zaterdag 20 november 2021

Reeks “Oratio super munera - Gebed over de gaven” 34e zondag per annum / Laatste zondag van de Tijd door het jaar

Hoogfeest Christus Koning

Christus ontvangt brood en wijn voor de H. Eucharistie

Laat uw Zoon aan alle volkeren ook eenheid en vrede schenken.         

I n l e i d i n g
In de postconciliaire, Novus Ordo-kalender, wordt het hoogfeest van Christus, Koning van het heelal, op de laatste zondag van het liturgisch jaar gevierd, juist voordat de Advent begint. In de traditionele Romeinse kalender viel dit hoogfeest op de laatste zondag van oktober.
Het feest werd ingesteld door paus Pius XI in 1925, zoals Pius Parsch zegt in ‘Het Jaar des Heren’  om “in de geest en het hart van de gelovigen het oude beeld van Christus als goddelijke Koning te vernieuwen, die aan de rechterhand van de Vader troont  en die op het einde der tijden zal wederkomen  in macht en majesteit” (dl. III). Het feest viel in oktober,  een maand van vieringen bij de communisten, die radicaal atheïstisch materialisme propageerden en oplegden.
De verschillende edities van het Missale Romanum plaatsen diverse accenten bij dit feest, ofschoon de teksten van beide uitzien naar het einde der tijden en de definitieve komst van het Rijk van Christus.
Jezus Christus zal ons allen oordelen en alles aan de Vader onderwerpen (cf 1 Kor 15, 28).  Na dit oordeel over “de levenden en de doden” (Credo) zal Hij in majesteitelijke heerlijkheid heersen met hen die zijn genade aanvaardden  en daarmee een eeuwig loon verdienden.
Gegeven is dat wij in de H. Eucharistie de Vader het Offer van verzoening aanbieden, dat natuurlijk Christus zelf is.”Hæc Hostia nostræ reconciliationis proficiat, quæsumus, Domine, ad totius mundi pacem et salute” – Mogen de vrede en het heil van alle mensen toenemen door dit Offer van uw Zoon, dat ons in handen is gegeven opdat wij met U worden verzoend, bidt de Kerk in het Eucharistisch Gebed II. Inderdaad, wanneer Christus als Koning van heel de wereld wordt gevierd, zijn alle volkeren bestemd in dit Koningschap te delen en ligt het voor de hand Hem voor hen om eenheid en vrede te bidden. Want God wilde met heel zijn volheid in Hem wonen, om door Hem alles te verzoenen en alles op aarde en in de hemel naar Christus te voeren, die vrede heeft gesticht  door het Bloed van zijn Kruis (cf  Kol 1, 19.20).
Bij het feest van Christus Koning gaat het om het koningschap waarvan Jezus voor Pilatus getuigenis aflegde: “Mijn koningschap is niet van deze wereld” (Jo 18, 36). Wanneer het Gebed over de gaven om eenheid en vrede bidt, bedoelt het ‘het rijk niet van deze wereld’, maar het rijk Gods dat in deze wereld door de Kerk wordt vertegenwoordigd.  Daar wijst ook de Brief aan de Kolossenzen op: “Hij is het Hoofd van het Lichaam dat de Kerk is” (Kol 1,18).
In het gebed gaat het dus allereerst om de eenheid en de vrede van de Kerk.
Maar ook al is het Rijk van Christus niet ‘van deze wereld’,  het is toch ook ‘in deze wereld’,  omvat met zijn aanspraak de mensen van deze wereld en wenst voor hen eenheid en vrede.
Wanneer de oratie vandaar ook direct om eenheid en vrede voor het Rijk Gods bidt, dat niet van deze wereld is, geldt het gebed toch ook de vrede binnen en tussen de machtsgebieden in deze wereld.
T e k s t
Missale Romanum – 1970
Hostiam tibi, Domine, humanæ reconciliationis offerentes,
suppliciter deprecamur,
ut ipse Filius tuus cunctis gentibus unitatis et pacis dona concedat.
Qui vivit et regnat in sæcula sæculorum.

Ter vergelijking:
Missale Romanum – 1925
Hostiam tibi, Domine, humanæ reconciliationis offerimus,
præsta, quæsumus;
ut quem sacrificiis  præsentibus immolamus,
Ipse cunctis gentibus unitatis et pacis dona concedat,
Iesus Christus, Filius tuus, Dominus noster:
qui tecum vivit et regnat in sæcula sæculorum.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie – 1979
Heer, wij bieden U het offer aan dat de mensen met U verzoent.
Wij bidden U:
Die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen.

Werkvertaling
Terwijl wij U, Heer, het offer van menselijke verzoening aanbieden,
bidden wij U smekend, of:
Wij, die U, Heer, het offer van menselijke verzoening aanbieden,
Bidden U smekend,
dat uw Zoon zelf aan alle volkeren de gaven van eenheid en vrede moge verlenen.
Hij die/Die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen.

L i t u r g i s c h e   a n t e c e d e n t e n
Het eerste gedeelte van de oratie, de openingszin, is gelijk aan de versie MR 1962. Het Latijn bevat enkele kleine varianten, maar het gebed is inhoudelijk gelijk. Het tweede deel echter toont de theologische verandering bewerkt door de ’knippende en plakkende’ experts van Fr. Bugnini’s Consilium.  In de oudere versie vinden we een expliciet appel  om te offeren (sacrificare) verwoord door het sterke werkwoord immolare (oude Romeins cultisch begrip dat eerst en vooral betekent “het met offermeel van vermalen graankorrels bestrooien van het offerdier” en het aldus ten offer brengen). Deze specifieke en krachtige offertaal is in de nieuwe versie weggelaten en toelichting is niet bekend.. Hoe we bidden heeft een wederkerige relatie met hetgeen we geloven – lex orandi lex credendi – verander het gebed en je verandert het geloof. Daarop aangesproken plegen redacteuren van gebeden dat in eerste instantie krachtig te ontkennen waarna het vervolgens in andere gremia terugkeert als beoogde wijziging van het depositum fidei. Zouden we mogen kiezen, dan gaat onze voorkeur uit naar de versie bij de instelling van het feest in 1925.
Het Gebed over de offergaven – samengesteld voor de oudere, traditionele Mis alsook voor de Novus Ordo – is van relatief moderne oorsprong, beide zijn geschreven in de 20e eeuw.

S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t i j l f i g u r e n
1.Hostiam tibi, Domine, humanæ reconciliationis offerentes,
suppliciter deprecamur,
2. ut ipse Filius tuus cunctis gentibus unitatis et pacis dona concedat.
Qui vivit et regnat in sæcula sæculorum.
De oratie is opgebouwd uit één enkele zin, samengesteld uit de hoofdzin (regel 1) waarin de twee kernaspecten van de oratio super munera zijn verwoord: het aanbieden van de offergave aan de Vader terwijl Hem smekend wordt gevraagd - in de bijzin beginnend met ut en  coniunctief van karakter - dat zijn Zoon de gaven van eenheid en vrede moge schenken aan alle volkeren. Impliciet verwijst de oratie van deze zondag opnieuw naar het sacrum commercium, de heilige uitwisseling, waarbij de gelovigen God gaven van Hem, uit het Zijne  ontvangen, Hem aanbieden en daar tegenover van de Zoon genadegaven hopen te verwachten die de wereld niet geven kan.
De oratie sluit met de formule van lof en belijdenis “Qui vivit en regnat in sæcula sæculorum / Gij, die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen” en grijpt terug op de goddelijke Persoon die in de voorafgaande tekst als laatste is genoemd, in dit geval Jezus Christus, de Zoon van God. Normaliter – op enkele uitzonderingen na, zoals in de oratie van deze zondag - eindigen alle orationes super munera met de aanroeping Per Christus Dominus nostrum, door (bemiddeling van) Christus, onze Heer. Zoals in alle gebeden van de Kerk en in haar liturgische handelingen ontvangt de aanbieding van de gaven haar geestelijk effect en voltooiing door de intercessie van Jezus Christus. In deze zin zijn alle orationes super munera christologisch, dat betekent dat alle oraties Christus noemen als Degene door Wie de Kerk haar gaven en aanbidding aanbiedt en haar gebeden richt tot God. De oratio post communionem heeft met de oratio super munera de conclusion gemeen, een abbreviatuur van de grote conclusio van het collectegebed  Per Dominum nostrum Iesum Christus Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti, Deus, per omnia sæcula sæculorum, door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst, in de eenheid van de heilige Geest, in de eeuwen der eeuwen , een doxologie waarin de drie Goddelijke Personen worden genoemd.
Ad 1
Deprecamur, wij smeken- prædicaat in de 1e pers. meervoud præsens van het deponens deprecari.
Suppliciter, op smekende wijze, smekend – bijwoordelijke bepaling die een gesteltenis uitdrukt.
Domine, [o] Heer, anaklese in de vocativusvorm van Dominus.
Tibi, aan U – bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm (dativus commodi, van voordeel) Offerentes, offerend, - participium præsentis activi, meervoud, dat een aanvulling is bij het onderwerp ‘wij’ dat besloten ligt in het verbum deprecamur en derhalve ook met een relatieve bijzin beginnend met qui / die, vertaald kan worden. Het ppa is hier attributief gebruikt.
Hostiam […] humanæ reconciliationis, de offergave/het offer van [onze] menselijke verzoening, object van ‘offerentes’, samengesteld uit de accusativusvorm hostiam van hostia, nader geïllustreerd door de bijvoeglijke bepaling humanæ reconciliationis, in twee congruerende genitivusvormen (genitivus explicativus).
Ad 2
Concedat, hij moge verlenen, vergunnen, schenken, - prædicaat in de 3e pers. coniunctivi præsentis.
Ipse Filius tuus, Uw Zoon zelf, - subject van het prædicaat in drie congruerende nominativusvormen.
Cunctis gentibus, aan alle volke(re)n, - bijwoordelijke bepaling in twee congruerende dativusvormen,: dativus commodi, van voordeel.
Unitatis en pacis dona, gaven van eenheid en vrede, - object van het prædicaat concedat, samengesteld uit de accusativusvorm dona, meervoud van donum, -i, onz., en twee genitivusvormen die dona specificeren: genitivus explicativus.
Vanaf het tekstfragment ‘suppliciter deprecamur’ keert ook in regel 2 de u-klank frequent terug: ut ipse Filius tuus cunctis gentibus unitatis.
De tekstgroepen  ‘hostiam humanæ reconciliationis’: accusativus en dubbele genitivus (r. 1) en ‘unitatis et pacis dona’: dubbele genitivus en accusativus (r. 2) vormen een chiasme (kruisstelling).
Unitatis et pacis vertonen klank- en eindrijm.

V o c a b u l a r i u m 
Reconciliatio, -onis, vr. met de betekenissen betekent herstel(ling), hernieuwing, verzoening is het substantivum dat behoort bij het verbum re-conciliare (en dat dicht aanleunt bij de eerste betekenis van concilio: verenigen, verbinden) en betekent 1. Weer verenigen weer verbinden, herstellen 2. Terugbrengen, weer bezorgen, weer tot stand brengen, herstellen (bv gratiam). Conciliatus, a, um: bevriend, geliefd, maar ook iemand die een haren kleed als boeteling die hoopt op verzoening, draagt (Tertullianus).
De gaven van het Eucharistisch Offer strekken ter verzoening van de mensheid met God, waarbij God en God alleen uitmaakt of het tot die verzoening komt, hetgeen zeker mede afhankelijk is van de gesteldheid waarmee wij te Communie gaan. Het Oud Vaderlands Recht kende het zog. ‘zoengeld’, dat bij een inbreuk op een recht aan het slachtoffer werd aangeboden om tot verzoening te komen. Het was vervolgens aan het slachtoffer te bepalen of het tot verzoening kwam of niet.
Het sacrament van boete en verzoening, ook genoemd: sacrament van bekering, boetesacrament, sacrament van de biecht, sacrament van de vergeving heet met de officiële Latijnse naam: Sacramentum Pœnitentiæ et Reconciliationis. Het wordt sacrament van verzoening genoemd, omdat het aan de zondaar Gods verzoenende liefde schenkt: “Laat u met God verzoenen” (2Kor 5, 20). Hij die vanuit Gods barmhartige liefde leeft, is bereid om gehoor te geven aan de oproep van de Heer: “Ga u eerst met uw broeder verzoenen” (Mt 5, 24). (Cf Katechismus van de Katholieke Kerk, nrs. 1423-1424)
Via della Conciliazione
In het verlengde van het Sint Pietersplein ligt in Rome de Via della Conciliazione. De weg loopt van de Tiber nabij de Engelenburcht naar het Piazza Pio XII. Dit is de belangrijkste toegangsweg tot Vaticaanstad.
In 1929 werd een verdrag (concordaat) gesloten tussen de staat Italië en het Vaticaan. Dit verdrag wordt in de wandeling  het zogenaamde Concordaat van Lateranen genoemd. Het verdrag maakte een eind aan de toestand die ontstond toen Rome na de Inname van Rome en een volksraadpleging bij de nieuwe Italiaanse eenheidsstaat in werd gevoegd: sinds 1870 was de voormalige Kerkelijke Staat Italiaans grondgebied en beschouwden de pausen zichzelf als "gevangene van het Vaticaan". In 1929 besloten paus Pius XI en de fascistische  dictator Benito Mussolini afspraken te maken om de onderlinge verhouding te regelen. Mussolini hoopte daarmee ook sympathie te winnen in het overwegend katholieke Italië.
Benito Mussolini het initiatief om dit Concordaat visueel weer te geven door het aanleggen van een open verbinding tussen de stad Rome en het Vaticaan, als teken van conciliazione (verzoening).
De plannen voor de straat waren in 1931 gereed, en hielden in dat de oude wijk tussen de Borgo Vecchio en Borgo Nuovo (twee smalle straatjes in het verlengde van het Sint-Pietersplein, richting Tiber en Engelenburcht) zou worden afgebroken om zo de toeschouwer vanuit de oude binnenstad van Rome een rechtstreekse blik op de basiliek van Sint-Pieter te geven, en andersom. De afbraak van deze Spina dei Borghi (As van de Borghi) begon in oktober 1936 en duurde bijna een jaar. Daarbij is in totaal 600.000 kubieke meter bebouwing verwijderd. De werkzaamheden aan de straat zelf werden onderbroken door de Tweede Wereldoorlog, en pas in 1950 kon het project worden afgesloten met de aanleg van twee evenwijdige rijen van in totaal 28 obelisken, die als lichtmasten dienen.
Deprecari, deprecatus sum, dep. 1, - afbidden, verzoeken, smeken, om vergiffenis bidden.
Sint Augustinus zegt (Epist 149, 13) met betrekking tot dit werkwoord:
Precari is het vragen van iets goeds. De-precari is smeken dat iets de biddende bespaard wordt, bijvoorbeeld bellum deprecatum, een door bidden afgewende oorlog. Im-precari is verwensen / vervloeken.
Voorbeeld: “Tueatur … dextera tua populum deprecantem  “- Laat Uw rechterhand het volk dat tot U smeekt, beschermen (Gebed over het volk, zaterdag na Passiezondag MR 1962. In de latere christelijke tijd vervlakt de betekenis van de voorzetsels bij het werkwoord: de-precari gaat hetzelfde betekenen als precari, cf. pacem deprecari, de vrede afbidden
Tegelijk met de  verzwakking van de voorzetsels bij het werkwoord vindt versterking ter compensatie plaats door gebruik van worden als suppliciter of supplices. “Supplices (of suppliciter) deprecamur” zoals in een van de gebeden van het 2e Eucharistische Gebed na de Consecratie: “Et supplicies deprecamur, ut Corporis et Sanguinis Christi participes a Spiritu Sancto congregemur in unum”, vertaald: Smekend bidden wij dat wij delend in het Lichaaam en Bloed van Christus door de Heilige Geest worden vergaderd tot één enige kudde. Ook vinden we deze combinatie als antwoord van de gelovigen bij de voorbeden in H. Mis en Goddelijk Officie (Getijdengebed).
C o m m e n t a a r
Voordat de Kerk in de 34e week door het jaar haar liturgische jaarkring sluit met het schrikwekkende tafereel van het Laatste Oordeel, toont zij ons in het hoogfeest van Christus Koning de voltooiing van Gods werk op aarde.
“Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde”: dit laatste woord van Christus waarmee het Mattheusevangelie sluit (28, 18), openbaart ons de orde in het eeuwige Rijk van God.
Hier op aarde staan de deuren open voor het spel van de vrije wil van de mensen. Het kwade kan tijdelijk en op een onthutsende manier, ja dikwijls brutaal, zegevieren over het goede. De wereld is het strijdtoneel waar verblinde mensen kampen voor hun vermeende heil. Het goede noch het kwade kennen we in hun uiterste consequenties; toch zullen we - en dat weten we - eens, volgens onze keuzes deze consequenties beleven.  In ieder geval zullen wij tot ons eeuwig heil of tot onze verwerping  de laatste openbaring van de Zoon van God: “Mij is alle macht gegeven”, ondervinden. Moge de synthese van de liturgie van de novembermaand  die overgaat  in de belofte van de Advent: “Zie, Ik kom en al mijn heiligen met Mij“ ons  tot genade strekken.
Het Christus-Koningfeest, ingesteld door paus Pius XI in 1925, is een van de jongste Christusfeesten in de liturgie van de Kerk, maar vóór alles het feest van de jongste dag in de eeuwigheid.
Maar dit feest is eigenlijk noch nieuw in de hemel, noch op aarde. In wezen is het Koningschap van Christus geen instelling van deze wereld uit: de heerschappij van de Zoon van God is een eeuwige. In de lectio prior van het hoogfeest (Liturgia Horarum)  vinden wij prachtig verwoord hoe de Apostel Johannes de Mensenzoon aanschouwde in zijn majesteit (Apoc 1, 4-6.10.12-18; 2, 26.28; 3, 5b.12.20-21). Maar ook in de Christus Koninghymnen van Paulus in de Filippenzen- (2, 6-11) en Kolossenzenbrieven  (1, 15-20) wordt Christus als Koning van het heelal en van het nieuwe Godsvolk bezongen. De Kerk heeft dit als grondslag voor heel het kerkelijk jaar verder uitgewerkt in haar liturgie waarbij zij de titels van Jahweh van het Oude Verbond en die van de Romeinse keizercultus overdroeg en toepaste op de Heer van het Nieuwe Verbond. Elk Gloria in excelsis en Te Deum prijst de albeheersende Kurios.
Bij het begin van het Getijdengebed, in het invitatatorium, zowel van het tijdeigen (b.v. in de Advent Regem venturum Dominum, venite adoremus) als van de Communia Sanctorum, wordt Christus die wij aanroepen als Koning begroet en aanbeden. (De koninginnentitels van Maria in haar litanie zijn een afglans van de koningstitels van Christus). In de hymnen en zelfs in heel het officie van de Advent, Kersttijd, Passie- en Paastijd worden de eigenschappen van dit koningschap bezongen. Vooral Epiphanie, Palmzondag en Hemelvaart zijn -  met eigen accenten - echte Christus Koningfeesten.
Bij de instelling van het feest in 1925 beriep paus Pius XI zich op de wens van paus Leo XIII [1810-1903], om op grond van Christus’ universeel koningschap alle christenen, ja zelfs heel de mensheid toe te wijden aan het H. Hart van Jezus. Dit met het oog op toenemende sæcularisatie en goddeloosheid. In de liturgische kalender werd het Christus Koningfeest vastgelegd op de laatste zondag van oktober – op de postconciliaire kalender op de laatste zondag van het kerkelijke jaar,- als een waardig slot van de liturgische jaarcyclus. Voorgeschreven werden  in 1925 ook een plechtige hulde aan Christus en hernieuwing van de akte van eerherstel en toewijding, een gebruik dat wij sinds enkele jaren opnieuw praktiseren.
De universele macht van Christus berust op het feit dat Hij is: Het Evenbeeld van de onzichtbare God, Eerstgeborene van heel de schepping: want in Hem werd alles geschapen in de hemel en op aarde, de zichtbare en onzichtbare dingen, Tronen en Heerschappijen, Machten en Krachten. Alles is door Hem en in Hem geschapen, en Hijzelf is vóór allen en alles bestaat in Hem (Kol 1, 15-17). Niet alleen als God, maar ook als mens komt Hem dit koningschap toe, omdat in zijn Persoon de goddelijke en menselijke natuur wonderlijk samenkomen.  Als mens zijn wij  Hem aanbidding, gehoorzaamheid en onderwerping verschuldigd, omdat onze menselijke natuur gedragen wordt door zijn goddelijke Persoon en als een dienstbaar element in Hem is opgenomen; als de offergave  die Hij aanbiedt aan de Vader, maar die toch eeuwig met Hem verbonden blijft.
Laten we het Christus Koningfeest beleven als een krachtige proclamatie van de rechten van God en van de uiteindelijke alles overwinnende macht van Christus, door o.a. de teksten van H.Mis en Goddelijk Officie voor te bereiden en met grote eerbied te bidden en te zingen.
Daartoe kan de meditatie van de hymne van de Vespers Te sæculorum principem van Vittorio Genovesi SJ [1887-1967] zeker bijdragen. Als hymnograaf was hij verbonden aan de Ritencongregatie; in een eenvoudige en serene stijl, met rijke expressieve middelen en bijzondere bekwaamheid wist hij het klassieke materiaal in een nieuw gewaad te kleden. Hij verwierf diverse gouden medailles, ook in Amsterdam (Certamen Poeticum Hoefftianum, 1936, 1943 en 1948) en is auteur van de Carmina (Rome, 1959 en 1964).
Verschillende motieven van deze hymne, die volgens een metrisch schema van jambische tweevoetige verzen is opgebouwd,  vinden we in gebedsvorm verwerkt in de preces van de Vespers.
Bidden we intens dat Jezus Christus die onze vrede is geworden, de wereld tot een nieuwe schepping maakt, voor de Vader een Koninkrijk verwerft van waarheid, heiligheid en liefde, van recht en gerechtigheid, een koninkrijk van vrede, zoals de Prefatie van het hoogfeest het uitdrukt.

F. Arocena, Los Hymnos de la Liturgia de las Horas, Madrid, 1992, p.101
Zr. M. Jozefa crss, Onze gang door het kerkelijk jaar, Steenbrugge 1937, p. 323-324
A. Lentini, Te decet hymnus. L’Innario della ‘Liturgia Horarum’, Vaticaanstad 1984, p. 67
Liturgisch Woordenboek, Roermond, 1958-1962, I, kol. 405-406A.
Pascher, J., Die Orationen des Missale Romanum Papst Pauls VI. St. Ottilien 1983, IV, 135-136
Romeins Missaal, Latijn en Nederlands, voor zon- en feestdagen, Utrecht 1979, p. 246-247
OSM algemeen:
Fr. John Zuhlsdorf , WDTPRS, weblog.
G. A. Nursey, Suscipe Munera Nostra: A Liturgical Theology From The Prayers Over the Gifts For Sundays in Ordinary Time, Washington, D.C. 2011