Ad
Officium lectionis
Lectio altera
Ex
Enarratiónibus sancti Augustíni epíscopi in psalmos
(Ps 95, 14. 15: CCL
39, 1351-1353)
Quid ergo debet
fácere christiánus? Uti mundo non servíre mundo. Quid est hoc? Habéntes tamquam
non habéntes. Sic dicit Apóstolus: De cétero fratres, tempus breve est:
réliquum est ut et hi qui habent uxóres, tamquam non habéntes sint; et qui flent,
tamquam non flentes; et qui gaudent, tamquam non gaudéntes; et qui emunt, quasi
non tenéntes; et qui utúntur hoc mundo, tamquam non uténtes: præterit enim
figúra huius mundi. Volo vos sine sollicitúdine esse. Qui sine
sollicitúdine est, secúrus exspéctat quando véniat Dóminus ipsíus. Nam qualis
amor est Christi, timére ne véniat? Fratres, non erubéscimus? Amámus, et
timémus ne véniat. Certe amámus? an
peccáta nostra plus amámus? Ergo ipsa odérimus peccáta, et amémus eum qui
ventúrus est ad puniénda peccáta. Véniet, velímus, nolímus; non enim quia modo
non venit, ídeo ventúrus non est. Véniet, et quando nescis; et si parátum te
invénerit, nihil tibi obest quia nescis.
Tweede lezing
Uit de Verhandelingen over de
psalmen van de H. Augustinus, bisschop
(Ps 95, 14. 15: CCL 39, 1351-1353)
Laten wij zijn
eerste komst niet weerstaan, om de tweede niet te hoeven vrezen
Dan zullen alle bomen juichen in het woud voor het aanschijn
van de Heer, omdat Hij komt, omdat Hij komt om de aarde te richten. Eerst komt
Hij, en daarna zal Hij komen. Deze stem klonk als eerste in het
Evangelie: Van nu af zult gij de Mensenzoon zien komen op de wolken. Wat
wil zeggen: van nu af? Zal de Heer dan later niet komen, als alle volken
der aarde zullen weeklagen? Eerst kwam Hij in zijn predikers en vervulde Hij de
gehele aarde. Laten wij zijn eerste
komst niet weerstaan, om niet zijn tweede te moeten vrezen.
Wat moeten de christenen dan doen? De wereld gebruiken, niet
de wereld dienen. En wat wil dat zeggen? Bezitten alsof men niet bezat. Zo zegt
de Apostel: Overigens, broeders, de tijd is kort geworden. Laat daarom zij,
die vrouwen hebben, zijn als hadden zij die niet; zij, die wenen, als weenden
zij niet; zij die zich verheugen, als waren zij niet verheugd; zij, die kopen,
als werden zij geen eigenaar. Kortom, zij die met het aardse omgaan, moeten er
niet in opgaan; want de wereld, die zij zien, gaat voorbij. Ik zou willen, dat
gij zonder zorg waart. Wie zonder zorg is, wacht rustig tot zijn Heer komt.
Want wat is dat voor een liefde tot Christus: vrezen, dat Hij komt? Broeders,
schamen wij ons niet? Wij beminnen en vrezen, dat Hij komt? Beminnen wij dan
wel zeker? Of beminnen wij meer onze zonden? Laten wij die zonden dus haten en
Hem beminnen, die zal komen om de zonden te straffen. Hij zal komen, of wij
willen of niet; want niet, omdat Hij nu nog niet komt, zal Hij niet komen. Hij
zal komen, maar men weet niet wanneer; en als Hij u bereid vindt, zal het u
niet schaden, dat gij niet weet, wanneer Hij komt.
En dan zullen alle bomen juichen in het woud. Eerst
komt Hij en daarna zal Hij de aarde richten: Hij zal hen juichend vinden, die
bij zijn eerste komst geloofd hebben, dat Hij kwam.
Hij zal de wereld rechtvaardig richten en de volken vonnissen
naar de waarheid. Wat is rechtvaardigheid en waarheid? Zijn
uitverkorenen zal Hij bij zich verzamelen om te oordelen; maar de overigen zal
Hij van elkaar scheiden. De enen zal Hij aan zijn rechterkant plaatsen, de
anderen aan zijn linker. Wat zal er dan rechtvaardiger zijn, wat zal meer met
de waarheid overeenkomen dan dat zij, die geen barmhartigheid willen beoefenen
voordat de rechter kwam, ook geen barmhartigheid van de rechter kunnen
verwachten? Maar die barmhartig wilden zijn zullen ook met barmhartigheid
geoordeeld worden. Want tot degenen aan zijn rechterhand zal Hij zeggen: Komt,
gezegenden van mijn Vader, neemt bezit van het rijk, dat voor u is bereid vanaf
de grondvesting der wereld. En Hij rekent hun dan als verdienste de werken
van barmhartigheid aan: Want ik had dorst en gij hebt Mij gelaafd,
enzovoorts.
Maar wat zal Hij daarentegen diegenen aan de linkerkant
verwijten? Dat zij geen bramhartigheid wilden beoefenen. En waarheen zullen zij
gaan? Gaat heen in het eeuwig vuur. Dat onheilswoord zal een jammerlijk
zuchten bewerken. Maar wat zegt dat anderen psalmwoord? De rechtvaardige
blijft voor eeuwig in de herinnering; voor het onheilswoord is hij niet
bevreesd. Wat is dat: het onheilswoord? Gaat in het eeuwig vuur, dat
bereid is voor de duivel en zijn engelen. Wie zich verheugt doordat hij het
goede hoort, zal niet vrezen het kwade te horen.
Of zal de rechter soms niet rechtvaardig zijn, omdat gij
onrechtvaardig zijt? Of zal de waarheid niet waarachtig zijn, omdat gij
leugenachtig zijt? Maar als gij een barmhartige rechter wilt hebben, wees dan
zelf barmhartig voor Hij komt: vergeef als tegen u is misdaan, en geef van
hetgeen gij in overvloed hebt. Uit wiens bezit geeft gij anders dan uit het
Zijne? Als gij het uwe zoudt geven, zou het een schenking zijn. Nu gij uit zijn
bezit weggeeft, is het een uitgave. Want wat hebt gij, dat gij niet
ontvangen hebt. Aangename offers aan God zijn deze: Barmhartigheid,
nederigheid, schuld bekennen, vrede en liefde. Laten wij deze betonen en zo
zullen wij veilig afwachten de komst van de Rechter, die de wereld
rechtvaardig zal richten en de volken vonnissen naar de waarheid.