zaterdag 27 november 2021

Lezingen H.Mis 1e zondag van de advent, jaar C

Eerste lezing (Jer. 33, 14-16)
Uit de Profeet Jeremia.
Zo spreekt de Heer:
Er komt een tijd,
dat Ik de belofte vervul, die Ik aan Israël en Juda gedaan heb.
Dan schenk Ik David een wettige afstammeling,
die het land rechtvaardig en eerlijk bestuurt.
In die dagen wordt Juda gered en is Jeruzalem veilig.
En die stad zal heten: Heer, onze gerechtigheid.

Tweede lezing (1 Tess. 3, 12-4, 2)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Tessalonica.
Broeders en zusters,
moge de Heer u overvloedig doen toenemen
in liefde voor elkaar en voor alle mensen,
zoals ook mijn liefde uitgaat naar u.
Hij sterke uw hart, zodat gij onberispelijk zijt en heilig
voor het aanschijn van God, onze Vader,
bij de komst van onze Heer Jezus met al zijn heiligen.
Voor het overige, broeders en zusters,
vragen en vermanen wij u in de Heer Jezus,
dat gij de overlevering, die gij van ons hebt ontvangen,
de overlevering namelijk over een levenswandel,
die God welgevallig is,
nog trouwer naleeft dan gij al doet.
Gij kent de voorschriften,
die wij u op gezag van de Heer Jezus gegeven hebben.

Evangelie (Lc. 21, 25-28.34-36)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Er zullen tekenen zijn aan de zon, maan en sterren
en op de aarde zullen volkeren in angst verkeren,
radeloos door het gebulder van de onstuimige zee.
De mensen zullen het besterven van schrik,
in spanning om wat de wereld gaat overkomen.
Want de hemelse heerscharen zullen in verwarring geraken.
Dan zullen zij de Mensenzoon zien komen op een wolk,
met macht en grote heerlijkheid.
Wanneer zich dit alles begint te voltrekken,
richt u dan op en heft uw hoofden omhoog,
want uw verlossing komt nabij.
Zorg ervoor dat uw geest niet afgestompt raakt
door een roes van dronkenschap en de zorgen van het leven;
laat die dag u niet onverhoeds grijpen als in een strik;
want hij zal komen over alle mensen, waar ook ter wereld.
Weest daarom altijd waakzaam en bidt
dat ge in staat moogt zijn te ontkomen
aan al die dingen, die zich gaan voltrekken,
en dat ge stand moogt houden
voor het aangezicht van de Mensenzoon.”