woensdag 30 oktober 2019

Gebedsintenties Kerkberg Gebedsgroep oktober 2019 bijgewerkt

U kunt Uw gebedsintenties opgeven per e- mail (gebedsgroep@kerkberg.nl), per post, telefonisch, per ijlbode, of hoe dan ook.

Wij bidden namens de gemeenschap voor de gemeenschap tot eer van God en heil van mensen!
Wij vragen daarbij de voorspraak van de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus en de H. Odilia
Hartelijk dank voor Uw bereidheid met ons mee te bidden!

Mededeling voor de leden van de Kerkberg Gebedsgroep:
De leden van de Kerkberg Gebedsgroep wordt gevraagd mee te bidden met voor deze intenties. Zie ook Hartelijke uitnodiging om mee te doen met de Kerkberg Gebedsgroep “In lumine tuo videbimus Lumen”.
Hierbij de intenties van de maand oktober 2019:
Voor een zuster die 70 jaar geprofest is
Om herstel van een diepe, geestelijke wond
Om inzicht in levensroeping
Voor een jarige -om zegen over het nieuwe levensjaar
Uit dankbaarheid wegens gebedsverhoring
Voor iemand die zich afvraagt wat haar roeping is
Voor iemand met een roeping - dat ze de kracht vindt die te volgen
Voor een vriend van het klooster die geopereerd moet worden
Voor de zielerust van de 39 mensen die dood in een container zijn gevonden - en voor hun nabestaanden
Voor "de hockeyvader" voor wie het leven te zwaar was en zijn familie
Voor degene die deze week vanuit de Basiliek begraven is en zijn dierbaren
Voor iemand die een spoedoperatie moet ondergaan
Dat het geloof in  Christus en Zijn Kerk in onze streken behouden blijft.
Voor een plotseling overleden jonge moeder, haar dochtertje en andere dierbaren
Om volharding
Voor een vriendin en een buurvrouw
Voor een zwager die onverwacht in het ziekenhuis is opgenomen
Voor twee hoogbejaarde, dementerende schoonouders
voor de mensen die vandaag in Ruinerwold na jarenlange afzondering zijn aangetroffen; dat zij nu een nieuwe, gelukkige plaats in het leven vinden
Voor een voorspoedig en algeheel herstel na een open hart operatie
Uit dankbaarheid wegens gebedsverhoring'
Om vrede in Syrie
Voor een pasgeboren kind, haar ouders en verdere familie
Voor een vriendin die op sterven ligt
Voor het kind dat afgelopen week in de Mariakapel op de Kerkberg gedoopt is
voor een ernstige zieke en haar familie
voor iemand die komende week een zware operatie moet ondergaan
voor alle hulpverleners (ambulancepersoneel, politie, advocaten); dat zij niet in gevaar worden gebracht
om zegen over onze postulant die bezig is met haar laatste maanden in de wereld
om een rechtvaardig vonnis in een strafzaak tegen onze zoon
om zegen voor alle aanstaande moeders en vaders
Dat een ernstig zieke jong man eerder aan de beurt is voor een levensreddende operatie
Voor de zielerust van een overleden schoonzoon en kracht en troost voor zijn dierbaren
Voor een zieke dochter, dat ze weer gauw de oude wordt
Voor een echtgenote die pas een ernstige rugoperatie heeft ondergaan en moet revalideren
Voor onze vormelingen, dat zij beseffen hoe groot Gods genade is
Voor een zieke zuster
Voor slachtoffers van geweld en hun dierbaren
Uit dankbaarheid dat een operatie van een 3 jarig kind is geslaagd en om zegen over zijn herstel
Om steun bij revalidatie na een heupoperatie
de levende en overleden kanunnikessen van het H. Graf
een vader met drie kinderen in een echtscheiding
een zieke vader
een rechtvaardig oordeel in de zaak tegen kardinaal Pell
een ernstig zieke priester / vriend van het klooster
vervolgde christenen overal ter wereld
Dat de Notre Dame zo spoedig mogelijk weer een levende ontmoetingsplaats met God in de wereld mag zijn
Mgr. Camillo Sarko, zijn parochie van de H. Petrus Claver en zijn parochianen in Ghana
Om zegen over twee hoogbejaarde zusters-zussen
Om een donornier
Om degelijke postulanten voor ons klooster
Om verhoring van de gebedsintenties van de Gebedsgroep van de Kapel In't Zand
Voor de mensen in het dorp en al hun noden
vervolgde christenen overal ter wereld
Voor degenen die onvoorbereid sterven
Voor onze bisschop

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada XXX per annum feria V Wijsheid wordt geschapen in de werken



Lectio altera

Ex oratiónibus sanct Athanásii epíscopi Contra Ariános
(Oratio 2, 78. 79: PG 26, 311. 314)
Tweede lezing

Uit de Preken tegen de Arianen, van de H. Athanasius, bisschop
(Oratio 2, 78. 79: PG 26, 311. 314)

De gestalte en het beeld van de Wijsheid wordt geschapen in de werken

Omdat de gestalte van de Wijsheid in ons en in alles is geschapen, heeft de ware en scheppende Wijsheid datgene, wat haar gestalte eigen is, zichzelf toegeëigend en zegt: De Heer schiep Mij in zijn werken. Wat nu de Wijsheid, die in ons is, spreekt, dat beschouwt de Heer zelf als het zijne.

Daarom niet Hij wordt geschapen, die zelf de Schepper is, maar wegens zijn geschapen beeld in zijn werken spreekt Hij daarover als over Zichzelf. Zoals daarom de Heer zelf zei: Wie u opneemt, neemt Mij op, omdat zijn gestalte in ons is, zo wordt Hijzelf wel niet onder de schepselen gerekend, maar omdat zijn gestalte en beeld in zijn werken wordt geschapen, zegt Hij, alsof Hij het zelf was: De Heer schiep Mij als het begin van zijn werken.

En daarom werd de gestalte van de Wijsheid in de werken geschapen, opdat de wereld in haar het Woord, haar Schepper zou erkennen, en door het Woord de Vader. Want dat is het, wat Paulus leert: Wat een mens van God kan weten, is in feite onder hen bekend: God zelf heeft het hun duidelijk gemaakt. Want van de schepping der wereld af wordt zijn onzichtbaar Wezen door de rede in zijn werken aanschouwd. Daarom het Woord is, wat zijn substantie betreft, zeker niet geschapen, maar die plaats in de Schrift moet verstaan worden als handelend over de wijsheid, die werkelijk in ons is en ons ook toegeschreven wordt.

Maar als zij aan dit alles geen geloof willen schenken, moeten zij ons eens antwoorden, of er in de schepselen een zekere wijsheid is of niet. Als er géén is, waarom oppert de Apostel dan bezwaar met deze woorden: Want in Gods wijsheid heeft de wereld met al haar wijsheid God niet gevonden? Ofwel, als er geen wijsheid bestaat, waarom wordt er dan in de Schrift gesproken over een menigte wijzen? Want de wijze vlucht in vreze het kwaad, en met wijsheid wordt uw huis gebouwd.

De Prediker zegt ook: De wijsheid van de mensen doet zijn aangezicht stralen. Tegelijk bedreigt de schrijver de vermetelen met deze woorden: Zeg niet: Hoe komt het, dat vroeger de tijden beter waren dan nu? Want niet uit wijsheid vraagt men zo iets.

Als dan de wijsheid in de geschapen dingen is, zoals ook de Zoon van Sirach getuigt: Hij heeft haar uitgestort over al zijn werken en over alle vlees naar de mate van zijn gave, en schenkt haar aan wie Hem liefhebben. Als deze uitstorting allerminst aanduidt het wezen van de wijsheid, die op zichzelf bestaat en eniggeboren is, maar het wezen aanduidt van die wijsheid, die in de wereld is uitgestort, wat ligt er dan voor ongelofelijks in, als de scheppende en ware Wijsheid zelf – waarvan het beeld of gestalte de wijsheid en de kennis is, die in de wereld is uitgestort – als van Zichzelf zegt: De Heer schiep Mij in zijn werken? Want niet de wijsheid, die in de wereld is, is scheppend, maar geschapen in de werken, volgens welke wijsheid de hemelen Gods glorie verhalen, en het firmament het werk van zijn handen verkondigt.


dinsdag 29 oktober 2019

Mgr. Robert Barron God is like the sun that shines on the good and bad alike

THIRTIETH WEEK IN ORDINARY TIME

LUKE 13:22-30

Friends, our Gospel for today features a question that people have been asking from time immemorial and that they still ask today: "Lord, will only a few people be saved?" Heaven, hell, salvation, damnation, who will be in and who will be out? We have remained fascinated with these questions for a long time.

Here’s how I would recommend we approach this issue. The doctrine concerning hell is a corollary of two more fundamental truths—namely, that God is love and that we are free. Love (willing the good of the other) is all that God is. He doesn’t go in and out of love; he doesn’t change his mind; he’s not loving to some and not to others. He is indeed like the sun that shines on the good and bad alike, in the words of Jesus.

No act of ours can possibly make him stop loving us. In this regard, he is like the best of parents. However, we are free. We are not God’s marionettes, and hence we can say yes or we can say no to his love. If we turn toward it, we open like a sunflower; if we turn from it, we get burned.


zondag 27 oktober 2019

In het klooster is alles klaar voor de ontvangst van de Gregoriaanse schola in de Jan van Abroekzaal



Uitnodiging! 27 oktober Hoogmis in Basiliek op de Kerkberg 09.30u Hoogmis met 12,5 jarig jubileum Gregoriaanse cluster megaschola (15 man sterk!) en uitleg van gezangen

De grote Gregoriaanse clusterschola van het parochiecluster Roerdalen, bestaande uit 15 mannen, viert op zondag 27 oktober om 09.30 uur haar jubileum in de Basiliek van de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus te Sint Odiliënberg. Gezongen worden de wisselende gezangen van de dertigste zondag door het jaar Laetetur cor, aangevuld met de Kyriale gezangen van Missa VIII, Credo III en het Salve Regina.

Dit zal het 25e reguliere optreden zijn van de clusterschola die tevens 121/2 jaar bestaat. Daarom krijgt /deze viering een enigszins feestelijk karakter. De H. Mis wordt gecelebreerd door pastoor Jos L'Ortye. Als liturgisch commentator zal de heer Funs Nieskens (oud-docent klassieke talen) de teksten van de wisselende misgezangen telkens kort inleiden.

De clusterschola bestaat uit 15 zangers en staat sinds januari 2015 onder de inspirerende leiding van Dr. Gerard Sars. Door twee keer per jaar wisselend in een van de kerken van Roerdalen een H. Mis op te luisteren met deze rijke spirituele gezangen hoopt het koor een bijdrage te leveren aan de instandhouding van deze eeuwenoude gezangen. Zie ook deze link

De zang- en muziektraditie op de Kerkberg van Sint-Odiliënberg heeft diepe wortels in de geschiedenis. Zeker vanaf 1132 bestond hier een kapittelschool, een soort jongensschool, waarvan de leerlingen, chorales genoemd, onder meer een speciale muziek- en zangopleiding kregen. Voor hun zang en diensten in de kerk ontvingen zij op hun beurt gratis onderwijs.

De schola is steeds op zoek naar mannen die geïnteresseerd zijn in het Gregoriaans en willen meedoen. Graag willen wij belangstellenden uitnodigen en we hopen deze te inspireren om contact op te nemen. met Gerard Sars tel.: 0475-537765 of met Pie Heemels tel.: 0475-533214. Geïnteresseerden zijn van harte welkom na afspraak ter kennismaking uiteraard geheel vrijblijvend een repetitie mee te maken.




Lezingen H. Mis 30e zondag door het jaar C "Deze ging gerechtvaardigd naar huis en niet die ander"

Eerste lezing (Sir. 35, 12-14.16-18)
Uit het boek Ecclesiasticus.
De Heer is een rechter,
en bij Hem is er geen aanzien des persoons;
Hij neemt geen steekpenningen aan ten koste van de arme,
maar luistert naar het pleit van de verdrukte.
Hij wijst het gezucht van de wezen niet af,
noch van de weduwe wanneer zij blijft klagen.
Wie anderen bijstaat, wordt welwillend ontvangen,
en zijn gebed verheft zich tot de wolken toe.
Het gebed van de arme dringt door de wolken heen,
zolang het zijn doel niet bereikt, rust het niet;
het laat niet af, totdat de Allerhoogste zich erbarmt,
en de Rechtvaardige oordeel velt en recht verschaft.

Tweede lezing (2 Tim. 4,6-8.16-18)
Dierbare,
wat mij betreft,
mijn bloed is weldra geplengd,
het uur van mijn heengaan is nabij.
Ik heb de goede strijd gestreden,
de wedloop voleind,
het geloof bewaard.
Nu wacht mij de krans der gerechtigheid
waarmee de Heer, de rechtvaardige Rechter,
mij zal belonen op de grote dag, en niet alleen mij,
maar allen, die met liefde uitzien naar zijn komst.
Bij mijn eerste verdediging heeft niemand mij bijgestaan,
allen hebben mij in de steek gelaten.
Moge het hun niet worden aangerekend.
Maar de Heer heeft mij terzijde gestaan en mij kracht gegeven
om mijn ambt als prediker van het evangelie
ten einde toe te vervullen,
zodat alle volkeren ervan horen.
En ik werd verlost uit de muil van de leeuw.
De Heer zal mij blijven beschermen tegen alle boze aanslagen
en mij behouden overbrengen naar zijn hemels koninkrijk.
Hem zij de heerlijkheid in de eeuwen der eeuwen!
Amen.

Evangelie (Lc. 18,9-14)
In die tijd zei Jezus tot hen die
– overtuigd van eigen gerechtigheid –
de anderen minachtten,
de volgende gelijkenis:
“Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden;
de een was Farizeeër en de andere een tollenaar.
De Farizeeër stond met opgeheven hoofd
en bad bij zichzelf als volgt:
God, ik dank u dat ik niet ben als de rest van de mensen,
rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers,
of ook als die tollenaar daar.
Ik vast tweemaal per week
en geef tienden van al mijn inkomsten.
Maar de tollenaar bleef op een afstand
en wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel;
maar hij klopte zich op de borst en zei:
God, wees mij zondaar genadig.
Ik zeg u:
deze ging gerechtvaardigd naar huis en niet die andere;
want al wie zich verheft zal vernederd,
maar wie zich vernedert zal verheven worden.”

Lezingenofficie 30e zondag door het jaar Liturgia Horarum


Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli (1420-1497)

Eerste lezing
Begin van het Boek Wijsheid 1,1-15

Lof op Gods wijsheid

Heb de gerechtigheid lief, heersers van de aarde. Koester zuivere gedachten over de Heer en zoek hem met een eerlijk geweten. Wie hem niet tart zal hem vinden, en wie hem niet wantrouwt zal hem zien. Misvattingen houden een mens bij God vandaan. Dwazen kunnen zijn macht alleen tot hun eigen schande op de proef stellen. De wijsheid zoekt geen onderkomen in een ziel die sluw is, ze woont niet in een lichaam dat door zonde wordt beheerst. Als Gods heilige geest onderwijst ze mensen. Bedrog ontvlucht ze, onverstandig denken gaat ze uit de weg, waar onrecht opdoemt trekt ze zich terug. De wijsheid is een geest die mensen liefheeft. Maar godslasteraars houdt ze verantwoordelijk voor hun woorden. God weet wat er in hun binnenste leeft, hij ziet feilloos wat ze in gedachten hebben en hoort wat er uit hun mond komt. De geest van de Heer vervult immers de hele wereld; hij die alles omvat weet wat er gezegd wordt. Daarom kan niemand onopgemerkt iets onrechtvaardigs zeggen, en zal ook niemand zijn gerechte straf ontlopen. Alles wat goddeloze mensen bedenken zal onderzocht worden, en wat ze gezegd hebben zal de Heer worden voorgelegd als bewijs van hun misdragingen. Zijn oor is gespitst en hoort alles, geen enkel opstandig geluid blijft onopgemerkt. Hoed u dus voortaan voor zinloos geklaag, houd u ver van lasterpraat. Wat heimelijk gezegd wordt zal niet in stilte verdwijnen, en wie leugens spreekt bewerkt zijn eigen ondergang. Zoek de dood niet op door slecht te leven, trek het verderf niet aan door wat u doet. Want de dood is niet door God gemaakt. God vindt geen vreugde in de ondergang van enig levend wezen. Hij heeft alles geschapen om het te laten bestaan. Alles ter wereld dient om het leven in stand te houden. In geen enkel schepsel ligt de kiem van de dood, en het dodenrijk kan op aarde geen rechten doen gelden, want rechtvaardigheid maakt onsterfelijk.

Tweede lezing
Uit de Brief aan de Corinthiërs van de H. Clemens I, paus
(Cap. 19, 2 – 20, 12: Funk 1, 87-89)

Aan allen weldaden bewijzend regelt God de wereld met orde en harmonie

Laten wij oplettend de Vader en Schepper van heel de wereld beschouwen en ons duurzaam hechten aan zijn heerlijke en alles overtreffende gaven van vrede en zijn weldaden. Laten wij Hem innerlijk beschouwen en de ogen van onze geest gericht houden op zijn lankmoedige wil. Laten wij ook zien, hoe mild Hij zich toont jegens heel zijn schepping.
De hemelen, die door zijn bestuur worden bewogen, zijn Hem in vrede onderdanig. De dag en de nacht doorlopen de door Hem vastgestelde baan, zonder elkaar te hinderen. De zon, de maan en de koren der sterren doorwentelen naar zijn bevel eensgezind zonder enige afwijking de hun voorgeschreven banen. De vruchtdragende aarde brengt volgens zijn wil op zijn tijd overvloedig voedsel voort ten bate van de mensen, de dieren en al wat er op haar leeft, en zij doet dit zonder aarzelen en zonder iets te veranderen van wat door Hem is vastgesteld.
De onnaspeurlijke afgronden en de onbeschrijfelijke gebieden van de diepten worden door dezelfde wetten in stand gehouden. Het machtige geheel van de onmetelijke zee, die naar zijn verordening in samenstromingen is bijeengebracht, doorbreekt de haar gestelde kluisters niet, maar zij doet zoals haar bevolen is. Hij heeft immers gezegd: Gij komt tot hier en niet verder; dan zullen uw golven in uw schoot stuk geslagen worden. De oceaan is voor de mensen ontoegankelijk en de werelden, die daarachter liggen, worden bestuurd door dezelfde beschikkingen van de Heer.
De jaargetijden van lente, zomer, herfst en winter volgen in vrede op elkaar. De verblijfplaatsen van de winden verrichten ieder op hun eigen tijd hun dienst zonder mankeren. Ook de altijd vloeiende bronnen, tot nut en welzijn geschapen, geven zonder ophouden haar borsten tot stand houding van het menselijk leven. Ook de kleinste dieren komen samen in vrede en eendracht.
De grote Schepper en Heer van alles heeft gewild, dat dit alles in vrede en eendracht zou geschieden, Hij, die aan allen weldoet, maar boven alles aan ons, die onze toevlucht hebben genomen tot zijn erbarming door onze Heer Jezus Christus, aan Wie de glorie en de heerlijkheid in de eeuwen der eeuwen. Amen.

zaterdag 26 oktober 2019

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada XXIX per annum sabbato H.Petrus Chrysologus Verbum, Dei Sapientia, caro factum est. Het Woord, Gods Wijsheid, is vlees geworden.



Lectio altera

Ex Sermónibus sancti Petri Chrysólogi epíscopi
(Sermo 117: PL 52, 520-521)

Tweede lezing

Uit de preken van de H. Petrus Chrysologus, bisschop
(Sermo 117: PL 52, 520-521)

Het Woord, Gods Wijsheid, is vlees geworden

De heilige Apostel zegt, dat twee mensen een begin zijn geweest voor het menselijk geslacht, namelijk Adam en Christus: twee mensen, lichamelijk gelijk maar verschillend naar verdienste. Wat de bouw van de ledematen betreft in alle waarheid volkomen gelijk, maar wat hun oorsprong aangaat in volle waarheid van elkaar verschillend. De eerste mens, Adam zegt hij, werd een levend wezen; de laatste Adam werd een levendmakende Geest.

De eerste werd geschapen door de laatste, van Wie hij ook een ziel ontving om te leven. De laatste bestaat voor Zichzelf en behoefde het leven niet van een andere mens te verwachten, maar Hij alleen schenkt aan allen het leven. De eerste werd gevormd uit verachtelijke klei, maar de tweede kwam voort uit de kostbare schoot van de Maagd. Bij de eerste werd aarde veranderd in vlees, bij de laatste werd het vlees verheven tot God.

Wat zullen we nog meer zeggen? Dit is de Adam, die in die andere Adam zijn beeld afdrukte, toen Hij hem vormde. Vandaar dat Hij en zijn wezen en zijn naam aanvaardde, opdat Hem niets van datgene zou ontbreken, wat Hij tot zijn beeld had geschapen. De eerste Adam – de laatste Adam. De eerste had een begin, de laatste heeft geen einde. Omdat deze laatste werkelijk de eerste is, daar Hij zegt: Ik ben de eerste en de laatste.

Ik ben de eerste, dit is, zonder begin. Ik ben de laatste, namelijk zonder einde. Maar, zegt Paulus, het geestelijke komt niet het eerst, het natuurlijke gaat vooraf, daarna komt het geestelijke. De aarde is immers eerder dan de vrucht, maar de aarde is niet zo kostbaar als de vrucht. De eerste vereist zuchten en arbeid, de laatste schenkt het bestaan en leven. Terecht beroemt zich de Profeet over zo’n vrucht, als hij zegt: Onze aarde heeft haar vrucht voortgebracht. Welke vrucht? Die namelijk, waarover hij elders zegt Van de vrucht van uw schoot zet Ik er Een op uw troon. De eerste mens, zegt hij, uit de aarde genomen, is aards en de tweede uit de hemel, is hemels.

Zoals de aarde was, zo zijn ook de aardsen; zoals de Hemelse was, zo zullen ook de hemelsen zijn. Hoe kunnen zij, die niet als zodanig geboren zijn, toch als zodanig worden bevonden? Door niet te blijven zoals zij geboren waren, maar door steeds te blijven zoals zij herboren waren. Vandaar, broeders, dat de hemelse Geest met een geheimzinnige mengeling van zijn licht de schoot van de maagdelijke bron bevrucht, opdat Hij hen, die door hun oorsprong van het stof der aarde als aardse wezens voor ellendige omstandigheden werden voortgebracht, als hemelse voortbrengt en hen tot de gelijkenis met hun Schepper brengt. Nu zijn wij dus herboren, nu hervormd naar het beeld van onze Schepper; laten wij daarom in vervulling brengen, wat de Apostel ons voorhoudt. Zoals wij dus de gestalte van de aardse hebben gedragen, zo moeten wij ook de gestalte dragen van de Hemelse.

Nu wij, zoals gezegd, herboren zijn naar de gestalte van onze Heer, en daarom door God als zijn kinderen zijn aangenomen, moeten wij door een volledige gelijkenis het gehele beeld van onze Schepper in ons dragen; niet in zijn majesteit, waarin Hij enig is, maar in zijn onschuld, zijn eenvoud, zijn zachtmoedigheid, zijn geduld, zijn nederigheid, zijn barmhartigheid en zijn eensgezindheid, waardoor Hij zich verwaardigd heeft één met ons te worden en te zijn.

vrijdag 25 oktober 2019

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada XXIX per annum feria VI De H. Geest spreekt voor ons ten beste


  Ad Officium 

Lectio altera

Ex Epístola sancti Augustíni epíscopi ad Probam
(Ep. 130, 14, 27 — 15, 28: CSEL 44, 71-73)
Tweede lezing

Uit de Brief van de H. Augustinus aan Proba
(Ep. 130, 14, 27 — 15, 28: CSEL 44, 71-73)
De Geest spreekt voor ons ten beste

Alwie dat éne aan de Heer vraagt en dat verlangt, vraagt op een vaste en veilige wijze en behoeft niet te vrezen, dat het hem wellicht zal schaden, als Hij dat ontvangen heeft, zonder hetwelk hem niets van nut kan zijn, wat men dan ook al door een gebed, zoals het behoort te zijn, verkregen moge hebben. Want dat éne is het ene ware en alleen zalige leven: dat wij, onsterfelijk naar lichaam en geest, voor eeuwig de heerlijkheid van de Heer aanschouwen. Om dat éne wordt al het overige verlangd en niet onbehoorlijk gevraagd. Al wie dat éne bezit, zal ook alles bezitten wat hij wil, en zal niet bij machte zijn iets te willen hebben, wat niet behoorlijk is.

Daar is immers de bron des levens, naar welke wij nu moeten dorsten in het gebed, zolang wij leven in de hoop en nog niet zien wat wij hopen, zolang wij vertoeven In de beschutting van zijn vleugels, voor Wie al ons verlangen open ligt, om dronken te worden door de overvloed van zijn huis en gedrenkt te worden door de stroom van zijn geneugte, want bij Hem is de bron des leven, en in Zijn licht zullen wij het Licht aanschouwen, wanneer ons verlangen verzadigd zal worden met zijn goederen en er niets meer overblijft om al zuchtende te zoeken, maar alleen om in vreugde te bezitten.

Intussen, omdat dit de vrede is, die alle begrip te boven gaat, weten wij, wanneer wij deze vrede in het gebed vragen, ook dan niet altijd te bidden zoals het behoort. Want wat wij ons niet kunnen voorstellen hoe het is, kunnen wij natuurlijk ook niet kennen. Maar al wat ons in de gedachte komt, verwerpen wij, verachten wij, keuren wij af, omdat wij weten, dat het niet datgene is, wat wij zoeken, hoewel wij nog niet weten, wat het eigenlijk is.

Wij hebben dus in ons, om zo te zeggen, een soort kundige onwetendheid, maar dan kundig door de Geest Gods, die onze zwakheid te hulp komt. Want als de Apostel gezegd heeft: Daar onze hoop gericht is op het onzichtbare, moet onze verwachting gepaard gaan met standvastigheid, voegt hij eraan toe: Evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp. Want wij weten niet eens, hoe wij behoren te bidden, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. En Hij, die de harten doorgrondt, weet waar de Geest op zint: Hij spreekt voor de heiligen ten beste naar Gods bedoeling.

Die moeten wij niet zo verstaan, alsof wij menen, dat de Heilige Geest van God, die in de Drieëenheid onveranderlijk God is en één met de Vader en de Zoon, voor de heiligen ten beste spreekt als iemand, die niet even hoog staat als God zelf. Er wordt immers gezegd: Hij spreekt voor de heiligen ten beste, omdat Hij de heiligen tot gebed aanspoort, zoals gezegd is: De Heer, uw God, stelt u op de proef, om te weten of gij Hem bemint, dit is, om het u te doen weten. Derhalve bewerkt Hij, dat de heiligen bidden met onuitsprekelijke verzuchtingen, hun het verlangen ingevend naar dat heerlijke, nog onbekende goed, dat wij in geduld verhopen. Hoe toch zou men dat kunnen zeggen, wanneer men verhoopt, wat men nog niet kent? Want als het geheel en al onbekend zou zijn, zou men er niet naar verlangen; en van de andere kant: als men het zou zien, zou men niet meer verlangen en het niet al zuchtende zoeken. 

woensdag 23 oktober 2019

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada XXIX per annum feria V H. Augustinus aan Proba "Wij weten niet, hoe wij behoren te bidden".



 Lectio altera

Ex Epístola sancti Augustíni epíscopi ad Probam
(Ep. 130, 14, 25 — 26: CSEL 44, 68-71)
Tweede lezing

Uit de ‘Brief aan Proba’van de H. Augustinus, bisschop
(Ep. 130, 14, 25 — 26: CSEL 44, 68-71)
Wij weten niet, hoe wij behoren te bidden

Misschien vraagt ge u nog af, waarom de Apostel zegt: Want wij weten niet, hoe wij behoren te bidden. Het is immers geenszins aan te nemen, dat ofwel hijzelf ofwel degenen, tot wie hij dit zei, het Gebed des Heren niet kenden.

Ook de Apostel zelf toonde niet vreemd te zijn aan die onwetendheid, voor zover hij tenminste niet wist hoe hij behoorde te bidden, toen hem een doorn in het vlees werd gestoken, een satansengel hem tuchtigde, opdat hij zich niet op buitengewone openbaringen iets zou laten voorstaan. Daarom bad hij tot driemaal toe tot de Heer om die beproeving van hem weg te nemen. Toen in alle geval wist hij niet hoe hij behoorde te bidden. Tenslotte ontving hij Gods antwoord, waarom niet geschiedde waarvoor die zo grote man bad en waarom deze gebedsverhoring niet dienstig was: Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich ten volle in zwakheid. In dit soort beproevingen dus, die voordelig of nadelig kunnen zijn, weten wij niet, hoe wij behoren te bidden. Toch, omdat zij hard en lastig zijn en omdat ze ingaan tegen ons gevoel van zwakheid, bidden wij gedreven door een algemeen menselijke neiging, dat ze van ons mogen weggenomen worden. Maar zoveel vertrouwen zijn wij onze God en Heer verschuldigd, dat, als Hij ze niet van ons wegneemt, wij daarom niet mogen gaan menen, dat wij door Hem verwaarloosd worden, maar dat wij door het geduldig verdragen leed eerder meer goeds mogen verhopen. Want zo openbaart zich de kracht ten volle in zwakheid.

Deze voorbeelden staan geschreven, opdat niemand zich voor groot houdt, als zijn onverstandig gebed verhoring gevonden heeft, terwijl het nuttiger geweest ware, daarom niet te bidden; of om te verhinderen, dat iemand de moed opgeeft en gaat wanhopen aan de goddelijke barmhartigheid tegenover zijn persoon, als hij niet verhoord wordt, wanneer hij soms iets vraagt, waardoor hij in nog grotere ellende zou komen met het te ontvangen, ofwel door te grote voorspoed verslapt, geheel te gronde zou gaan. In dergelijke omstandigheden weten wij niet naar behoren te bidden.

Vandaar dat, als er iets gebeurt te tegenspraak met ons gebed, wij dat geduldig moeten aanvaarden, in alles God moeten danken en er niet het minst aan moeten twijfelen, dat datgene op de eerste plaats behoorde te geschieden, wat met Gods wil, niet met de onze onze, overeenkwam. Want ook hierin gaf ons die Middelaar het voorbeeld, die, toen Hij gezegd had: Vader, indien het mogelijk is, laat deze kelk aan Mij voorbijgaan, zijn menselijke wil, die Hij tengevolge van zijn menswording bezat, omvormde en er terstond aan toevoegde: Maar niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt, Vader. Vandaar worden terecht om de gehoorzaamheid van Eén velen gerechtvaardigd.

Retraitesnipper - DE TUIN VAN EDEN Genesis 2


4Dit is de geschiedenis van het ontstaan van de hemel en aarde, zoals ze geschapen zijn. Toen Jahwe God de aarde en de hemel maakte, 5waren er op aarde nog geen wilde planten en groeide er geen enkel veldgewas, want Jahwe God had nog geen regen op de aarde laten vallen en er was nog geen mens om de grond te bebouwen, 6om het water uit de aarde omhoog te halen en de aardbodem te bevloeien. 7Toen boetseerde Jahwe God de mens uit stof, van de aarde genomen, en Hij blies hem de levensadem in de neus: zo werd de mens een levend wezen.* 8Daarna legde Jahwe God een tuin aan in Eden, ergens in het oosten, en daarin plaatste hij de mens die Hij geboetseerd had. 9Jahwe God liet uit de grond allerlei bomen opschieten, aanlokkelijk om te zien en heerlijk om van te eten; daarbij was ook de boom van het leven midden in de tuin en de boom van de kennis van goed en kwaad. 10Uit Eden stroomt de rivier die water geeft aan de tuin; hij splitst zich in vier armen. 11De naam van de eerste is Pison, hij stroomt om geheel Chawila heen, waar goud is; 12het goud van dat land is voortreffelijk; en ook balsemhars en edelstenen worden er gevonden. 13De tweede heet Gichon, hij stroomt om geheel Kus heen. 14De derde heet Tigris; hij loopt ten oosten van Assur. De vierde is de Eufraat. 15Toen bracht Jahwe God de mens in de tuin van Eden, om die te bewerken en te beheren. 16En Jahwe God gaf de mens dit gebod: `Van al de bomen in de tuin moogt ge vrij eten, 17maar van de boom van de kennis van goed en kwaad moogt ge niet eten, want op de dag dat gij daarvan eet, moet ge sterven.' 18Jahwe God sprak: `Het is niet goed dat de mens alleen blijft. Ik ga een hulp voor hem maken die bij hem past.* 19Toen boetseerde Jahwe God uit de aarde alle dieren op het land en alle vogels van de lucht, en bracht die bij de mens, om te zien hoe hij ze noemen zou: zoals de mens ze zou noemen, zo zouden ze heten. 20De mens gaf dus namen aan al de tamme dieren en aan al de vogels van de lucht en aan al de wilde beesten; maar een hulp die bij hem paste vond de mens niet. 21Toen liet Jahwe God de mens in een diepe slaap vallen; en terwijl hij sliep, nam Hij een van zijn ribben weg en zette er vlees voor in de plaats.** 22Daarna vormde Jahwe God uit de rib die Hij bij de mens had weggenomen, een vrouw, en bracht haar naar de mens. 23Toen sprak de mens: `Eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees! Mannin zal zij heten, want uit een man is zij genomen.' 24Zo komt het dat een man zijn vader en zijn moeder verlaat en zich zo aan zijn vrouw hecht, dat zij volkomen één worden. 25Zij waren beiden naakt, de mens en zijn vrouw, maar zij voelden geen schaamte voor elkaar.

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada XXIX per annum feria IV Gij zult niets vinden wat niet in dit Gebed des Heren besloten ligt.



Lectio altera

Ex Epístola sancti Augustíni epíscopi ad Probam
(Ep. 130, 12, 22 — 13, 24: CSEL 44, 65-68)

Tweede lezing

Uit de ‘Brief aan Proba’van de H. Augustinus, bisschop
(Ep. 130, 12, 22 — 13, 24: CSEL 44, 65-68)


Wie bij voorbeeld zegt: Verheerlijk U bij alle volkeren zoals bij ons verheerlijkt zijt, en: Laten uw profeten waarachtig worden bevonden, wat zegt hij dan anders dan: Geheiligd worde uw naam?

Wie zegt: God der heerscharen, richt ons weer op; laat uw aanschijn lichten, dat wij worden gered, wat zegt hij anders dan: Uw rijk kome?

Wie zegt: Richt mijn schreden naar uw bestel en laat geen onheil mij treffen,  wat zegt hij anders dan: Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel?

Wie zegt: Geef mij armoede noch rijkdom, Wat zegt hij anders dan: Geef ons heden ons dagelijks brood?

Wie zegt: Blijf David gedenken, Heer en al zijn zachtmoedigheid, of: Heer, als ik dat heb gedaan, als er onrecht kleeft aan mijn handen; als ik kwaad heb vergolden aan hem, die het mij aandeden, wat zegt hij dan anders dan: Vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven?

Wie zegt: Red mij van mijn vijanden, God, bescherm mij tegen mijn verdrukkers, wat zegt hij anders dan: Verlos ons van het kwade?

En als gij alle woorden van heilige gebeden doorneemt, zult ge, voor zover ik meen, niets vinden, wat niet in dat gebed des Heren ligt vervat en besloten. Vandaar staat het wel vrij: telkens met andere woorden en toch hetzelfde te zeggen bij het bidden, maar het staat niet vrij iets anders te zeggen.

Zo moeten wij bidden voor onszelf, voor de onzen en voor vreemden, zelfs voor onze vijanden, zonder een zweem van aarzeling, hoewel in het hart van degene die bidt, nu eens de behoefte tot gebed voor die ontstaat en zich verheffen moge, naargelang hij hem nader of verder staat.

Gij hebt, voor zover ik meen, nu vernomen niet alleen hoe gij zelf bij het gebed u moet gedragen, maar ook wat gij in uw gebed moet vragen; en dat heb ik u niet geleerd, maar degene, die zich verwaardigde ons allen te leren.

Het gelukzalige leven moet men zoeken en dit aan God de Heer vragen. De kwestie, wat het zeggen wil: gelukzalig te zijn, daarover is veel door velen getwist; maar waarom zouden wij ons ter wille van deze vele opvattingen wenden naar velen? In Gods Heilige Schrift wordt kort en waarachtig gezegd: Gelukkig het volk, waarvan de Heer zijn God is. Om tot zijn volk te behoren en om ertoe te kunnen komen Hem te beschouwen en voortdurend met Hem te kunnen leven, moeten wij beseffen, dat het doel van het gebod de liefde is, die voortkomt uit een rein hart, een goed geweten en een ongeveinsd geloof.

In deze drie ligt voor een goed geweten, de hoop gevestigd. Het geloof, de hoop en de liefde voeren dus degene, die bidt, tot God, d.w.z.: degene die gelooft, hoopt, verlangt en datgene overweegt, wat hij aan God vraagt in het gebed des Heren.