dinsdag 9 november 2021

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada XXXII per annum Feria IV Sperantes sustineamus. Laten wij volharden in de hoop.


   Ad Officium lectionis

Lectio altera

Ex Homilía auctóris sæculi secúndi
(Cap. 10, 1 — 12, 1; 13, 1: Funk 1, 157-159)

Tweede lezing
Uit de homilie van een Schrijver uit de tweede eeuw
(Cap. 10, 1 — 12, 1; 13, 1: Funk 1, 157-159)
Laten wij volharden in de hoop
Laten wij dus, mijn broeders, de Wil van de Vader volbrengen, die ons geroepen heeft om te leven en om liever te volharden in de deugd; vermijden wij de ondeugd als de voorloopster van onze misstappen, en vluchten wij de ongodsdienstigheid om te voorkomen, dat rampen ons treffen. Want als wij ons best doen om goed te handelen, zal de vrede ons deel zijn. Daarom kunnen die mensen de vrede niet vinden, die door menselijke berekening worden gedreven en het tegenwoordige genot stellen boven de toekomstige belofte. En als zij dit alleen nog maar zichzelf aandeden, dan kon men er nog vrede mee nemen; maar nu houden ze niet op onschuldige zielen met hun slechte leerstellingen te doordringen, niet wetend dat zij tweevoudige veroordeling oplopen zowel voor zichzelf als voor degenen, die naar hen luisteren.
Laten we dus God dienen met een zuiver hart en we zullen gerechtvaardigd zijn, maar als wij Hem niet dienen en niet in Gods beloften geloven, zullen we rampzalig zijn. Want het woord van de profeet luidt: Ongelukkig zij, die dubbelhartig zijn en twijfelen in hun hart, terwijl zij zeggen: Dit hebben wij vroeger al eens van onze vaderen gehoord; maar wij, van dag tot dag in afwachting, hebben er niets van gezien. O dwazen, vergelijkt uzelf met een boom, neem bij voorbeeld een wijnstok: eerst is hij zonder bladeren, dan loopt hij uit, vervolgens komen er zure druiven aan en tenslotte rijpe. Zo ontmoet mijn volk beroeringen en druk; maar eindelijk ontvangt het goede gaven.
Derhalve, mijn broeders, laten we niet dubbelhartig zijn, maar in hoop stand houden om ook de beloning te ontvangen. Want getrouw is Hij, die beloofd heeft aan eenieder te zullen geven naar zijn werken. Als wij dus de gerechtigheid beoefend hebben voor God, zullen wij zijn rijk binnengaan en de beloften ontvangen, die geen oor heeft gehoord en geen oog heeft gezien, en in geen mensenhart is opgekomen.
Laten wij daarom van uur tot uur in liefde en gerechtigheid het Rijk Gods verwachten, daar wij immers de dag van Gods komst niet kennen. Daarom, broeders, moeten wij boetvaardigheid beoefenen en ons herbezinnen ten goede. Wij zijn immers vol dwaasheid en slechtheid. Laten wij onze vroegere zonden uitwissen en van harte boete doen om zalig te worden. Laten wij ook geen lage vleiers zijn en niet alleen onze broeders trachten te behagen, maar ook de buitenstaanders omwille van de gerechtigheid, opdat niet door ons de Naam wordt gelasterd.