Vandaag, 22 november, Sint Cæcilia,
maagd en martelares
Wij feliciteren alle muziekgezelschappen en alle koren die Sint Cæcilia tot
patrones hebben!
,
Sint Cæcilia. 1569. Michel Coxcie
Olieverf op linnen, 136 cm x 104 cm. Prado, Madrid.
Vandaag gedenken en vieren wij (niet alleen het
hoogfeest van Christus Koning, in 2016 niet, maar ook0 de heiligheid van de Romeinse
martelares Cæcilia.
Cæcilia
behoorde tot de vooraanstaande families van Rome en ongetwijfeld was zij
een der grootste weldoeners van de Kerk in de derde eeuw, zowel door haar milde
gaven alsook door het paleis van Trastevere dat zij haar afstond. Zij ontving
het voorrecht met eer te worden begraven op het kerkhof van Sint Callixtus,
dichtbij de crypte van de pausgraven. Maar wat haar vooral geliefd heeft
gemaakt is dat haar gedachtenis een der lieflijkste verhalen van de
christelijke oudheid in het leven heeft geroepen, waarvan schilders, musici,
dichters en de liturgie van de Kerk zelf gebruik hebben gemaakt.
Gebed tot de patrones der
musici
“De kerkvaders vergelijken onze ziel vaak
met een symphonie, een orkest, symphonialis
anima. Evenals de luchtstroom die onder de vingers van den kunstenaar een
trilling door het orgel blaast, zo geraakt zij in beweging bij de eerste
aanraking der genade en trilt zij in overeenstemming met de gedachten en de
gevoelens van de Heiland. O, het schoon concert der reine zielen, die door God
met vreugde worden aanhoord zonder dat zijn oor wordt gestoord door de
wanklanken der zonde, noch door de snerpende wangeluiden van godslastering en
verraad.
Gewaardig u, o Cecilia, in ruil voor onze
hulde de standvastige overeenstemming voor ons te verkrijgen van onze wil met
ons verlangen naar deugd en ons vermogen tot het goede. Overtuig ons dat de
staat van genade, waarin de christen normaal moet verkeren, niet bestaat in het
eenvoudig vermijden van het kwaad, noch in het karig en koud onderhouden der
geboden, maar in een blijde en geestdriftige bezieling, welke aan de liefde en
aan de ijver de gehele diepte en zoetheid van hun spel weet te geven”.
(Mgr. Grente, Oeuvres Oratoires, VIII, Bldz. 17-20.).