donderdag 30 juni 2022

30 juni HH. Eerste Martelaren van Rome H. Clemens Uit afgunst vervolgd, zijn zij een prachtig voorbeeld onder ons geworden.

Nadat in het jaar 64 de stad Rome door brand was geteisterd, ontketende keizer Nero een kerkvervolging, waarin vele christenen de dood vonden ten gevolge van verschrikkelijke martelingen. Hiervan getuigen de heidense schrijver Tacitus in zijn Annalen (15, 44) en bisschop Clemens van Rome in zijn brief aan de Korintiërs (hoofdst. 5 en 6).

Henryk Siemiradzki

Nero's Torches (Leading Light of Christianity)

 




Lezingendienst Tweede lezing

Uit de brief van de heilige paus Clemens I († 101) aan de Korintiërs

Uit afgunst vervolgd, zijn zij een prachtig voorbeeld onder ons geworden.


Laten wij de reeks voorbeelden uit vroeger tijden beëindigen en komen we nu bij de strijders van de jongste tijd: stellen wij de edelmoedige voorbeelden van onze generatie aan de orde. Uit afgunst en nijd werden de grootste en de meest rechtvaardige zuilen vervolgd en streden zij tot de dood.
Stellen wij ons de goede apostelen voor ogen: Petrus die ten gevolge van ongerechtvaardigde naijver niet een of twee keer, maar veelvuldig beproevingen heeft doorstaan en na aldus getuigenis te hebben afgelegd, is opgegaan naar de hem toekomende plaats in de heerlijkheid. Ten gevolge van ondervonden afgunst en nijd kon Paulus de prijs tonen van de volharding. Zevenmaal droeg hij de boeien, hij werd verjaagd en gestenigd, hij werd een heraut van het woord in Oost en West, hij verwierf een roemrijke naam om zijn geloof. Nadat hij heel de wereld de gerechtigheid had geleerd en zelfs het uiterste Westen had bereikt, heeft hij getuigenis afgelegd tegenover de heersers. Aldus scheidde hij uit deze wereld en ging hij op naar de heilige plaats als een schitterend voorbeeld van volharding.
Bij deze mannen van zo’n heilige levenswandel heeft zich een grote menigte uitverkorenen aangesloten, die ten gevolge van afgunst vele folteringen en kwellingen hebben ondergaan en zo een prachtig voorbeeld onder ons zijn geworden. Uit naijver werden vrouwen vervolgd. Verkleed als mythologische figuren, hebben zij verschrikkelijke en schandelijke folteringen doorstaan. In de wedloop van het geloof hebben zij - ofschoon lichamelijk zwak - het doel bereikt en hebben zij een eervolle prijs ontvangen. Afgunst heeft vrouwen van haar mannen vervreemd en zo werd veranderd wat van onze vader Adam was gezegd: ‘Dit is been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees’ (Gen. 2, 23). Naijver en twist hebben grote steden omvergeworpen en machtige volkeren uitgeroeid.
Dit alles, geliefden, schrijven wij niet alleen om u te vermanen, maar ook om het onszelf in herinnering te brengen. Wij bevinden ons toch in hetzelfde strijdperk en eenzelfde strijd wacht ook ons. Laat daarom zinloze en ijdele zorgen varen en laten we de roemrijke, eervolle regels volgen van onze overlevering. Laten wij aandacht schenken aan wat schoon, wat aangenaam, wat welgevallig is in het oog van Hem die ons schiep. Beschouwen wij met aandacht het bloed van Christus en beseffen wij hoe kostbaar het is voor God, zijn Vader, daar het omwille van ons heil is vergoten en aan heel de wereld de genade van de bekering heeft gebracht.

woensdag 29 juni 2022

Wolfgang Amadeus Mozart - Ave Verum Corpus - aanstaande zondag in de Basiliek bij ons Consortium Basilicale Muziek om tot rust te komen



HH Petrus en Paulus "Samen hebben zij de ene gemeenschap van Christus opgebouwd"

29 juni Hoogfeest van de HH. Apostelen Petrus en Paulus

PREFATIE



Heilige Vader, machtige eeuwige God,
om recht te doen aan uw heerlijkheid,
om heil en genezing te vinden zullen wij U danken,
altijd en overal.

Want het feest van uw heilige Apostelen
vervult ons met vreugde:
Petrus, die als eerste van allen het geloof heeft beleden,
Paulus, die het als leraar heeft verklaard.
De een heeft met de heilige rest van Israël de jonge Kerk gesticht;
de ander werd de leraar van de volkeren, van allen die geroepen zijn.
Samen hebben zij, ieder op zijn eigen wijze,
de ene gemeenschap van Christus opgebouwd,
en nu zij beiden dezelfde kroon ontvangen hebben,
worden zij in heel de wereld samen gevierd.

Daarom, met alle Engelen en Heiligen,
loven en aanbidden wij U zolang er woorden zijn en zingen U vol vreugde:

Sanctus, Sanctus, Sanctus…

Lezingen H. Mis 29 juni - HH. Petrus en Paulus - apostelen - hoogfeest

Eerste lezing (Hand. 12, 1-11)
Uit de Handelingen van de Apostelen.
In die dagen legde koning Herodes de hand op enkele leden van de kerk om hen te mishandelen: Jakobus, de broer van Johannes, liet hij met het zwaard ter dood brengen. Omdat hij bemerkte dat dit de joden aangenaam was, liet hij ook nog Petrus gevangen nemen. Het was juist in de dagen van het ongedesemde brood. Toen hij hem in handen had gekregen, wierp hij hem in de gevangenis en liet hem bewaken door vier groepen soldaten, elk van vier man; het was zijn bedoeling Petrus na het paasfeest voor het volk te leiden. Terwijl Petrus in de gevangenis zat, werd door de kerk vurig voor hem tot God gebeden. In de nacht vóórdat Herodes hem wilde laten voorleiden, lag Petrus met twee kettingen vastgebonden, te slapen tussen twee soldaten, terwijl ook voor de poort van de gevangenis wacht werd gehouden. Opeens stond een engel des Heren bij hem en was de cel hel verlicht. Hij stootte Petrus in de zij, wekte hem en sprak: “Sta vlug op.” Meteen vielen de kettingen van zijn handen. Vervolgens zei de engel: “Doe uw gordel om en bind uw sandalen onder.” Petrus deed het. De engel hernam: “Sla uw mantel om en volg mij.” Hij ging mee naar buiten zonder nog te beseffen dat het werkelijkheid was wat de engel deed: hij meende een visioen te zien. Zij passeerden de eerste en de tweede wacht en kwamen aan de ijzeren poort, die toegang gaf tot de stad; deze ging vanzelf voor hen open. Zij traden naar buiten, liepen een straat ver en eensklaps was de engel verdwenen. Toen kwam Petrus tot zichzelf en zei: “Nu weet ik zeker, dat de Heer zijn engel heeft gezonden en mij heeft ontrukt aan de macht van Herodes en aan alles wat het volk der Joden verwachtte.”

Tweede lezing (2 Tim. 4, 6-8.17-18)
Uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan Timóteüs.
Dierbare, wat mij betreft, mijn bloed wordt weldra geplengd, het uur van mijn heengaan is nabij. Ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop voleind, het geloof bewaard. Nu wacht mij de krans der gerechtigheid waarmee de Heer, de rechtvaardige Rechter, mij zal belonen op de grote dag, en niet alleen mij, maar allen die met liefde uitzien naar zijn komst. De Heer heeft mij terzijde gestaan en mij kracht gegeven om mijn ambt als prediker van het evangelie ten einde toe te vervullen, zodat alle volken ervan horen, en ik werd verlost uit de muil van de leeuw. De Heer zal mij blijven beschermen tegen alle boze aanslagen en mij behouden overbrengen naar zijn hemels koninkrijk. Hem zij de heerlijkheid in de eeuwen der eeuwen! Amen.

Evangelie (Mt. 16, 13-19)
In die tijd, toen Jezus in de streek van Caesarea van Filippus gekomen was, stelde Hij zijn leerlingen deze vraag: “Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?” Zij antwoordden: “Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de profeten.” “Maar gij - sprak Hij tot hen - wie zegt gij dat Ik ben?” Simon Petrus antwoordde: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Jezus hernam: “Zalig zijt gij, Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemel is. Op mijn beurt zeg Ik u: Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn.”

29 juni Hoogfeest van de heilige Petrus en Paulus

29 juni
Martyrologium Romanum:
Het hoogfeest van de heilige Petrus en Paulus. Simon, zoon van Jona en broer van Andreas, beleed als eerste onder de leerlingen Jezus als de Christus, de Zoon van de levende God, en werd door Hem Petrus genoemd.
Paulus, de apostel van de heidenen, predikte de gekruisigde Christus aan Joden en Grieken. Beiden verkondigden met geloof en liefde het evangelie van Jezus Christus in de stad Rome en stierven onder keizer Nero als martelaar. De eerste werd, zoals de overlevering vertelt,  met het hoofd naar beneden aan het kruis geslagen en op de Vaticaanse heuvel bij de Via Triumphalis begraven,  de ander werd met de dood door het zwaard gestraft en aan de Via Ostiense in een graf gelegd.

Op deze dag wordt door heel de wereld hun triomf gevierd met gelijke eer en verering.

Lectio divina Petrus en Paulus "De martelaren hebben gezien wat zij predikten"














29 juni Hoogfeest H.H. Petrus en Paulus, Apostelen

Liturgia Horarum / Getijdengebed:

Lectio altera

Ex Sermónibus sancti Augustíni epíscopi (Sermo 295, 1-2. 4. 7-8: PL 38, 1348-1352)

Isti martyres viderunt quod prædicaverunt

Istum nobis diem beatissimórum apostolórum Petri et Pauli pássio consecrávit. Non de obscúris alíquibus martýribus lóquimur. In omnem terram éxiit sonus eórum, et in fines orbis terræ verba eórum. Isti mártyres vidérunt quod prædicavérunt, secúti æquitátem, confiténdo veritátem, moriéndo pro veritáte.

Beátus Petrus, primus Apostolórum, véhemens Christi amátor, qui méruit audíre: Et ego dico tibi quia tu es Petrus. Díxerat enim ipse: Tu es Christus Fílius Dei vivi. Christus illi: Et ego dico tibi quia tu es Petrus, et super hanc petram ædificábo Ecclésiam meam. Super hanc petram ædificábo fidem, quam confitéris. Super hoc quod dixísti: Tu es Christus Fílius Dei vivi, ædificábo Ecclésiam meam. Tu enim Petrus. A petra Petrus, non a Petro petra. Sic a petra Petrus, quómodo a Christo christiánus.

Dóminus Iesus discípulos suos ante passiónem suam, sicut nostis, elégit, quos Apóstolos appellávit. Inter hos pæne ubíque solus Petrus totíus Ecclésiæ méruit gestáre persónam. Propter ipsam persónam, quam totíus Ecclésiæ solus gestábat, audíre méruit: Tibi dabo claves regni cælórum. Has enim claves non homo unus, sed únitas accépit Ecclésiæ. Hinc ergo Petri excelléntia prædicátur, quia ipsíus universitátis et unitátis Ecclésiæ figúram gessit, quando ei dictum est: Tibi trado, quod ómnibus tráditum est. Nam ut novéritis Ecclésiam accepísse claves regni cælórum, audíte in álio loco quid Dóminus dicat ómnibus Apóstolis suis: Accípite Spíritum sanctum. Et contínuo: Si cui dimiséritis peccáta, dimitténtur ei; si cuius tenuéritis, tenebúntur.

Mérito étiam post resurrectiónem Dóminus ipsi Petro oves suas commendávit pascéndas. Non enim inter discípulos solus méruit páscere domínicas oves; sed quando Christus ad unum lóquitur, únitas commendátur; et Petro prímitus, quia in Apóstolis Petrus est primus. Noli tristis esse, Apóstole; respónde semel, respónde íterum, respónde tértio. Ter vincat in amóre conféssio, quia ter victa est in timóre præsúmptio. Solvéndum est ter, quod ligáveras ter. Solve per amórem, quod ligáveras per timórem. Et tamen Dóminus semel et íterum et tértio oves suas commendávit Petro.

Unus dies passiónis duóbus apóstolis. Sed et illi duo unum erant; quamquam divérsis diébus pateréntur, unum erant. Præcéssit Petrus, secútus est Paulus. Celebrámus diem festum apostolórum nobis sánguine consecrátum. Amémus fidem, vitam, labóres, passiónes, confessiónes, prædicatiónes.

Uit de Preken van de H. Augustinus, bisschop

Die martelaren hebben gezien, wat zij predikten

Deze dag is geheiligd door het lijden van de allerzaligste apostelen Petrus en Paulus. We spreken hier niet over enkele onbekende martelaren. Over heel de aarde galmen hun klanken, en tot aan de grenzen der wereld hun tonen. Die martelaren hebben gezien, wat zij predikten, namelijk de gerechtigheid, door de waarheid te leren en voor de waarheid te sterven.

De zalige Petrus was de eerste der Apostelen, een vurig minnaar van Christus, die verdiende de woorden te horen: En Ik zeg U: Gij zijt Petrus. Hij had zelf immers gezegd: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God. En Christus tot hem: En Ik zeg u: Gij zijt Petrus, en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen. Op deze steenrots zal Ik het geloof bouwen, dat gij belijdt. Op dat, wat gij gezegd hebt: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God, zal Ik mijn Kerk bouwen. Gij toch zijt een Petrus. Een Petrus door de rots, niet een rots door petra. Zo is van rots (petra) het woord Petrus afgeleid, zoals het woord ‘christen’ van Christus.

De Heer Jezus heeft vóór zijn Lijden, zoals u weet, zijn leerlingen gekozen, die Hij ‘Apostelen’ noemde. Onder hen was het bijna overal alleen Petrus, die heel de Kerk in zijn persoon vertegenwoordigde. Om die persoonlijkheid, die hij van heel de Kerk in zich droeg, verdiende hij te horen: U zal Ik de sleutels geven van het Rijk der hemelen. Want die sleutels ontving niet een enkele persoon, maar de eenheid van de Kerk. Vandaar dus wordt de uitnemendheid van Petrus aangekondigd, omdat hij in zijn figuur de algemeenheid en de eenheid van de Kerk voorstelt, wanneer tot hem gezegd wordt: Ik geef u, wat aan allen tezamen gegeven werd. Want om te weten, dat de Kerk de sleutels des hemels heeft ontvangen, moet u letten op wat de Heer op een andere plaats tot al zijn Apostelen zegt: Ontvangt de Heilige Geest. En daarbij aansluitend: Aan wie gij hun zonden vergeeft, zijn die vergeven; aan wie gij hun zonden houdt, zijn die gehouden.

Terecht ook heeft de Heer na zijn Verrijzenis aan Petrus zelf opgedragen zijn schapen te weiden. Want onder de leerlingen verdiende hij niet alleen de kudde van de Heer te weiden; maar wanneer Christus tot één persoon spreekt, wordt de éénheid gesymboliseerd; en zo spreekt Hij tot Petrus het eerst, omdat Petrus de eerste is onder de Apostelen. Wees niet bedroefd, Apostel; antwoord éénmaal, antwoord opnieuw, antwoord voor de derde maal. Moge uw belijdenis in liefde, tot driemaal toe, overwinnen, omdat de overmoed in vrees u driemaal heeft overwonnen. Driémaal moet ontslagen worden, wat gij driemaal hebt gebonden. Maak vrij de liefde, welke gij gebonden had door de vrees. En de Heer heeft éénmaal en weer opnieuw en voor de derde maal zijn schapen aan Petrus toevertrouwd.

Nu is één dag van het lijden voor twéé Apostelen. Maar ook die twee waren één. Hoewel ze op verschillende dagen hebben geleden, waren ze toch één. Petrus ging vóór, Paulus volgde. Laten wij deze feestdag vieren, die voor ons door het bloed van de Apostelen is gewijd. Laten wij beminnend hun geloof bewonderen, hun leven, hun arbeid, hun lijden, hun belijdenis, hun prediking.

(S. Augustini, Sermo 295, 1-2. 4. 7-8: PL 38, 1348-1352)..



dinsdag 28 juni 2022

28 juni H. Ireneüs van Lyon Bisschop van Lyon en martelaar Gedachtenis




Toespraak paus Benedictus XVI tijdens de algemene audiëntie van 28 maart 2007

De biografische gegevens over de heilige Ireneüs van Lyon stammen uit zijn eigen getuigenis, dat ons overgeleverd is door Eusebius in het vijfde boek van zijn Historia Ecclesiastica.

Ireneüs werd naar alle waarschijnlijkheid ongeveer rond 135-140 geboren te Smyrna (het tegenwoordige Izmir, Turkije), waar hij in zijn jeugd in de leer was bij bisschop Polycarpus, die op zijn beurt leerling was bij de apostel Johannes. We weten niet wanneer hij zich van  Asia Minor naar Gallië heeft begeven, maar de verhuizing moet zijn samengevallen met de eerste ontwikkelingen van een christengemeenschap in Lyon: in 177 treffen we hem hier aan bij het college van presbyters. Precies in dat jaar werd hij nar Rome gezonden met een brief van Lyon aan paus Eleuterus.
Door deze Romeinse missie ontkwam Ireneüs aan de vervolging door Marcus Aurelius, waarin minstens vierentachtig martelaren zijn gevallen, onder wie de bisschop van Lyon, de negentigjarige Pontius, die gestorven is aan mishandelingen in de gevangenis. Zo kwam het dat, na zijn terugkeer, Ireneüs tot bisschop van de stad gekozen werd. De nieuwe herder wijdde zich geheel aan zijn bisschopsambt, dat rond 202-203 tot een einde kwam, mogelijk door het martelaarschap.

Ireneüs is vooral een man van geloof en een herder. Van de Goede Herder heeft hij  het gevoel voor maat, de rijkdom van de leer en het missionaire vuur.  Als schrijver beoogt hij een dubbel doel: de ware leer verdedigen tegen de aanvallen van de ketters, en helder en duidelijk de waarheid van het geloof uiteenzetten. Aan deze doelen beantwoorden exact de beide werken die ons van hem zijn bijgebleven: de vijf boeken Tegen de ketterijen, en de Uiteenzetting van de apostolische prediking (die ook de oudste “catechismus van de katholieke leer” genoemd mag worden). Kortom, Ireneüs is de kampioen van de strijd tegen de ketterijen.

De Kerk van de tweede eeuw werd bedreigd door de zogenaamde gnosis,  een leer die stelde dat het geloof dat door de Kerk werd onderwezen louter symboliek was voor de eenvoudigen, die niet in staat waren moeilijke dingen te begrijpen; de ingewijden daarentegen, de intellectuelen – gnostici  noemden zij zich – zouden begrepen hebben wat achter deze symbolen stak, en zo een intellectualistisch christendom voor de elite hebben gevormd.
Uiteraard viel dit intellectualistisch christendom steeds meer uiteen in diverse denkrichtingen, die dikwijls vreemd en extravagant waren, maar voor velen aantrekkelijk. Een gemeenschappelijk element van deze stromingen was het dualisme, dat wil  zeggen: men ontkende het geloof in één enige God, Vader van allen, Schepper en Verlosser van de mens en de wereld. Om het kwaad in de wereld te verklaren, stelden zij dat er naast de goede God ook nog een negatief beginsel bestond. Dit negatieve beginsel zou de materiële dingen hebben voortgebracht, de materie als zodanig.

Stevig geworteld in de bijbelse leer van de schepping, weerlegt Ireneüs het gnostisch dualisme en pessimisme die heel de lichamelijke werkelijkheid van haar waarde beroofden. Vastberaden verdedigde hij de oorspronkelijke heiligheid van de materie, van het lichaam, van het vlees evenzeer als van de geest. Maar zijn werk gaat veel verder dan de weerlegging van de ketterij: men kan inderdaad zeggen dat hij zich presenteert als de eerste grote theoloog van de Kerk die de systematische theologie heeft geschapen. Zelf spreekt hij van het systeem van de theologie, dat wil zeggen van de samenhang van heel het geloof. In het middelpunt van zijn leer staat het vraagstuk van de norm of “regel van het geloof” en van de overdracht van het geloof. Voor Ireneüs valt de “regel van het geloof” in de praktijk samen met het Credo van de apostelen, en geeft ons de sleutel om het Evangelie te interpreteren, en om in het licht van het Evangelie het Credo te interpreteren. Het Symbolum Apostolicum, de geloofsbelijdenis van de apostelen, die zoveel als samenvatting is van het Evangelie, helpt ons te begrijpen wat het Evangelie zelf wil zeggen en hoe we het moeten lezen.

In feite is het Evangelie dat Ireneüs preekte het Evangelie dat hij van Polycarpus had ontvangen, de bisschop van Smyrna, en gaat het Evangelie van Polycarpus terug op de apostel Johannes, van wie Polycarpus een leerling was.  Zo is het ware onderricht niet dat, wat door intellectuelen uitgevonden is, hoog verheven boven het eenvoudig geloof van de Kerk. Het ware geloof is het geloof dat door de bisschappen wordt doorgegeven, die het langs een ononderbroken keten van de apostelen ontvangen hebben. Deze hebben niets anders geleerd dan juist dit eenvoudige geloof, dat ook de ware diepte is van de openbaring van God.


Er bestaat dus – zegt ons Ireneüs -  geen geheime leer achter het Credo van de Kerk. Er bestaat geen superieur christendom voor intellectuelen.  Het openlijk beleden geloof van de Kerk is het gemeenschappelijk geloof van allen. Alleen dit geloof is apostolisch, komt van de apostelen, dat wil zeggen van Jezus en van God. Hangen zij dit geloof aan, dat openlijk door de apostelen aan hun opvolgers is doorgegeven, dan moeten de christenen zich houden aan wat de bisschoppen zeggen, moeten zij in het bijzonder acht slaan op het onderricht van de Kerk van Rome, die de voorrang heeft en de oudste is. Deze Kerk heeft, vanwege haar oudheid, de meeste apostoliciteit.  Zij ontleent immers haar oorsprong aan de steunpilaren van heet apostelcollege, Petrus en Paulus. Met de Kerk van Rome moeten alle Kerken overeenstemmen en in haar de norm erkennen van de ware apostolische Traditie, van het gemeenschappelijke geloof van de Kerk.


Met zulke argumenten, hier heel kort samengevat, weerlegt Ireneüs vanuit de fundamenten de pretenties van deze gnostici, van deze intellectuelen. Op de eerste plaats: zij bezitten geen waarheid die hoger zou zijn dan die van het gemeenschappelijk geloof, want wat zij zeggen heeft geen apostolische oorsprong, is door henzelf uitgevonden. Op de tweede plaats zijn het heil en de waarheid niet het voorrecht en het monopolie van enkele weinigen, maar allen kunnen die bereiken door middel van de prediking van de apostelen en vooral van de bisschop van Rome.

In het bijzonder legt Ireneüs zich erop toe – steeds  in polemiek met het “geheime” karakter van de gnostiek en wijzend op de vele en onderling tegenstrijdige resultaten ervan – het authentieke begrip van de apostolische Traditie of Overlevering uit te leggen, dat wij in drie punten kunnen samenvatten.

a) De apostolische overlevering is “openbaar”, niet privé of geheim. Voor Ireneüs bestaat er geen twijfel dat de inhoud van het door de Kerk doorgegeven geloof die is, die zij van de apostelen en van Jezus, de Zoon van God, heeft ontvangen. Er bestaat geen ander onderricht dan dit. Voor wie dus de ware leer wil kennen, volstaat “de overlevering die van de apostelen komt en het geloof dat de mensen is verkondigd”: overlevering en geloof “die ons hebben bereikt door middel van de opvolging van de bisschoppen” (Adv.Haer. III, 3 3-4). Zo vallen dus het persoonlijk beginsel, namelijk de opvolging van de bisschoppen, en het leerstellige beginsel, namelijk de apostolische overlevering, samen.

b) De apostolische overlevering is ‘één’. Terwijl namelijk het gnosticisme onderverdeeld is in een veelvoud aan sekten, is de overlevering van de Kerk één wat haar fundamentele inhoud betreft, die Ireneüs, zoals we hebben gezien, juist de regula fidei of veritatis noemt – de regel van het geloof of van de waarheid – en wel omdat zij één is, eenheid schept doorheen de volkeren, door de verschillende culturen, de verschillende volkeren heen; omdat zij een gemeenschappelijk inhoud heeft als de waarheid, ondanks de verscheidenheid aan talen en culturen. Ireneüs heeft daarover een kostbare zin in het boek Tegen de ketterijen:
“De Kerk bewaart, ofschoon zij over de hele wereld is uitgezaaid, met zorg [het geloof van de apostelen] als bewoonde zij één en hetzelfde huis; op dezelfde manier gelooft zij in deze waarheden, als had zij één enkele ziel en één en hetzelfde hart; in volledige overeenstemming verkondigt en onderricht zij deze waarheden en geeft zij ze door als had zij één enkele mond. De talen van de wereld zijn verschillend, maar de kracht van de overlevering  is één en dezelfde: de Kerken in de Duitse landen hebben geen ander geloof ontvangen, noch geven zij een ander geloof door. Dat geldt ook voor de Kerken die in de Spaanse landen gesticht zijn of onder de Kelten of in de Oosterse gebieden of in Egypte of in Libië of in het centrum van de wereld” (I, 10, 1-2). Op dat moment, we zijn dan in het jaar 200, ziet men al de universiteit van de Kerk, haar katholiciteit en de eenmakende kracht van de waarheid, die deze zo verschillende werkelijkheden, van Duitsland tot Spanje, Italië, Egypte en Libië, verenigt in de ons door Christus geopenbaarde waarheid.

c) De apostolische overlevering is, zoals hij dat in de Griekse taal zegt waarin hij zijn boek geschreven heeft, “pneumatisch”, dat wil zeggen ‘geestelijk’, door de heilige Geest geleid; in het Grieks heet geest pneuma. Het gaat immers niet om een geloofsoverdracht die toevertrouwd is aan meer of minder geleerde mensen, maar aan de geest van God die er de betrouwbaarheid van garandeert.
Dit is het “leven” van de Kerk, datgene wat de Kerk steeds weer fris en jong maakt, dat wil zeggen vruchtbaar in talrijke charisma’s. Kerk en Geest zijn voor Ireneüs onafscheidelijk: “Dit geloof” zo lezen we weer in het derde boek van Tegen de ketterijen, “hebben wij van de Kerk ontvangen en wij behoeden het: het geloof wordt, als een kostbaar erfgoed dat in een waardevol vat wordt bewaard, door het werk van de Geest van God steeds opnieuw jong en verjongt ook het vat dat het bevat… Waar de Kerk is, daar is de Geest van God; en waar de Geest van God is, daar is de Kerk en elke genade”(III, 24, 1)

Zoals men ziet: Ireneüs beperkt zich niet tot een begripsbepaling van Traditie. Voor hem is Overlevering, de ononderbroken overlevering, geen traditionalisme, want deze Traditie wordt steeds van binnenuit tot leven gewekt door de heilige Geest, die haar opnieuw doet leven, die maakt dat zij binnen de levendigheid van de Kerk wordt geïnterpreteerd en verstaan. Door te blijven bij haar onderricht, wordt het geloof van de Kerk doorgegeven op een wijze die duidelijk maakt hoe zij moet zijn: namelijk  “openbaar”, “één”, “pneumatisch”, “spiritueel”. Uitgaande van elk van deze kenmerken kan men met vrucht de authenticiteit toetsen van de hedendaagse geloofsoverdracht in de Kerk.

Meer in het algemeen gezegd, is de leer van Ireneüs de waardigheid van de mens, naar lichaam en ziel, stevig verankerd in de schepping door God, in het beeld van Christus en in het voortdurende heiligingswerk van de Geest. Een dergelijke leer is als een ‘hoofdweg’ waarlangs samen met alle mensen van goede wil de inhoud en de grenzen zijn vast te stellen van een dialoog over de waarden, en een steeds weer nieuw elan gegeven kan worden aan de missionaire activiteit van de Kerk, aan de kracht van de waarheid, die de bron is van alle echte waarden in de wereld.

28 juni kerkelijke kalender: H. Irenaeus, bisschop van Lyon

28 juni
Op de kerkelijke kalender de liturgische feestdag van de
H. Irenæus, bisschop van Lyon

Uit Liturgia Horarum / Getijdengebed

Gloria Dei vivens homo, vita hominis visio Dei
Gods glorie is de levende mens, maar het leven van de mens is het aanschouwen van God

Gods heerlijkheid maakt levend: dus, die God zien ontvangen het leven. En zo maakt de Onvatbare en Onbegrijpelijke en Onzichtbare zich zichtbaar, begrijpelijk en vatbaar voor de mensen, om hen, die Hem (door het geloof) vatten en zien, tot leven te wekken. Want leven zonder hét leven is onmogelijk. Het op zich bestaan toch komt voort uit een deelname aan Gods leven; maar een deelname aan God is God zien en genieten om zijn mildheid.

De mensen dus zullen God zien om te leven, omdat zij door de Godsschouwing onsterfelijk zijn geworden en als in God worden ondergedompeld. Door de profeten werd, zoals ik gezegd heb, in voorafbeeldingen voorspeld, dat God zou worden aanschouwd door de mensen, die zijn Geest in zich bezitten en voortdurend zijn komst zouden afwachten. Zoals ook Mozes zegt in Deuteronomium: Op die dag zullen wij zien, dat God spreekt tot de mens, en hij zal leven.

Omdat Hij, die alles bewerkt, God is, is Hij in zijn hoedanigheid en grootheid onzichtbaar en onuitsprekelijk voor alles, wat door Hem gemaakt werd, maar zeker niét onbekend. Want alles leert de mens door Zijn Woord: dat er één God-Vader is, die alles omvat en aan allen het bestaan geeft, zoals in het Evangelie geschreven staat: Nooit heeft iemand God gezien, dan alleen de Eniggeboren Zoon, die in de schoot van de Vader is, Hij heeft het ons gezegd.

De Zoon des Vaders heeft ons daarom vanaf het begin verhaald, omdat hij ook vanaf het begin bij de Vader is. Hij heeft de visioenen van de profeten, de verdeling van de charismatische gaven, zijn bedieningen en de verheerlijking van zijn Vader op passende en juiste wijze en op de geschikte tijd getoond, tot nut van het menselijk geslacht. Want waar iets op passende wijze gebeurt, daar is ook harmonie; en waar harmonie is, daar gebeurt alles op de juiste tijd, en waar iets op de juiste tijd gebeurt, daar werkt het ook met nut.

En daarom werd het Woord de Uitdeler van de genade van de Vader, tot nut van de mensen. Voor hen verrichtte Hij al die grote werken, om namelijk God aan de mensen te tonen en de mens aan God aan te bevelen. Wel bewaarde Hij de onzichtbaarheid van de Vader, om te voorkomen dat de mens God soms zou minachten, en opdat hij integendeel steeds naar Hem zou streven. Van de andere kant stelde Hij God op velerlei wijze als zichtbaar voor, opdat de mens niet helemaal van God zou afvallen en zou ophouden te zijn: want Gods glorie is de levende mens, het leven van de mens echter is het aanschouwen van God. Als immers de erkenning van God door middel van de schepping al het leven schenkt aan allen, die op aarde wonen, hoeveel te meer zal dan de openbaring van de Vader, door het Woord, het leven schenken aan die God zien.

Uit het tractaat ‘Tegen de ketters’
(Lib. 4, 20, 5-7: SCh 100, 640-642. 644-648)
De geschriften van de H. Irenæus verlenen hem een prominente plaats onder de Kerkvaders, die niet alleen de fundamenten legden voor de christelijke theologie, maar ook door analyse en weerlegging van de dwalingen van de gnostici, het katholieke geloof vrijwaarden voor het gevaar van ketterse dwaalleer.
Irenæus werd waarschijnlijk geboren rond het jaar 125 in een van de kustprovincies van Klein-Azië, waar men levendig de herinnering bewaarde aan de Apostelen en waar reeds talrijke christenen waren. Hij onderging sterk de invloed van de H. Polycarpus die de Apostelen of hun directe leerlingen nog had gekend.
Vanuit Klein-Azië bracht menig priester en missionaris het Evangelie naar het heidense Gallië en stichtte daar een lokale Kerk. Irenæus diende als priester de Kerk van Lyon onder de H. Photinus, de eerste bisschop van die Kerk en ook uit Klein-Azië afkomstig.
In 177 werd Irenæus naar Rome gezonden, een omstandigheid die Irenæus verhinderde tegelijk met de H.Pothinus het martelaatschap te ondergaan tijdens de heftige vervolgingen in Lyon.
Terug in Lyon was hij de aangewezen opvolger op de bisschopszetel en volgde een periode van rust. De verbreiding van het gnosticisme in Gallië en ook de schade die de christenen van zijn bisdom hierdoor werd berokkend noopten hem deze dwaling te analyseren.
Hij stelde in vijf boeken een aantal traktaten samen waarin hij de leerstellingen van de verschillende sekten volledig ontmaskerde en plaatste tegenover de leer van de Apostelen en de tekst van de H. Schrift.
Zijn werk, in het Grieks geschreven maar spoedig vertaald in het Latijn, werd spoedig wijd verbreid en bracht het gnosticisme de genadeslag toe. Vanaf die tijd vormde deze sekte geen serieuze bedreiging meer voor het katholieke geloof.
Hij zou de marteldood gestorven zijn onder keizer Septimius Severus (193-211), maar dat is historisch niet zeker. Sint Zacharias van Lyon († 3e eeuw) volgde hem op. Met behulp van enkele medegelovigen die aan de vervolgingen ontkomen waren, begroef deze zijn voorganger met grote liefde en verzamelde de stoffelijke resten van de martelaren in een massagraf in een crypte onder het altaar van een kerk die aanvankelijk de H. Johannes als patroon, maar later de titel van de H. Irenæus  kreeg toegewezen.
De H. Irenæus is patroon van het bisdom Lyon.
Iconografisch wordt hij afgebeeld met een zwaard (martelwerktuig) of met boek of boekrol (als grondlegger van de christelijke theologie).



Saint Irenaeus of Lyons

zondag 26 juni 2022

H. Cyrillus van Alexandrië, een geloofsverdediger voor deze tijd


27 juni Gedachtenis van de H. Cyrillus van Alexandrië, bisschop en kerkleraar

Een geloofsverdediger voor onze tijd…

Geboren in 370 leidde hij een monastiek leven;  priester gewijd, sloot hij zich aan bij zijn oom die bisschop was van Alexandrië en volgde hem in 412 op deze bisschopszetel op. De leerstellingen van Nestorius bestreed hij krachtig en op het Concilie van Ephese speelde hij de voornaamste rol. Vele geleerde werken schreef hij om het katholiek geloof uit te leggen en te verdedigen. Hij stierf in 444.
Lezing uit Liturgia Horarum / Getijdengebed

Uit de Brieven van de heilige bisschop Cyrillus van Alexandrië
(Epist. 1: PG 77, 14-18.27-30)


Verdediger van het goddelijk moederschap van de Maagd Maria

Ik verwonder mij er over dat er in toenemende mate mensen zijn die geheel en al duidelijk er aan twijfelen of de heilige Maagd Moeder van God genoemd moet worden. Als immers onze Heer Jezus Christus God is, waarom kan an niet de heilige Maagd, die Hem het leven gaf, Moeder van God genoemd worden? Dit geloof hebben de heilige leerlingen ons overgeleverd, ofschoon zij van die uitspraak juist geen melding maken. Tot het houden van deze geloofsregel zijn wij door de heilige vaders onderricht. Inderdaad noemt onze vader Athanasius – roemvolle gedachtenis – in het boek dat hij over de heilige en één in wezen bestaande Drieëenheid heeft geschreven, in de derde oratio, de heilige Maagd terloops Moeder van God.
Ik echter voel me genoopt die woorden van hem juist op deze plaats te gebruiken die met betrekking tot deze regel aldus luiden: “En dus is het doel en het karakter van de heilige Schrift  - zoals wij al dikwijls in herinnering hebben gebracht – van die aard, dat zij van onze Zaligmaker Christus elk van beide eigenschappen verkondigt: Geloof dat hij God is, en dat Hij nooit anders bestaan heeft dan zó, namelijk dat hij het Woord van de Vader is, en van dezelfde heerlijkheid en wijsheid; en anderzijds dat dezelfde ook – na in deze laatste tijden een lichaam te hebben aangenomen uit de Moeder Gods en Maagd Maria – omwille van ons heil Mens is geworden”.
En even verderop opnieuw: “Er hebben vele heiligen geleefd en wel door geen enkele zonde aangetast; ook Jeremias immers is vanaf de moederschoot geheiligd en Johannes sprong, toen hij het levenslicht nog niet had aanschouwd, vol blijdschap op na de stem van de Moeder Gods Maria te hebben gehoord”.  Deze man nu [Athanasius] is volkomen bekwaam en bovenmate waard om rustig geloofd te worden, iemand die men veilig kan  volgen als iemand die niets zou verkondigen wat aan de goddelijke geschriften vreemd zou zijn.
En de door God Zelf geïnspireerde Schrift bevestigt dat het Woord van God Vlees is geworden, dit is, dat de met rede begaafde ziel met het vlees is verenigd. Het Woord van God nam dus het zaad van Abraham, en Zichzelf een lichaam uit een vrouw bereidend, is het vlees en bloed deelachtig geworden, zodanig dat hij niet alleen God is, maar vanwege deze vereniging moet worden aangenomen dat Hij als mens ook aan ons gelijk is geworden.
Op grond van deze twee wezenskenmerken, de goddelijkheid zonder twijfel en de mensheid, blijft de Emmanuel Zichzelf met zekerheid gelijk. Eén toch is de Heer Jezus Christus, de waarachtige Ene en Zoon van nature, die tegelijkertijd God én Mens is; niet als een vergoddelijkte mens, gelijk aan hen die door middel van de genade de goddelijke natuur deelachtig worden, maar een waarachtige God, die omwille van ons heil in de gestalte van een mens is verschenen, zoals Paulus ook met deze woorden getuigt: “Toen”, zegt hij, “de volheid der tijden gekomen was, zond God zijn Zoon, geboren uit een vrouw, geboren onder de Wet, om hen die onder de Wet stonden vrij te kopen, opdat wij het zoonschap zouden verkrijgen (Gal 4, 4-5).

27 juni H. Cyrillus van Alexandrie, bisschop en kerkleraar



Martyrologium Romanum
27 juni

De heilige Cyrillus, bisschop en kerkleraar, die werd uitverkozen om de bisschopszetel van Alexandrië in Egypte te bezetten en met een bijzondere ijver voor de zuiverheid van het katholieke geloof op het concilie van Efese sprak over de dogma’s betreffende de eenheid van persoon in één en dezelfde Christus en het goddelijk moederschap van de Maagd Maria.