen, niet met de stem, maar met het leven.
Zingt voor Hem een nieuw lied; zingt goed voor Hem.
Iedereen vraagt zich af hoe hij voor God moet zingen. Zingt voor Hem, maar
zonder wanklank. God kan het niet verdragen dat zijn oren onaangenaam worden
getroffen. Zingt dus goed. Als men u ten overstaan van een bekwaam musicus
voorstelt: doet hem nu eens een genoegen met uw zang, dan aarzelt gij, zonder
enige muzikale scholing, te zingen, uit vrees te mishagen aan de kunstenaar.
Want de kunstenaar verwijt u wat de ongeschoolde niet opmerkt in u. Wie zou
voor God goed kunnen zingen, voor Hem die zo kan oordelen over de zanger, voor
Hem die alles zo nauwkeurig onderzoekt, voor Hem die zo waarneemt? Wanneer kunt
gij een zangstuk van zo’n verfijnde smaak aanbieden dat gij dat uiterst
volmaakte oor in niets zoudt mishagen?
Ziet nu eens hoe de Heer u bijvoorbeeld de wijze van
zingen aangeeft; zoekt niet naar woorden, alsof gij duidelijk kunt maken hoe
gij God zoudt behagen. Heft een jubelzang aan. Dat is pas goed zingen voor God:
een jubelzang aanheffen. Wat is dat: een jubelzang aanheffen? Inzien dat het
onmogelijk is de zang van het hart onder woorden te brengen. Want zij die
zingen bij een graan- of wijnoogst, of ook bij inspannend werk, laten, na eerst
in gezangen hun feestvreugde te hebben uitgedrukt, vervuld van zoveel vreugde
dat zij niet in staat zijn die onder woorden te brengen, de lettergrepen van de
woorden terzijde en gaan op in een jubelzang.
De jubelzang is een bepaalde zang die uitdrukt dat het
hart iets voortbrengt dat het niet onder woorden kan brengen. Bij wie past nu
deze jubelzang beter dan bij de onuitsprekelijke God? Onuitsprekelijk immers is
Hij, die men niet onder woorden kan brengen; en als gij Hem niet onder woorden
kunt brengen en toch niet mag zwijgen, wat rest u anders dan dat gij jubelt,
dan dat het hart juicht van woordeloze vreugde en dat de onmetelijke vreugde
zich niet houdt aan de begrenzing van de lettergrepen? ‘Zingt het dus voor Hem
uit in gejubel’.
Uit het
commentaar van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430), op psalm 33
(32)