Hoogfeest Christus Koning
Christus ontvangt brood en wijn voor de H. Eucharistie
Laat uw Zoon aan alle
volkeren ook eenheid en vrede schenken.
I n l e i d i n g
In de postconciliaire, Novus Ordo-kalender,
wordt het hoogfeest van Christus, Koning van het heelal, op de laatste zondag
van het liturgisch jaar gevierd, juist voordat de Advent begint. In de
traditionele Romeinse kalender viel dit hoogfeest op de laatste zondag van
oktober.
Het feest werd ingesteld door paus Pius XI
in 1925, zoals Pius Parsch zegt in ‘Het Jaar des Heren’ om “in de geest en het hart van de gelovigen
het oude beeld van Christus als goddelijke Koning te vernieuwen, die aan de
rechterhand van de Vader troont en die
op het einde der tijden zal wederkomen
in macht en majesteit” (dl. III). Het feest viel in oktober, een maand van vieringen bij de communisten,
die radicaal atheïstisch materialisme propageerden en oplegden.
De verschillende edities van het Missale
Romanum plaatsen diverse accenten bij dit feest, ofschoon de teksten van beide
uitzien naar het einde der tijden en de definitieve komst van het Rijk van
Christus.
Jezus Christus zal ons allen oordelen en
alles aan de Vader onderwerpen (cf 1 Kor 15, 28). Na dit oordeel over “de levenden en de doden”
(Credo) zal Hij in majesteitelijke heerlijkheid heersen met hen die zijn genade
aanvaardden en daarmee een eeuwig loon
verdienden.
Gegeven is dat wij in de H. Eucharistie de
Vader het Offer van verzoening aanbieden, dat natuurlijk Christus zelf is.”Hæc
Hostia nostræ reconciliationis proficiat, quæsumus, Domine, ad totius mundi
pacem et salute” – Mogen de vrede en het heil van alle mensen toenemen door dit
Offer van uw Zoon, dat ons in handen is gegeven opdat wij met U worden
verzoend, bidt de Kerk in het Eucharistisch Gebed II. Inderdaad, wanneer
Christus als Koning van heel de wereld wordt gevierd, zijn alle volkeren
bestemd in dit Koningschap te delen en ligt het voor de hand Hem voor hen om eenheid
en vrede te bidden. Want God wilde met heel zijn volheid in Hem wonen, om door
Hem alles te verzoenen en alles op aarde en in de hemel naar Christus te
voeren, die vrede heeft gesticht door
het Bloed van zijn Kruis (cf Kol 1,
19.20).
Bij het feest van Christus Koning gaat het
om het koningschap waarvan Jezus voor Pilatus getuigenis aflegde: “Mijn
koningschap is niet van deze wereld” (Jo 18, 36). Wanneer het Gebed over de
gaven om eenheid en vrede bidt, bedoelt het ‘het rijk niet van deze wereld’, maar
het rijk Gods dat in deze wereld door de Kerk wordt vertegenwoordigd. Daar wijst ook de Brief aan de Kolossenzen
op: “Hij is het Hoofd van het Lichaam dat de Kerk is” (Kol 1,18).
In het gebed gaat het dus allereerst om de
eenheid en de vrede van de Kerk.
Maar ook al is het Rijk van Christus niet
‘van deze wereld’, het is toch ook ‘in
deze wereld’, omvat met zijn aanspraak
de mensen van deze wereld en wenst voor hen eenheid en vrede.
Wanneer de oratie
vandaar ook direct om eenheid en vrede voor het Rijk Gods bidt, dat niet van
deze wereld is, geldt het gebed toch ook de vrede binnen en tussen de
machtsgebieden in deze wereld.
T e k s t
Missale
Romanum – 1970
Hostiam tibi, Domine, humanæ
reconciliationis offerentes,
suppliciter deprecamur,
ut ipse Filius tuus cunctis gentibus
unitatis et pacis dona concedat.
Qui vivit et regnat in sæcula sæculorum.
Ter vergelijking:
Missale
Romanum – 1925
Hostiam tibi, Domine, humanæ
reconciliationis offerimus,
præsta, quæsumus;
ut quem sacrificiis præsentibus immolamus,
Ipse cunctis gentibus unitatis et pacis
dona concedat,
Iesus Christus, Filius tuus, Dominus
noster:
qui tecum vivit et regnat in sæcula
sæculorum.
Altaarmissaal
Nederlandse Kerkprovincie – 1979
Heer, wij bieden U het offer aan dat de
mensen met U verzoent.
Wij bidden U:
Die leeft en heerst in de eeuwen der
eeuwen.
Werkvertaling
Terwijl wij U, Heer, het offer van
menselijke verzoening aanbieden,
bidden wij U smekend, of:
Wij, die U, Heer, het offer van menselijke
verzoening aanbieden,
Bidden U smekend,
dat uw Zoon zelf aan alle volkeren de gaven
van eenheid en vrede moge verlenen.
Hij die/Die leeft en heerst in de eeuwen
der eeuwen.
L i t u r g i s c
h e a n t e c e d e n t e n
Het eerste
gedeelte van de oratie, de openingszin, is gelijk aan de versie MR 1962. Het
Latijn bevat enkele kleine varianten, maar het gebed is inhoudelijk gelijk. Het
tweede deel echter toont de theologische verandering bewerkt door de ’knippende
en plakkende’ experts van Fr. Bugnini’s Consilium. In de oudere versie vinden we een expliciet
appel om te offeren (sacrificare)
verwoord door het sterke werkwoord immolare (oude Romeins cultisch begrip dat
eerst en vooral betekent “het met offermeel van vermalen graankorrels
bestrooien van het offerdier” en het aldus ten offer brengen). Deze specifieke
en krachtige offertaal is in de nieuwe versie weggelaten en toelichting is niet
bekend.. Hoe we bidden heeft een wederkerige relatie met hetgeen we geloven –
lex orandi lex credendi – verander het gebed en je verandert het geloof. Daarop
aangesproken plegen redacteuren van gebeden dat in eerste instantie krachtig te
ontkennen waarna het vervolgens in andere gremia terugkeert als beoogde
wijziging van het depositum fidei. Zouden we mogen kiezen, dan gaat onze
voorkeur uit naar de versie bij de instelling van het feest in 1925.
Het Gebed over de
offergaven – samengesteld voor de oudere, traditionele Mis alsook voor de Novus
Ordo – is van relatief moderne oorsprong, beide zijn geschreven in de 20e eeuw.
S t r u c t u u r
a n a l y s e e n s t i j l f i g u r e n
1.Hostiam tibi, Domine, humanæ
reconciliationis offerentes,
suppliciter deprecamur,
2. ut ipse Filius tuus cunctis gentibus
unitatis et pacis dona concedat.
Qui vivit et
regnat in sæcula sæculorum.
De oratie is opgebouwd uit één enkele zin,
samengesteld uit de hoofdzin (regel 1) waarin de twee kernaspecten van de
oratio super munera zijn verwoord: het aanbieden van de offergave aan de Vader
terwijl Hem smekend wordt gevraagd - in de bijzin beginnend met ut en coniunctief van karakter - dat zijn Zoon de
gaven van eenheid en vrede moge schenken aan alle volkeren. Impliciet verwijst
de oratie van deze zondag opnieuw naar het sacrum commercium, de heilige
uitwisseling, waarbij de gelovigen God gaven van Hem, uit het Zijne ontvangen, Hem aanbieden en daar tegenover
van de Zoon genadegaven hopen te verwachten die de wereld niet geven kan.
De oratie sluit
met de formule van lof en belijdenis “Qui vivit en regnat in sæcula sæculorum /
Gij, die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen” en grijpt terug op de
goddelijke Persoon die in de voorafgaande tekst als laatste is genoemd, in dit
geval Jezus Christus, de Zoon van God. Normaliter – op enkele uitzonderingen
na, zoals in de oratie van deze zondag - eindigen alle orationes super munera
met de aanroeping Per Christus Dominus nostrum, door (bemiddeling van)
Christus, onze Heer. Zoals in alle gebeden van de Kerk en in haar liturgische
handelingen ontvangt de aanbieding van de gaven haar geestelijk effect en
voltooiing door de intercessie van Jezus Christus. In deze zin zijn alle
orationes super munera christologisch, dat betekent dat alle oraties Christus
noemen als Degene door Wie de Kerk haar gaven en aanbidding aanbiedt en haar
gebeden richt tot God. De oratio post communionem heeft met de oratio super
munera de conclusion gemeen, een abbreviatuur van de grote conclusio van het
collectegebed Per Dominum nostrum Iesum
Christus Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti,
Deus, per omnia sæcula sæculorum, door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die
met U leeft en heerst, in de eenheid van de heilige Geest, in de eeuwen der eeuwen
, een doxologie waarin de drie Goddelijke Personen worden genoemd.
Ad 1
Deprecamur, wij smeken- prædicaat in de 1e
pers. meervoud præsens van het deponens deprecari.
Suppliciter, op smekende wijze, smekend –
bijwoordelijke bepaling die een gesteltenis uitdrukt.
Domine, [o] Heer, anaklese in de
vocativusvorm van Dominus.
Tibi, aan U – bijwoordelijke bepaling in de
dativusvorm (dativus commodi, van voordeel) Offerentes, offerend, - participium
præsentis activi, meervoud, dat een aanvulling is bij het onderwerp ‘wij’ dat
besloten ligt in het verbum deprecamur en derhalve ook met een relatieve bijzin
beginnend met qui / die, vertaald kan worden. Het ppa is hier attributief
gebruikt.
Hostiam […] humanæ reconciliationis, de
offergave/het offer van [onze] menselijke verzoening, object van ‘offerentes’,
samengesteld uit de accusativusvorm hostiam van hostia, nader geïllustreerd
door de bijvoeglijke bepaling humanæ reconciliationis, in twee congruerende
genitivusvormen (genitivus explicativus).
Ad 2
Concedat, hij moge verlenen, vergunnen,
schenken, - prædicaat in de 3e pers. coniunctivi præsentis.
Ipse Filius tuus, Uw Zoon zelf, - subject
van het prædicaat in drie congruerende nominativusvormen.
Cunctis gentibus, aan alle volke(re)n, -
bijwoordelijke bepaling in twee congruerende dativusvormen,: dativus commodi,
van voordeel.
Unitatis en pacis
dona, gaven van eenheid en vrede, - object van het prædicaat concedat,
samengesteld uit de accusativusvorm dona, meervoud van donum, -i, onz., en twee
genitivusvormen die dona specificeren: genitivus explicativus.
Vanaf het tekstfragment ‘suppliciter
deprecamur’ keert ook in regel 2 de u-klank frequent terug: ut ipse Filius tuus
cunctis gentibus unitatis.
De tekstgroepen ‘hostiam humanæ reconciliationis’:
accusativus en dubbele genitivus (r. 1) en ‘unitatis et pacis dona’: dubbele
genitivus en accusativus (r. 2) vormen een chiasme (kruisstelling).
Unitatis et pacis
vertonen klank- en eindrijm.
V o c a b u l a
r i u m
Reconciliatio, -onis, vr. met de betekenissen betekent herstel(ling),
hernieuwing, verzoening is het substantivum dat behoort bij het verbum
re-conciliare (en dat dicht aanleunt bij de eerste betekenis van concilio:
verenigen, verbinden) en betekent 1. Weer verenigen weer verbinden, herstellen
2. Terugbrengen, weer bezorgen, weer tot stand brengen, herstellen (bv
gratiam). Conciliatus, a, um: bevriend, geliefd, maar ook iemand die een haren
kleed als boeteling die hoopt op verzoening, draagt (Tertullianus).
De gaven van het Eucharistisch
Offer strekken ter verzoening van de mensheid met God, waarbij God en God
alleen uitmaakt of het tot die verzoening komt, hetgeen zeker mede afhankelijk
is van de gesteldheid waarmee wij te Communie gaan. Het Oud Vaderlands Recht
kende het zog. ‘zoengeld’, dat bij een inbreuk op een recht aan het slachtoffer
werd aangeboden om tot verzoening te komen. Het was vervolgens aan het
slachtoffer te bepalen of het tot verzoening kwam of niet.
Het sacrament van boete en verzoening, ook genoemd: sacrament
van bekering, boetesacrament, sacrament van de biecht, sacrament van de
vergeving heet met de officiële Latijnse naam: Sacramentum Pœnitentiæ et Reconciliationis. Het wordt sacrament van
verzoening genoemd, omdat het aan de zondaar Gods verzoenende liefde schenkt:
“Laat u met God verzoenen” (2Kor 5,
20). Hij die vanuit Gods barmhartige liefde leeft, is bereid om gehoor te geven
aan de oproep van de Heer: “Ga u eerst met uw broeder verzoenen” (Mt 5, 24). (Cf Katechismus van de
Katholieke Kerk, nrs. 1423-1424)
Via della Conciliazione
In het verlengde van het Sint Pietersplein
ligt in Rome de Via della Conciliazione. De weg loopt van de Tiber nabij de
Engelenburcht naar het Piazza Pio XII. Dit is de belangrijkste toegangsweg tot
Vaticaanstad.
In 1929 werd een verdrag (concordaat)
gesloten tussen de staat Italië en het Vaticaan. Dit verdrag wordt in de
wandeling het zogenaamde Concordaat van Lateranen genoemd. Het verdrag
maakte een eind aan de toestand die ontstond toen Rome na de Inname van Rome en
een volksraadpleging bij de nieuwe Italiaanse eenheidsstaat in werd gevoegd:
sinds 1870 was de voormalige Kerkelijke Staat Italiaans grondgebied en
beschouwden de pausen zichzelf als "gevangene van het Vaticaan". In
1929 besloten paus Pius XI en de fascistische dictator Benito Mussolini
afspraken te maken om de onderlinge verhouding te regelen. Mussolini hoopte
daarmee ook sympathie te winnen in het overwegend katholieke Italië.
Benito Mussolini het initiatief om dit
Concordaat visueel weer te geven door het aanleggen van een open verbinding tussen
de stad Rome en het Vaticaan, als teken van conciliazione (verzoening).
De plannen voor de
straat waren in 1931 gereed, en hielden in dat de oude wijk tussen de Borgo
Vecchio en Borgo Nuovo (twee smalle straatjes in het verlengde van het
Sint-Pietersplein, richting Tiber en Engelenburcht) zou worden afgebroken om zo
de toeschouwer vanuit de oude binnenstad van Rome een rechtstreekse blik op de
basiliek van Sint-Pieter te geven, en andersom. De afbraak van deze Spina dei
Borghi (As van de Borghi) begon in oktober 1936 en duurde bijna een jaar.
Daarbij is in totaal 600.000 kubieke meter bebouwing verwijderd. De
werkzaamheden aan de straat zelf werden onderbroken door de Tweede
Wereldoorlog, en pas in 1950 kon het project worden afgesloten met de aanleg
van twee evenwijdige rijen van in totaal 28 obelisken, die als lichtmasten
dienen.
Deprecari, deprecatus sum, dep. 1, - afbidden, verzoeken, smeken, om vergiffenis
bidden.
Sint Augustinus zegt (Epist 149, 13) met betrekking tot dit
werkwoord:
Precari is het vragen van iets
goeds. De-precari is smeken dat iets
de biddende bespaard wordt, bijvoorbeeld bellum deprecatum, een door bidden
afgewende oorlog. Im-precari is
verwensen / vervloeken.
Voorbeeld: “Tueatur … dextera
tua populum deprecantem “- Laat Uw
rechterhand het volk dat tot U smeekt, beschermen (Gebed over het volk, zaterdag
na Passiezondag MR 1962. In de latere christelijke tijd vervlakt de betekenis
van de voorzetsels bij het werkwoord: de-precari gaat hetzelfde betekenen als
precari, cf. pacem deprecari, de vrede afbidden
Tegelijk met de
verzwakking van de voorzetsels bij het werkwoord vindt versterking ter
compensatie plaats door gebruik van worden als suppliciter of supplices.
“Supplices (of suppliciter) deprecamur” zoals in een van de gebeden van het 2e
Eucharistische Gebed na de Consecratie: “Et supplicies deprecamur, ut Corporis
et Sanguinis Christi participes a Spiritu Sancto congregemur in unum”,
vertaald: Smekend bidden wij dat wij delend in het Lichaaam en Bloed van
Christus door de Heilige Geest worden vergaderd tot één enige kudde. Ook vinden
we deze combinatie als antwoord van de gelovigen bij de voorbeden in H. Mis en
Goddelijk Officie (Getijdengebed).
C o m m e n t a a
r
Voordat de Kerk in
de 34e week door het jaar haar liturgische jaarkring sluit met het
schrikwekkende tafereel van het Laatste Oordeel, toont zij ons in het hoogfeest
van Christus Koning de voltooiing van Gods werk op aarde.
“Mij is alle macht
gegeven in de hemel en op aarde”: dit laatste woord van Christus waarmee het
Mattheusevangelie sluit (28, 18), openbaart ons de orde in het eeuwige Rijk van
God.
Hier op aarde
staan de deuren open voor het spel van de vrije wil van de mensen. Het kwade
kan tijdelijk en op een onthutsende manier, ja dikwijls brutaal, zegevieren
over het goede. De wereld is het strijdtoneel waar verblinde mensen kampen voor
hun vermeende heil. Het goede noch het kwade kennen we in hun uiterste
consequenties; toch zullen we - en dat weten we - eens, volgens onze keuzes
deze consequenties beleven. In ieder
geval zullen wij tot ons eeuwig heil of tot onze verwerping de laatste openbaring van de Zoon van God:
“Mij is alle macht gegeven”, ondervinden. Moge de synthese van de liturgie van
de novembermaand die overgaat in de belofte van de Advent: “Zie, Ik kom en
al mijn heiligen met Mij“ ons tot genade
strekken.
Het
Christus-Koningfeest, ingesteld door paus Pius XI in 1925, is een van de
jongste Christusfeesten in de liturgie van de Kerk, maar vóór alles het feest
van de jongste dag in de eeuwigheid.
Maar dit feest is
eigenlijk noch nieuw in de hemel, noch op aarde. In wezen is het Koningschap
van Christus geen instelling van deze wereld uit: de heerschappij van de Zoon
van God is een eeuwige. In de lectio prior van het hoogfeest (Liturgia Horarum) vinden wij prachtig verwoord hoe de Apostel
Johannes de Mensenzoon aanschouwde in zijn majesteit (Apoc 1, 4-6.10.12-18; 2,
26.28; 3, 5b.12.20-21). Maar ook in de Christus Koninghymnen van Paulus in de
Filippenzen- (2, 6-11) en Kolossenzenbrieven
(1, 15-20) wordt Christus als Koning van het heelal en van het nieuwe
Godsvolk bezongen. De Kerk heeft dit als grondslag voor heel het kerkelijk jaar
verder uitgewerkt in haar liturgie waarbij zij de titels van Jahweh van het
Oude Verbond en die van de Romeinse keizercultus overdroeg en toepaste op de
Heer van het Nieuwe Verbond. Elk Gloria in excelsis en Te Deum prijst de
albeheersende Kurios.
Bij het begin van
het Getijdengebed, in het invitatatorium, zowel van het tijdeigen (b.v. in de
Advent Regem venturum Dominum, venite adoremus) als van de Communia Sanctorum,
wordt Christus die wij aanroepen als Koning begroet en aanbeden. (De
koninginnentitels van Maria in haar litanie zijn een afglans van de
koningstitels van Christus). In de hymnen en zelfs in heel het officie van de
Advent, Kersttijd, Passie- en Paastijd worden de eigenschappen van dit
koningschap bezongen. Vooral Epiphanie, Palmzondag en Hemelvaart zijn - met eigen accenten - echte Christus
Koningfeesten.
Bij de instelling
van het feest in 1925 beriep paus Pius XI zich op de wens van paus Leo XIII
[1810-1903], om op grond van Christus’ universeel koningschap alle christenen,
ja zelfs heel de mensheid toe te wijden aan het H. Hart van Jezus. Dit met het
oog op toenemende sæcularisatie en goddeloosheid. In de liturgische kalender
werd het Christus Koningfeest vastgelegd op de laatste zondag van oktober – op
de postconciliaire kalender op de laatste zondag van het kerkelijke jaar,- als
een waardig slot van de liturgische jaarcyclus. Voorgeschreven werden in 1925 ook een plechtige hulde aan Christus
en hernieuwing van de akte van eerherstel en toewijding, een gebruik dat wij
sinds enkele jaren opnieuw praktiseren.
De universele
macht van Christus berust op het feit dat Hij is: Het Evenbeeld van de
onzichtbare God, Eerstgeborene van heel de schepping: want in Hem werd alles
geschapen in de hemel en op aarde, de zichtbare en onzichtbare dingen, Tronen
en Heerschappijen, Machten en Krachten. Alles is door Hem en in Hem geschapen,
en Hijzelf is vóór allen en alles bestaat in Hem (Kol 1, 15-17). Niet alleen
als God, maar ook als mens komt Hem dit koningschap toe, omdat in zijn Persoon
de goddelijke en menselijke natuur wonderlijk samenkomen. Als mens zijn wij Hem aanbidding, gehoorzaamheid en
onderwerping verschuldigd, omdat onze menselijke natuur gedragen wordt door
zijn goddelijke Persoon en als een dienstbaar element in Hem is opgenomen; als
de offergave die Hij aanbiedt aan de
Vader, maar die toch eeuwig met Hem verbonden blijft.
Laten we het
Christus Koningfeest beleven als een krachtige proclamatie van de rechten van
God en van de uiteindelijke alles overwinnende macht van Christus, door o.a. de
teksten van H.Mis en Goddelijk Officie voor te bereiden en met grote eerbied te
bidden en te zingen.
Daartoe kan de
meditatie van de hymne van de Vespers Te sæculorum principem van Vittorio
Genovesi SJ [1887-1967] zeker bijdragen. Als hymnograaf was hij verbonden aan
de Ritencongregatie; in een eenvoudige en serene stijl, met rijke expressieve
middelen en bijzondere bekwaamheid wist hij het klassieke materiaal in een
nieuw gewaad te kleden. Hij verwierf diverse gouden medailles, ook in Amsterdam
(Certamen Poeticum Hoefftianum, 1936, 1943 en 1948) en is auteur van de Carmina (Rome, 1959 en 1964).
Verschillende
motieven van deze hymne, die volgens een metrisch schema van jambische
tweevoetige verzen is opgebouwd, vinden
we in gebedsvorm verwerkt in de preces van de Vespers.
Bidden we intens
dat Jezus Christus die onze vrede is geworden, de wereld tot een nieuwe
schepping maakt, voor de Vader een Koninkrijk verwerft van waarheid, heiligheid
en liefde, van recht en gerechtigheid, een koninkrijk van vrede, zoals de
Prefatie van het hoogfeest het uitdrukt.
F.
Arocena, Los Hymnos de la Liturgia de las Horas, Madrid, 1992, p.101
Zr. M.
Jozefa crss, Onze gang door het kerkelijk jaar, Steenbrugge 1937, p. 323-324
A.
Lentini, Te decet hymnus. L’Innario della ‘Liturgia Horarum’, Vaticaanstad
1984, p. 67
Liturgisch
Woordenboek, Roermond, 1958-1962, I, kol. 405-406A.
Pascher,
J., Die Orationen des Missale Romanum Papst Pauls VI. St. Ottilien 1983, IV,
135-136
Romeins
Missaal, Latijn en Nederlands, voor zon- en feestdagen, Utrecht 1979, p.
246-247
OSM
algemeen:
Fr. John Zuhlsdorf , WDTPRS, weblog.
G. A. Nursey, Suscipe Munera Nostra: A Liturgical Theology From The Prayers
Over the Gifts For Sundays in Ordinary Time, Washington, D.C. 2011