donderdag 18 november 2021

18 november - Kerkwijding van de basilieken van de apostelen Petrus en Paulus

Deze kerken werden achtereenvolgens door paus Silvester en paus Siricius in de 4e eeuw ingewijd. Reeds in de 12e eeuw werd de verjaardag van dit feit ter plaatse, in de Vaticaanse basiliek en in de basiliek van de heilige Paulus aan de weg naar Ostia, herdacht. In jongere tijden werd deze viering over alle kerken van de Romeinse ritus uitgebreid. Evenals op de verjaardag van de wijding van de basiliek van Maria de Meerdere het moederschap van de heilige maagd Maria wordt herdacht, zo worden op deze dag de twee voornaamste apostelen geëerd.

Uit een preek van de heilige paus Leo de Grote († 461)

Petrus en Paulus, zonen van de goddelijke zaaier.

‘Kostbaar is in het oog van de Heer het sterven van zijn getrouwen’ (Ps. 116B (115), 15). De godsdienst die op het mysterie van het kruis van Christus gegrondvest is, kan door geen enkele vorm van wreedheid vernietigd worden. De kerk wordt door de vervolgingen niet kleiner maar juist groter. En de akker van de Heer tooit zich steeds weer met rijker gewas, wanneer de graankorrels die één voor één in de aarde vallen, tot een veelvoud van korenaren uitgroeien.
Hoe talrijk het nageslacht was dat deze beide roemrijke zonen van de goddelijke zaaier hebben gehad, bewijzen de duizenden heilige martelaren die de apostelen in hun zegevierende dood hebben nagevolgd. Zij hebben onze stad omgeven met een gepurperde en wijd en zijd stralende menigte, die als het ware één grote diadeem van vele edelstenen vormt, waarmee deze twee apostelen Rome hebben gekroond.

Geliefden, over deze bescherming die ons door God is geschonken als voorbeeld van volharding en als versterking van het geloof, dienen wij ons steeds te verheugen, telkens als wij deze heiligen vieren. Maar met recht moeten wij met nog meer vreugde de alles overtreffende grootheid van deze beide vaders vieren. Gods genade heeft hen immers onder alle ledematen van de kerk zo hoog verheven dat zij, als twee lichten, in het lichaam waarvan Christus het hoofd is, de plaats hebben gekregen van de ogen.

Inzake hun verdiensten en deugden die onuitsprekelijk groot zijn, mogen wij hen niet tegenover elkaar stellen of van elkaar scheiden. Want in hun uitverkiezing waren zij gelijk, in hun arbeid waren zij één en in hun levenseinde waren zij beiden even groot.
Op grond van onze eigen ervaring en van het getuigenis van onze voorgangers geloven en vertrouwen wij erop in alle moeilijkheden van dit leven steeds door de voorspraak van deze bijzondere patroonheiligen te worden geholpen. Zo mogen wij, gebukt als wij gaan onder eigen zonden, opgebeurd worden door de verdiensten van deze apostelen.