Uit de brief van de heilige paus Clemens I († 101) aan
de Korintiërs
Wondervol zijn de gaven van God.
Geliefden, hoe zalig en wondervol zijn de gaven van
God: leven in onsterfelijkheid, glans in gerechtigheid, waarheid in
vrijmoedigheid, geloof in vertrouwen, zelfbeheersing in heiligheid; dat alles
valt onder de draagwijdte van ons verstand. Wat is het dan dat bereid is ‘voor
hen die op Hem hopen?’ (Jes. 64, 3). De Schepper en Vader der eeuwen, de
Heilige zelf kent hun hoeveelheid en schoonheid. Laten wij er dan met
inspanning naar streven om tot het getal te behoren van hen die op Hem hopen,
opdat wij deelachtig worden aan de beloofde gaven.
Maar hoe moet dat gebeuren, geliefden? Als onze geest
in geloof gericht is op God, als wij nastreven wat Hem aangenaam en welgevallig
is, als wij volbrengen wat overeenkomt met zijn heilige wil en de weg van de
waarheid volgen, ver van ons afwerpend alle onrechtvaardigheid en boosheid,
hebzucht, twist, slechte gezindheid en bedrog.
Zie, dit is de weg, geliefden, waarop wij ons heil
vinden, Jezus Christus, de Hogepriester van onze offergaven, de beschermer en
helper van onze zwakheid. Door Hem zien wij op naar de hoogten der hemelen,
door Hem aanschouwen wij als in een spiegel het zuivere en verheven gelaat van
de Vader, door Hem zijn de ogen van ons hart geopend, door Hem bloeit onze
onverstandige en verduisterde geest weer op naar het licht, door Hem wilde de
Heer ons de onsterfelijke kennis doen smaken, Hij die ‘de afstraling is van
Gods heerlijkheid, ver verheven boven de engelen, zoals Hij hen ook overtreft
in de naam die Hem is verleend’ (Heb. 1, 3.4).
Strijden we dan, geliefden, met alle kracht volgens
zijn onberispelijke voorschriften. De meerderen kunnen niet bestaan zonder de
minderen en de minderen niet zonder de meerderen; in alles is er een soort
vermenging en daarin ligt het voordeel. Nemen we bijvoorbeeld ons lichaam: het
hoofd is niets zonder de voeten en zo ook de voeten niets zonder het hoofd,
maar de geringste delen van ons lichaam zijn noodzakelijk en nuttig voor het
gehele lichaam, ja, alles werkt samen en tesamen is alles gerangschikt tot
behoud van het gehele lichaam. Laat dan heel ons lichaam behouden blijven in
Christus Jezus en laat een ieder zijn naaste onderdanig zijn overeenkomstig de
hem verleende genadegave. Laat de sterke de zwakke verzorgen, maar de zwakke
dient de sterke te eerbiedigen. Laat de rijke de arme ondersteunen, maar de
arme dient God te danken dat Hij hem iemand gaf, door wie zijn armoede kon
worden aangevuld. Laat de wijze zijn wijsheid tonen, niet in woorden maar in
goede werken; de nederige moet van zichzelf geen goed getuigenis geven, maar
toelaten dat een ander dat van hem geeft. Daar wij dit alles nu van God hebben,
moeten wij Hem voor alles dankzeggen. Aan Hem de eer in de eeuwen der eeuwen.
Amen.
(Cap. 35, 1-5; 36, 1-2; 37, 1. 4-5; 38, 1-2. 4: Funk
1, 105-109)