maandag 30 november 2020

Gebedsintenties Kerkberg Gebedsgroep november 2020 - 44

  

U kunt Uw gebedsintenties opgeven per e- mail (gebedsgroep@kerkberg.nl), per post, telefonisch, per ijlbode, of hoe dan ook. Wij bidden graag voor Uw gebedsintenties en zorgen desgewenst voor het opsteken van Uw  kaarsen in de Basiliek!

Wij bidden namens de gemeenschap voor de gemeenschap tot eer van God en heil van mensen!
Wij vragen daarbij de voorspraak van de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus, de H. Odilia en de H. Maria Magdalena, op wiens voorspraak vanaf de zevende eeuw op deze Berg gebeden is door vele monniken, kanunniken, diocesane priesters, kanunnikessen en andere gelovigen.

Hartelijk dank voor Uw bereidheid met ons mee te bidden!  (*kaarsintentie)

Wij bidden:

uit dankbaarheid wegens gebedsverhoring
voor de slachtoffers van de aanslag in Trier
om zegen over een jarige en zijn dierbaren
voor de zielerust van een pleegzus en troost voor haar dierbaren
uit dankbaarheid
dat het vaccin tegen het coronavirus snel voor iedereen beschikbaar is en dat mensen zich laten vaccineren
dat iedereen inziet dat vuurwerk te gevaarlijk is voor ongecontroleerd gebruik
dat door deelname aan deSsacramenten en meditatie van de Schrift christenen zich meer bewust worden van hun opdracht om te evangeliseren.
dat gehoor ongestoord behouden blijft**********
dat de pandemie spoedig definitief uitdooft
om vrede
uit dankbaarheid*
voor de mensen die zijn omgekomen in Pompei in het jaar 79 en van wie er twee recent zijn ontdekt
voor een baby die dood gevonden  is op een vliegveld en voor de moeder
om vrede in het Missen Oosten
uit dankbaarheid
om vrede
om vertrouwen in de toekomst*
dat alle gelovigen de Blijde Boodschap verkondigen
voor het slachtoffer van een ernstig verkeersongeluk in  Melick
voor de zielerust van een overleden echtgenoot en vader*
voor de mensen die werkzaam in het onderwijs, dat ze het volhouden en van besmetting gespaard blijven
dat de pandemie dooft en gedoofd blijft
dat de familie van Nicky Verstappen enige rust mag vinden na het vonnis van gisteren en dat ook in het dorp Heibloem rust mag komen 
om zegen bij de hernieuwing van onze geloften
dat er geen geweldmisdrijven worden gepleegd
om vrede
dat de pandemie dooft
om zegen over ons gezin, onze kinderen en kleinkinderen en alle andere mensen****
voor de zielerust van een hoogbejaarde zwager die is overleden aan het coronavirus 
voor de mensen die vastzitten in een ingestorte mijn in Ecuador, dat ze worden gered.
voor de gelovigen in Washington wier kerk gisteren in brand werd gestoken, dat zij daar weer gauw kunnen bidden
om de slachtoffers van oorlogsmisdaden van Australische militairen in Afghanisten en  hun dierbaren
om roepingen tot het priesterschap en het religieuze leven
voor alle jongeren dat ze ook in deze tijd hun dagen goed doorkomen
voor een gezin gedood door een natuurramp
dat het geloof met kracht en overtuiging verkondigd wordt
voor alle slachtoffers van geweldsmisdrijven
om zegen over vijf kleinkinderen
dat de pandemie dooft overal ter wereld en dat vaccins spoedig beschikbaar zijn
dat kinderen in hun ontwikkeling en vorming niet worden gehinderd door de pandemie
dat in de VS de definitieve uitkomst van de verkiezingen door iedereen wordt aanvaard
zegen over een reis en ziekenbezoek
voor iemand die dood wil
voor de slachtoffers van de tyfoon op de Filipijnen 
voor het volk van Wit-Rusland
voor alle slachtoffers van geweld
voor alle medewerkers in de zorg, dat zij volhouden
voor mensen die alleen ziek thuis zijn en voor wie niemand zorgt
uit dankbaarheid
Voor een baby die vandaag wordt gedoopt in Rotterdam (en vanaf zijn geboorte kameraadje van Feyenoord was)***
om roepingen voor ons klooster*
om vrede*
zegen over de vrienden van het klooster*
uit dankbaarheid bij een verjaardag*
voor de slachtoffers van de massamoord in Tigray (Noord-Ethiopië) 
voor de fietser die vandaag bij Susteren is doodgereden en haar dierbaren
uit dankbaarheid voor een geslaagde operatie
voor herstel van een poes die ernstige afgetuigd is thuisgekomen
om kracht bij het doormaken van een diep rouwproces
voor drie ernstige zieken*
om zegen over de Vormelingen van het Roerstreekcluster, die van ons daaronder begrepen
om zegen over de  nieuwe burgemeester van Utrecht
voor alle die moeite hebben met gedwongen thuiswerken
uit dankbaarheid om de vreugdevolle jubileumviering van zr. Josephine
dat de strijd tussen Armenië en Azerbeidzjan in Nagorno-Karabac ten einde komt
voor slachtoffers van geweld -  om troost en kracht, ook voor hun dierbaren
dat de wereldmissiemaand tot meer steun leidt voor zoveel nodige projecten
om roepingen voor het priesterschap en het overige Godgewijde leven
om vrede
dat de Amerikaanse presidentsverkiezingen snel tot een onbetwiste uitslag mogen leiden
om zegen over alle werkers in de zorg - dat ze voldoende rust krijgen
dat mensen die zwoegen in de horeca het hoofd boven water houden
dat we snel terug kunnen naar "het oude normaal"
dat de pandemie zo snel mogelijk verder uitdooft
om zegen over alle kinderen die betrokken zijn geweest bij het jubileum van zr. Josephine
voor een jonge vrouw die zich erg ongelukkig voelt
voor een zwager die moet worden geopereerd
voor een ernstige zieke hoogbejaarde moeder
voor alle donateurs die hebben mogelijk gemaakt dat we aanstaande zaterdag de H. Mis kunnen streamen bij het jubileum van zuster Josephine
uit dankbaarheid voor een geslaagde operatie
voor père Nikolaos Kavelakis die in Lyon zwaar gewond is bij een aanslag
voor voorspoedig herstel van een ernstige zieke die moet worden geopereerd*
voor de slachtoffers van de terroristische aanslag in de kathedraal van Nice*
dat iedereen voorzichtig blijft zodat we zo gauw mogelijk terug kunnen naar het gewone, oude Normaal
voor een kind dat is gedoopt


voor de zielerust van John Verkooyen en troost en steun voor zijn dierbaren
voor een bevriende pastoor in het bisdom Haarlem
Om inzicht in levensroeping voor een zieke zuster
de levende en overleden kanunnikessen van het H. Graf
voor vervolgde christenen overal ter wereld
Dat de Notre Dame zo spoedig mogelijk weer een levende ontmoetingsplaats met God in de wereld mag zijn
voor Mgr. Camillo Sarko, zijn parochie van de H. Petrus Claver en zijn parochianen in Ghana
Om zegen over twee hoogbejaarde zusters-zussen, van wie er een op sterven ligt
Om een donornier
Om degelijke postulanten voor ons klooster
Om verhoring van de gebedsintenties van de Gebedsgroep van de Kapel In't Zand
om zegen over de mensen in het dorp en de andere dorpen van Roerdalen en al hun noden
Voor onze burgemeester
voor vervolgde christenen overal ter wereld
Voor degenen die onvoorbereid sterven
Voor onze deken
Voor onze bisschop
dat wij vanuit onze positie al het mogelijke doen om de wereld te her-evangeliseren

zaterdag 28 november 2020

Lezingen H. Mis 1e zondag van de advent, jaar B Vol verwachting zien wij uit naar de openbaring.


Eerste lezing
: Jes. 63, 16b-17.19b; 64, 3b-7

Gij Heer, zijt onze Vader,

Gij onze Verlosser

en uw Naam is eeuwig!

Waarom Heer liet Gij ons van uw wegen afdwalen,

zodat ons hart verstokt werd en U niet meer vreesde?

Keer U weer tot ons

omwille van uw dienaren.

Omwille van de stammen, die uw eigendom zijn.

Scheur toch de hemel open en daal af

en de bergen zullen beven voor uw aanblik.

Gij alleen zijt God

en Gij staat bij

al wie op U durft hopen.

Gij komt hen tegemoet,

die met vreugde gerechtigheid beoefenen,

die bij al wat ze doen aan U denken!

Vertoornd waart Gij op ons,

maar wij volharden in het kwaad:

hoe zouden wij ooit redding kunnen vinden?

Wij allen waren als onreinen,

onze goede werken als kleding door stonden bevuild;

als bladeren zijn we afgevallen

en de wind van onze zonden heeft ons meegevoerd.

Niemand die er aan dacht uw Naam aan te roepen,

die op U zijn vertrouwen durfde stellen:

Gij had immers uw aangezicht van ons afgewend

en Gij had ons prijsgegeven aan onze zonden.

Toch zijt Gij, Heer, onze Vader;

wij zijn het leem, Gij de boetseerder:

wij zijn slechts het werk van uw handen.

Blijf niet eindeloos op ons vertoornd, Heer,

en wil onze ongerechtigheid niet voor altijd indachtig zijn:

zie op ons neer: wij zijn uw volk!


Tweede lezing: 1 Kor. 1, 3-9

Broeders en zusters,

genade en vrede voor u

vanwege God onze Vader en de Heer Jezus Christus!


Steeds weer zeg ik God dank voor zijn genade,

die u in Christus Jezus is gegeven.

Want in Christus zijt gij,

naarmate zijn getuigenis bij u ingang vond,

in ieder opzicht rijk begiftigd

met alle gaven van woord en kennis.

Op dit punt komt gij niets te kort,

terwijl gij vol verwachting uitziet

naar de openbaring van onze Heer Jezus Christus.

Hij zal u ook doen standhouden tot het einde,

zodat u geen blaam treft op de dag van onze Heer Jezus.

God is getrouw,

die u geroepen heeft tot gemeenschap met zijn Zoon

onze Heer Jezus Christus.


Evangelie: Mc. 13, 33-37

Bij het verlaten van zijn huis heeft hij aan zijn dienaars het beheer overgedragen, aan ieder zijn taak aangewezen en de deurwachter bevolen waakzaam te zijn.

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:

“Weest op uw hoede, weest waakzaam;

want gij weet niet wanneer het ogenblik daar is.

Het is er mee als een man, die in het buitenland vertoeft.

Bij het verlaten van zijn huis

heeft hij aan zijn dienaars het beheer overgedragen, aan ieder zijn taak aangewezen

en de deurwachter bevolen waakzaam te zijn.

Weest dus waakzaam,

want gij weet niet wanneer de heer des huizes komt, ‘s avonds laat of midden in de nacht,

bij het hanengekraai of ‘s morgens vroeg.

Als hij onverwachts komt

laat hij u dan niet slapend vinden.

En wat Ik tot u zeg, zeg Ik tot allen:

weest waakzaam!”


Lezingenofficie 1e zondag van de Advent Liturgia Horarum

Lezingen van het Lezingenofficie



Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli (1420-1497)

Eerste lezing

Uit het boek van de Profeet Jesaia 1,1-18

Visioen van de Mensenzoon in zijn majesteit

Dit zijn de visioenen die Jesaja, de zoon van Amos, over Juda en Jeruzalem gezien heeft, toen Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia in Juda regeerden. Hoor toe, hemel, geef gehoor, aarde, de Heer heeft gesproken: Ik heb mijn kinderen opgevoed en grootgebracht, maar ze zijn tegen mij in opstand gekomen. Een rund herkent zijn meester, een ezel kent zijn voederbak, maar Israël mist elk inzicht, mijn volk leeft in onwetendheid. Wee dit ontrouwe volk, met schuld beladen, volk van zondaars, verdorven geslacht. Zij hebben de Heer verlaten, de Heilige van Israël versmaad, hem de rug toegekeerd. Ben je niet genoeg geslagen, verzet je je nog altijd? Heel je hoofd doet pijn, heel je hart is ziek. Van voetzool tot kruin, niets is ongeschonden: een en al wonden en builen en striemen, niet verbonden, niet verzorgd, niet met olie verzacht. Je land is verwoest, je steden zijn verbrand. Vreemden stropen onder je ogen de akkers af, vreemdelingen maken alles tot een woestenij. Wat rest er nog van Sion? Het is als een hut in een wijngaard, een schuilkeet in een komkommerveld, een stad in het nauw. Had de Heer van de hemelse machten ons niet een laatste rest gelaten, het zou ons zijn vergaan als Sodom en Gomorra. Hoor de woorden van de Heer, leiders van Sodom, geef gehoor aan het onderricht van onze God, volk van Gomorra. Wat moet ik met al jullie offers? – zegt de Heer. Ik heb genoeg van die schapen, die vetgemeste kalveren; het bloed van stieren, rammen en bokken wil ik niet meer. En wanneer jullie voor mij verschijnen – wie heeft je gevraagd mijn voorhoven plat te lopen? Houd op met die zinloze offergaven. Ik heb een afschuw van jullie wierook; jullie feesten, nieuwemaan en sabbat, ik duld ze niet naast al dat wangedrag. Van jullie nieuwemaan, van ál jullie feesten heb ik een afkeer, ze hinderen mij, ik kan ze niet langer verdragen. Wanneer jullie je handen opheffen, wend ik mijn ogen af, ook als je aanhoudend bidt, luister ik niet.
Aan jullie handen kleeft bloed! Was je, reinig je, maak een eind aan je misdaden, ik kan ze niet meer zien. Vermijd alle kwaad en leer goed te doen. Zoek het recht, houd tirannen in toom, bied wezen bescherming, sta weduwen bij. De Heer zegt: Laten we zien wie er in zijn recht staat. Al zijn je zonden rood als scharlaken, ze worden wit als sneeuw, al zijn ze rood als purper, ze worden wit als wol.

Tweede lezing

Uit het katechetisch onderricht van de H. Cyrillus, bisschop van Jeruzalem

De tweevoudige komst van Jezus Christus

Wij verkondigen de komst van Christus, niet slechts een enkele komst, maar nog een andere, die veel kostbaarder is dan die eerste. Die eerste toch duidt op zijn lijdzaamheid, maar de laatste stelt ons het diadeem voor ogen van zijn goddelijk rijk.
Want meestal hebben de gebeurtenissen omtrent Onze Heer Jezus Christus een dubbel aspect. Een tweevoudige geboorte, één uit God vóór alle eeuwen, een tweede uit de Maagd bij de vervulling van de tijden. Een tweevoudige nederdaling, een in verborgenheid, als die van een regen op een vacht, een andere echter openlijk, namelijk de toekomstige.
Bij zijn eerste komst werd Hij in doeken gewikkeld in de kribbe; bij zijn tweede wordt Hij, als met een kleed met licht omhuld. Bij de eerste onderging Hij het kruis, niet terugschrikkend voor verachting, bij de tweede zal Hij komen in heerlijkheid, omstuwd door een leger van engelen.
Wij blijven derhalve niet staan bij zijn eerste komst alleen, maar zien ook uit naar zijn tweede komst. En als wij bij de eerste hebben gezegd: Gezegend Hij die komt in de naam des heren, zullen wij dit ook weer bij de tweede zeggen, wanneer wij met de engelen de Heer tegemoet gaan en Hem aanbiddend toeroepen: Gezegend Hij die komt in de naam des Heren.
De Verlosser zal komen, niet om opnieuw geoordeeld te worden, maar om hen voor zijn rechterstoel te dagen, door wie Hij zelf voor het gerecht werd gedaagd. Hij die zweeg toen Hij veroordeeld werd, zal de misdadigers, die onmenselijkheden tegen Hem durfden te bedrijven, toen zij Hem aan het kruis sloegen, dit in herinnering brengen en hun zeggen: Dit hebt gij gedaan en Ik zweeg.
Toen kwam Hij uit barmhartigheid, de mensen met zachte overreding onderrichtend; maar daarna zullen zij goed of kwaadschiks noodzakelijk aan zijn heerschappij onderworpen worden.
Over die beide komsten spreekt de profeet Malachia: ‘En dan komt terstond tot zijn tempel de Heer, die gij zoekt’. Dit is zijn ene komst.
En over de tweede komst spreekt Hij aldus: En de engel van het verbond, naar wie gij verlangt, zie de almachtige Heer zal komen: wie kan de dag van zijn komst verdragen, of wie zal stand houden als Hij verschijnt? Omdat Hij zal komen als het vuur van de smelter, als het loog van de blekers; en Hij zal zich neerzetten om te smelten en te louteren.
Op die beide komsten doelt ook Paulus als hij aan Titus schrijft: Gods genade is verschenen, redding brengend aan alle mensen. Zij voedt ons op om aan goddeloosheid en wereldse begeerlijkheid te verzaken; om ingetogen, rechtschapen, godsvruchtig in deze wereld te leven; om de zalige hoop te verwachten en de openbaring der glorie van onze grote God en Zaligmaker Christus Jezus. Zie dan hoe hij de eerste komst heeft beschreven, waardoor hij dank brengt; maar ook die andere die wij verwachten.
Daarom is de inhoud van het geloof dat wij belijden aldus overgeleverd, opdat wij in Hem zouden geloven, die én is opgestegen naar de hemelen én aan de rechterhand van de Vader is gezeten. En Hij zal in heerlijkheid komen oordelen levenden en doden; aan wiens rijk geen einde zal zijn.
Derhalve zal Onze Heer Jezus Christus uit de hemelen komen. Hij zal met heerlijkheid komen bij het einde van de wereld, op de laatste dag. Want er zal een einde komen aan deze wereld, die Hij gemaakt heeft, en die zal weer vernieuwd worden.

(Cat. 15, 1-3: PG 33, 870-874)




vrijdag 27 november 2020

Zaterdag voor 1e zondag van de Advent - laatste dag van het liturgisch jaar

GEDACHTENIS VAN DE VERRIJZENIS EN SLUITING VAN DE PAASTIJD IN DE EIGEN LITURGIE VAN DE KANUNNIKESSEN VAN HET H. GRAF


De liturgie van de laatste week van het liturgisch jaar (de 34e week door het jaar) staat stil bij de wederkomst van Christus en de betekenis daarvan voor de mens. De mens komt na zijn dood voor zijn Heer te staan en moet verantwoording afleggen van zijn doen en laten. Voor deze ontmoeting van de mens met zijn Heer kreeg de mens tijdens zijn leven de tijd om al dan niet voor God te kiezen, om zich voor te bereiden op de wederkomst van Christus.

Tijdens de 34e week door het jaar wordt de sequentia “Dies Irae” (Dag van toorn) als hymne gebeden tijdens het getijdengebed. In deze hymne komt tot uitdrukking dat één ding in het leven zeker is: iedereen sterft, iedereen wordt geconfronteerd met de dood en wordt door God geoordeeld. De verschrikking van de dood wordt in deze hymne plastisch uitgedrukt, maar ook is er de bede om genade en hoop op een eeuwige gelukzalige rust op grond van de verlossing door Jezus Christus, door Zijn lijden, dood en verrijzen.

De kanunnikessen van het H. Graf vieren op de laatste dag van het liturgisch jaar, de zaterdag vóór de 1e zondag van de Advent met inbegrip van de Vespers op de vrijdag ervoor, de Gedachtenis van de Verrijzenis. Wij zien de liturgische tijd van Pinksteren tot de Advent als voortzetting van de Paastijd en iedere zondag als een klein Pasen. Deze gedachtenis van de Verrijzenis wordt in Priorij Thabor als sluitstuk van het liturgisch jaar gevierd. Met de Paasliturgie op deze dag wordt heel het liturgisch jaar, waarin de heilsmysteries van Christus worden ontvouwd, bezegeld, zoals in werkelijkheid de Verrijzenis van Christus de bezegeling was van zijn Menswording.

Zo worden aan het einde van het liturgisch jaar de grote thema’s zonde, dood en verrijzenis nog eenmaal beschouwd, zoals het zo mooi verwoord is in de Paassequentia “Victimae paschali laudes”
 Victimae paschali laudes immolent Christiani.
 Agnus redemit oves: Christus innocens Patri reconciliavit peccatores.
 Mors et vita duello conflixere mirando: dux vitae mortuus regnat vivus.
 Dic nobis, Maria, quid vidisti in via?
 Sepulcrum Christi viventis: et gloriam vidi resurgentis.
 Angelicos testes, sudarium et vestes.
 Surrexit Christus spes mea: praecedet suos in Galilaeam.
 Scimus Christum surrexisse a mortuis vere: tu nobis, victor Rex, miserere.
 Amen.
 Alleluja.

Laten de christenen aan het Paaslam huldezangen wijden.
Het Lam heeft nu de schapen vrijgekocht; en Christus, die zonder zonden was, heeft de zondaars met de Vader weer verzoend.
Dood en leven streden een wondere strijd; de vorst des levens, die gestorven was, heerst nu in onvergankelijkheid.
Zeg ons, Maria, wat hebt gij op uw weg gezien?
Ik zag het graf van de levende Christus en de heerlijkheid van de Verrezene;
zijn engelen zag ik als getuigen en ook de zweetdoek en het grafkleed.
Christus, mijn hoop, is verrezen! Hij zal de zijnen voorgaan naar Galilea.
Nu weten wij, dat Christus uit de doden is verrezen. Gij, overwinnaar Koning, ontferm u over ons.
Amen.
Alleluja. 

Onderstaand vers uit de hymne Dies irae,  waarin dood, verlossing en hoop op verrijzenis in drie regels worden uitgedrukt, vormt als het ware een brug naar de blijde verwachting die de 1e zondag van de Advent brengt.
“Gedenk, lieve Jezus,
dat ik de reden van uw komst ben,
laat mij die dag dan niet verloren gaan.”

donderdag 26 november 2020

Bij de sluiting van het kerkelijk jaar en aan de vooravond van de Advent “Ad te levavi animam meam” - Ik heb mijn ziel geheven tot U, mijn God.


Het is november, de maand van het stervende licht op aarde en van de vallende bladeren.
November is ook de maand van de zalige zielen van het vagevuur.
De Kerk bidt voor hen en gedenkt hen; en samen met hen denken wij aan het einde der tijden en het Laatste Oordeel, zoals wij dat gisteren meer uitdrukkelijk hebben gedaan bij het zingen van de sequens Dies iræ.
Maar boven haar “lijdende en strijdende” kinderen uit, boven alle zonde en dood, houdt de Kerk steeds vast aan de belofte van het nieuwe leven, rijst de vreugde van een eeuwige Paasmorgen voor zoverre ieder lid van de Kerk van Christus trouw is. Nooit zal het Alleluia wellicht blijder klinken dan op het einde van de “dies iræ”, wanneer de glorie van Christus’ overwinning op zonde en dood allen, die zijn woorden metterdaad ter harte hebben genomen, zal doorstralen.
De Verrijzenis van Jezus is voor ons christenen, a fortiori voor ons Kanunnikessen van het H. Graf, het keerpunt in de geschiedenis, de centrale pijler van het christendom en een allesbeheersende werkelijkheid.
Het mysterie van Christus’ Kruisdood en Verrijzenis voltrekt zich iedere dag opnieuw op het altaar. Die realiteit zou iedere christen in zijn eigen persoon en in zijn leven werkelijkheid moeten laten worden; dat dit echter gepaard gaat met lijden is duidelijk . . .
Morgen, op de laatste zaterdag vóór de Advent sluit de Kerk het kerkelijk jaar af. Voor de Orde van het Heilig Graf betekent dit de afsluiting van de voortgezette Paastijd, gevierd met de Votiefmis van de Verrijzenis en het Goddelijk Officie van Pasen. Dit ordeseigen gebruik steunt op de liturgie van de H. Grafkerk zoals de kanunniken deze te Jeruzalem in de 12e eeuw praktiseerden. Vermeldingen ter zake vinden we in de Latijnse Codex Barbarinus (Bibliotheca Vaticana) 659, uit 1160, in het Rituale Ecclesiæ S. Sepulcri , folio 18-19 en in het 15e eeuwse Antiphonarium van de kanunniken van het H. Graf van Sint Odiliënberg: (…) Dominica proxima ante Adventum Domini fiat de commemoratione dominici Resurrectionis”, (Op de zondag vlak voor de Advent viere men de gedachtenis van de Verrijzenis van de Heer) met dit verschil dat de gedachtenis van de laatste zondag naar de laatste zaterdag vóór de Advent is verplaatst. In ieder geval reeds vóór 1925.
Het is zeker geen toeval dat de lectio altera van het Goddelijk Offficie van morgen een fragment is van Preek 256 van Sint Augustinus ( Sermo 156, 1.2.3., PL 38, 1191-1193) waarin hij oproept het ‘Alleluia te zingen voor de goede God die ons van het kwaad heeft verlost.  Laten we hier het Alleluia zingen, nu wij nog vol zorgen zijn, om het eens dáár te kunnen doen waar wij veilig zijn. (…) Te midden van gevaren, in bekoringen, die zowel van anderen als van onszelf komen, ons Alleluia zingen (…). Laten we het nú zingen, niet in genoeglijke rust, maar tot troost bij het zwoegen. Geef u niet over aan lusteloosheid, zing en ga voort, ga voort in het goede’.
De blijvende voortzetting van de Verlossing is de eeuwige lof, die de herstelde schepping aan God kan brengen door Christus, zo mooi uitgedrukt in het Canticum Benedicite uit het Boek Daniël (3, 57-88, 56) dat wij in alle vroegte op zondag  ( I & III van het psalterium) zingen. Vanuit onze oorsprong in Jeruzalem hebben wij ons bij deze voortdurende lof aangesloten in naam van heel de Kerk, in naam van heel de schepping, in naam van heel de mensheid. Het is een opdracht en een voorrecht aan de lofzang, die eeuwig weerklinkt in de hemel en die onze Hogepriester Jezus Christus in deze ballingschap is begonnen en door de Kerk in de loop der eeuwen steeds is voortgezet, met trouw en volharding in het dagelijkse Getijdengebed bij te mogen dragen. Moge deze lofzang zich verenigen met die van de Engelen, de Heiligen en alle zaligen en door hen gebracht worden aan “Hem die gezeten is op de troon en aan het Lam” (Apoc 5, 13).
Een nieuw liturgisch jaar wordt voor ons geopend en opnieuw beleven we met de Kerk een nieuw komen, een nieuwe oproep van Hem die altijd tegenwoordig is; een nieuw antwoord, een nieuwe beslissing van onze kant. Wijden wij ons opnieuw met alle bereidheid van ons hart aan alle mysteries, en werken van Christus die komt. Laten we die ontvangen en aan ons geschieden, maar ook eraan meewerken als Gods Volk.
“Ad te levavi animam meam” -  Ik heb mijn ziel geheven tot U, mijn God. Met dit vers (1) uit Psalm 24 – een boetepsalm van David waarin hij zijn jeugd aanklaagt en zich alleen beroept op zijn Godsvertrouwen -  leidt de liturgie het H. Misoffer op deze eerste zondag  in en zingt het bij de offergang. Is dit ook ons antwoord op het “levate capita vestra” (heft uw hoofden omhoog) uit het Evangelie (Lc  21, 25-28. 34-36) van deze 1e zondag (jaar C) dat over Christus’ Wederkomst spreekt?


Het is goed bij alle begin aan het einde te denken. Wie een nieuw pad inslaat, moet weten waarheen het leidt. Ook dit jaar brengt ons weer een stap dichter bij het einde, en ons einde is Christus. Hij is de levende toetssteen die de innerlijke waarde van onze persoonlijkheid in de glans van Zijn heiligheid aan onszelf en aan de wereld openbaren zal in zoverre wij Hem uitnodigen in ons te leven.
Wat kunnen we doen? Nu en altijd onze ogen opheffen naar God en ons volledig overgeven in Zijn handen. God wordt mens, God wordt een Kind, onze overgave is een opnemen van Hem.
Onze weg voert als het ware van de kribbe via lijden en kruis naar de verrijzenis. Kind geworden met het Christenkind kunnen we tot de volmaakte mannenmaat uitgroeien, door de oude mens uit te doen en de nieuwe mens aan te doen. Dat kunnen we slechts door ons met Christus in hart en ziel te verenigen, zodat ons leven God welgevallig is. Heel nuchter zegt de H. Paulus in dit verband  in de tweede lezing van deze zondag:  “Gij kent de voorschriften die wij u op gezag van de Heer Jezus gegeven hebben” (1 Tess 4, 2).

zaterdag 21 november 2020

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Dominica XXXIV per annum Domini Nostri Iesu Christi Universorum Regis Adveniat regnum tuum.Uw Rijk kome.



 Lectio altera

Ex Libéllo Orígenis presbýteri De oratióne
(Cap. 25: PG 11, 495-499)

Tweede lezing
Uit de verhandeling over het Gebed van Origenes, priester
(Cap. 25: PG 11, 495-499)

Uw Rijk kome

Als het Rijk Gods volgens het woord van onze Heer en Redder niet waarneembaar komt en men niet kan zeggen: Kijk, hier is het, of: daar is het, maar het Rijk Gods in ons is, want het woord is vlak bij, in onze mond en in ons hart, dan zal hij, die bidt, dat het Rijk Gods moge komen – omtrent het Rijk Gods dat men in zich heeft – heel juist bidden, dat het moge opgroeien, vrucht mag dragen en zijn voltooiing vinden. Want in iedere heilige heerst God, en iedere heilige onderhoudt de geestelijke wetten van God, die in hem woont als in een goed bestuurde staat.
Want de Vader is bij hem tegenwoordig en Christus heerst samen met de Vader in die volmaakte ziel volgens het woord: Wij zullen tot hem komen en ons verblijf bij hem vestigen.

Als wij steeds blijven groeien zal dus het Rijk Gods, dat in ons is, zijn hoogtepunt bereiken, als vervuld is, wat de apostel zegt, namelijk dat Christus, na al zijn vijanden onderworpen te hebben, zijn Rijk aan God de Vader zal overgeven, opdat God alles in allen zij. Laten wij hierom zonder ophouden in een door het Woord vergoddelijkte zielestemming bidden en tot onze Vader in de hemel zeggen: Uw Naam worde geheiligd, uw Rijk kome.

Maar dit ook moeten wij omtrent het Rijk Gods bemerken: zoals heiligheid  niets te maken heeft met boosheid,  noch het licht iets  met de duisternis, noch Christus  iets met Belial,  zo kan het Rijk Gods niet bestaan naast het rijk van de zonde.

Als wij dus willen, dat God in ons heerst, mag de zonde geenszins heersen in ons sterfelijk lichaam, maar moeten wij onze aardse ledematen versterven en vrucht voortbrengen in de Geest. Zodat God in ons als in een geestelijk paradijs kan wandelen en alleen in ons kan heersen met zijn Christus, die in ons moge zetelen aan de rechterhand van die geestelijke kracht, die wij verlangen te ontvangen. Moge Hij daar zetelen totdat al zijn vijanden, die in ons zijn, worden tot een voetbank voor zijn voeten, en elke heerschappij, macht en kracht in ons onttroond wordt.

Want dan kan in ieder van ons geschieden, en ook kan daar de laatste vijand, de dood, worden vernietigd, zodat ook in ons Christus kan zeggen: Waar is, o dood, uw prikkel? Onderwereld, waar is uw overwinning? Nu dus moge het bederfelijke in ons zich bekleden met heiligheid en onbederfelijkheid; en het sterfelijke, met uitbanning van de dood, beklede zich met de onsterfelijkheid van de Vader, zodat wij nu reeds onder Gods heerschappij ons te midden van de goederen van de wedergeboorte en de verrijzenis bevinden.



Marialied du Jour Salve Mater Misericordiae (melodie ook Lourdes gebruikelijk) Tekst hymne Maria Presentatie 21 november

vrijdag 20 november 2020

21 november Lectio divina H. Augustinus Zij die met vertrouwen geloofde, heeft door het geloof in haar schoot ontvangen.

Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430)

Zij die met vertrouwen geloofde, heeft door het geloof in haar schoot ontvangen.

Mag ik u verzoeken te letten op wat Christus de Heer heeft gezegd, toen Hij zijn hand over zijn leerlingen uitstrekte: ‘Ziedaar mijn moeder en mijn broeders; want mijn broeder, mijn zuster en mijn moeder zijn zij die de wil volbrengen van mijn Vader in de hemel’ (Mt. 12, 49-50).
Handelde de maagd Maria soms niet naar de wil van de Vader, zij die vol geloof heeft aanvaard en vol geloof in haar schoot ontving, zij die ertoe uitverkoren werd dat uit haar voor ons onder de mensen het heil zou worden geboren, zij die door Christus geschapen werd, nog vóór Christus in haar geschapen werd? Ja, de heilige Maria handelde geheel en al naar de wil van de Vader. En daarom is het veel belangrijker dat zij leerlinge van Christus was dan dat zij zijn moeder was. Het is veel belangrijker en heiliger om leerlinge van Christus te zijn dan zijn moeder te zijn. Maria was zalig, omdat zij Christus, haar meester, in haar schoot droeg, ook voordat zij Hem ter wereld bracht.
Zie nu of het waar is wat ik zei: terwijl de Heer voorbijging met de menigte die Hem volgde, en Hij zijn goddelijke wonderen verrichtte, zei een vrouw: ‘Gelukkig de schoot die U gedragen heeft’ (Lc. 11, 28). Inderdaad, zalig de schoot die U gedragen heeft! En wat antwoordde de Heer, opdat wij het geluk niet in het lichamelijke zouden zoeken? ‘Veeleer gelukkig die naar het woord van God luisteren en het onderhouden’ (Lc. 11, 28). Dus daarom is ook Maria zalig, omdat zij naar het woord van God heeft geluisterd en het onderhouden heeft. Zij heeft eerder de waarheid in haar geest bewaard dan het vlees in haar schoot. De waarheid is Christus en het vlees is Christus. Als waarheid is Christus in de geest van Maria, als vlees is Christus in de schoot van Maria. Maar wat in de geest is, is meer dan wat in de schoot wordt gedragen.
Heilig is Maria, zalig is Maria, maar de kerk is beter dan de maagd Maria. En waarom? Omdat Maria een deel van de kerk is, een heilig lidmaat, een voortreffelijk lidmaat, ja een boven allen verheven lidmaat, maar toch een lidmaat van heel dat lichaam. Als zij een lidmaat van heel dat lichaam is, dan is het hele lichaam toch zeker meer dan een lidmaat. De Heer is het hoofd, en de hele Christus is hoofd en lichaam. Wat zal ik nog zeggen? We hebben een goddelijk hoofd, we hebben God als hoofd.
Dus, geliefden, slaat acht op uzelf: gij zijt zowel ledematen van Christus, alsook het lichaam van Christus. Bedenkt hoe gij zijt wat Christus zegt: ‘Ziedaar mijn moeder en mijn broeders.’ Hoe zult ge moeder van Christus zijn? ‘Al wie luistert en al wie de wil van mijn Vader in de hemel volbrengt, hij is mijn broeder, mijn zuster en mijn moeder.’
Dat wij bijvoorbeeld broeders en zusters zijn, begrijp ik: want er is één erfenis, en het is de barmhartigheid van Christus die, hoewel Hij de enige Zoon was, toch niet alleen wilde zijn. Daarom wilde Hij dat wij erfgenamen zouden zijn van de Vader, medeërfgenamen van Hem.

21 november Opdracht van Maria in de tempel van Jeruzalem Wij hernieuwen onze kloostergeloften

21 november 
Gedachtenis van de Opdracht van Maria in de tempel van Jeruzalem
Wij hernieuwen onze kloostergeloften
De gedachtenis van de Opdracht van  Maria in de tempel, “Maria Presentatie”, gaat volgens het Romeinse Martyrologium terug tot de viering van de kerkwijding van de basiliek “Sancta Maria Nova” die men bij de muur van de tempel had gebouwd. Op deze dag werd tevens die toewijding  gevierd waarmee de toekomstige Moeder van God zichzelf al vanaf haar kinderjaren aan God heeft toegewijd, daartoe bewogen door de Heilige Geest, die haar vanaf het moment van haar onbevlekte ontvangenis met zijn genade heeft vervuld.

De meeste kanunnikessenkloosters van de orde van het Heilig Graf kozen in de 17e eeuw een Mariafeest voor de jaarlijkse vernieuwing van hun geloften, waarbij de keuze voor het feest van Maria Presentatie als volledige toewijding van Maria aan God het eerst voor de hand lag.

Het gaat niet om het aangaan van een nieuwe verbintenis maar om een bevestiging  én hernieuwing van de persoonlijke toewijding aan God in de gave van hun leven als religieuze en aan de zending in de Kerk volgens de eigen spiritualiteit.

De jaarlijkse Hernieuwing van de Geloften is daarmee een sterke aanmoediging om de essentie van het kloosterleven ten volle en bewust te beleven volgens de Handelingen van de Apostelen (vgl. 2,44-46 en 4,32-35 ): eensgezind volharden in het gebed, getuigen van de realiteit van de Verrijzenis en apostolisch dienstbetoon.

Paus Pius XII bestemde reeds in 1953 21 november als de Dag “pro orantibus Dei” – voor de biddenden tot God -, ook bekend als de dag voor complatieven in de slotkloosters. Paus Johannes–Paulus II heeft deze viering later uitgebreid en de gelovigen aangemoedigd deze specifieke roeping binnen het Volk van God op alle mogelijke wijzen te ondersteunen. Deze dag geeft aan 21 november als dag van de Hernieuwing van de Geloften voor ons, die een “vita mixta” leven – een kloosterlijke levensvorm waarin beide accenten: contemplatief-actief en actief-contemplatief  tot hun recht komen -  een diepere dimensie.

Van 29 november 2014 tot en met 2 februari 2016 wordt het “Jaar van het godgewijde Leven” gevierd waarbij dankbaarheid, nieuw elan, hoop en evangelisch engagement leidende principes zijn.
Is het voor iedereen van fundamenteel belang het gesprek met God dagelijks gaande te houden, voor de religieuzen, eens door God zelf persoonlijk aangeraakt, is dat een consequentie vanuit hun roeping. Zij stellen immers het voortdurende “quærere Deum” – het zoeken naar God – voorop, met de gezindheid van Jezus Christus die het Gelaat van God openbaart, wanneer zij hun blik op de onzichtbare Realiteit richten, die eeuwig is en die de hoop van de menselijke voltooiing volledig in zich draagt. Voortvloeiend uit deze gesteltenis staan zij open voor de medemens en laten het Gelaat van Christus zien door hun leven, op het fundament van het Evangelie.


“Op grond van de absolute voorrang die zij aan Christus geven, zijn de kloosters geroepen plaatsen te zijn waar de heerlijkheid van God wordt gevierd, waar men bidt en de verborgen en tegelijk concrete tegenwoordigheid van God in de wereld bezingt, waar men probeert het nieuwe gebod van de liefde  en het elkaar dienen in praktijk te brengen” (Benedictus XVI, nov. 2008). 

Bij de Hernieuwing van onze kloostergeloften

Kanunnikessen van het H. Graf
Preek na het Evangelie in de Conventsmis van 21 november 2017, gedachtenis van Maria Presentatie in de tempel, dag van de Hernieuwing van de Geloften.

De opdracht van Maria in de tempel

Deze gedachtenis wordt gevierd op de verjaardag van de kerkwijding van de Mariakerk (543) nabij de tempel in Jeruzalem. De opdracht van Maria in de tempel, dat zij als jong meisje door haar ouders aan de tempeldienst zou zijn gewijd, is te vinden in het tweede eeuwse apocriefe proto-evangelie van Jacobus over ‘de geboorte van Maria.’
In hoeverre dit feit historisch is, daarover was er al een discussie gaande bij het uitkomen van het Missaal van Pius V. Deze heilige paus liet het schrappen; paus Sixtus V nam het feest weer op.
Veel belangrijker is wat deze gedachtenis ons te zeggen heeft. In feite kleurt het feest van de Opdracht in de tempel verder in, wat ons het Nieuwe Testament over haar verhaalt.
Zo spreekt de engel tot Maria en zegt: “Wees gegroet Maria.” Je mag dit echter ook vertalen met: “Verheug u”. Zo begint ook de eerste lezing van deze gedachtenis: “Juich en verheug U.” Vervolgens zegt de engel: “Gij zijt vol van genade”. In het Grieks mogen wij ook lezen: heel bijzonder door God reeds begenadigd. En de woorden: “De Heer is met U”, kunnen wij vandaag met Zacharias als volgt inkleuren: “Dochter Sion, want zie, Ik kom en Ik zal bij u wonen.” De lezing eindigt met de veelzeggende woorden “Zwijg stil voor de Heer, al wat leeft. Hij staat op en komt in zijn heilige woning.” Die eerbied voor Maria als Gods heilige woning mogen wij ook bij Elisabeth beluisteren. Geïnspireerd door de heilige Geest zegt Elisabeth namelijk op haar beurt: “Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot. Waaraan heb ik het te danken dat de moeder van mijn Heer naar mij toekomt?”
In dit alles wordt de volgende werkelijkheid uitgedrukt: God wilde onder ons komen wonen. Het Woord is Vlees geworden en het heeft onder ons gewoond. En die genade is begonnen in Maria. God bereidde Maria vanaf haar ontvangenis in de schoot van moeder Anna voor om zijn heilige woning te worden.
Het evangelie spreekt ons over de vrije wil en de reactie op Gods genadevol aanbod: “Mijn Moeder is zij die de wil volbrengt van mijn Vader die in de hemel is.” Werden de eerste Adam en Eva aangesproken op hun vrije wil, het gold ook voor de nieuwe Adam en Eva. “Brand en slachtoffers hebt Gij niet gewild. Die konden U niet behagen. Toen hebt U mij een lichaam bereid, zoals in de boekrol geschreven staat: ‘Ik ben gekomen Heer om uw wil te doen’.” En in de hof van Olijven: “Niet mijn wil maar uw wil geschiede.”
En wanneer de engel Gabriël de Blijde Boodschap aan Maria gebracht heeft, wacht de hemelse bode op haar antwoord: “Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw Woord.”
Terug naar de gedachtenis van vandaag. Het Nieuwe Testament verhaalt ons dus niets van de opdracht van Maria in de tempel. Het zal echter duidelijk zijn, dat haar verborgen leven op dat van haar Zoon gelijken moest. En van Jezus wordt gezegd: Toen Jezus vanuit de tempel met zijn ouders naar huis ging was Hij zijn ouders onderdanig. God tovert niet want Hij neemt de vrije wil serieus. Het is dus zeker, dat Maria uit vrije wil heeft meegewerkt aan de bijzondere genade die zij ontvangen had. “Zo bewaarde zij al de woorden van Jezus in haar hart en overwoog ze bij zichzelf.” En vandaag geeft het evangelie getuigenis, dat Maria altijd in de buurt van haar Zoon vertoefde. En wie de wil van God wil volbrengen, al is het misschien niet letterlijk in de tempel; hij of zij zal toch plaats dienen te maken om het Woord te overwegen. En Maria is in ieder geval de ‘Ark van het verbond’ en de ‘tempel van de heilige Geest’ bij uitstek; zij leefde van jongs af aan met de Heer. En was thuis bij Hem en Hij bij haar.

Vandaag hernieuwt u uw geloftes. Ooit hebt U op uw professiedag ‘ja’ gezegd tegen Gods genade. Die genade werd u geschonken, zoals eens aan Maria. Uit vrije wil hebt u ingestemd met dit aanbod; “Zie de dienstmaagd des Heren. Mij geschiede naar uw Woord.” Hernieuwing van de geloftes mag dan betekenen, dat u met Maria het Woord van God overweegt. Heel bijzonder betekent dat uw waakzame aanwezigheid bij Jezus’ graf. Het is uiteindelijk het lege graf, het begin van Pasen, het begin van de Kerk, de bron van ons christelijk leven. Moge deze gedachtenis ons allen telkens opnieuw naar de tempel voeren, naar de plaats waar God wil wonen, in ons hart. Want de tempel van God is heilig en die tempel zijt gij. Moge de opdracht van Maria geven, dat wij op haar voorspraak mogen delen in de volheid van de genade.

Voorafgaand aan de hernieuwing van de geloften hebben we drie recollectiedagen, vandaag ook met twee conferenties. Wat betekent dat?


Recollection, as understood in respect to the spiritual life, means attention to the presence of God in the soul. It includes the withdrawal of the mind from external and earthly affairs in order to attend to God and Divine things. It is the same as interior solitude in which the soul is alone with God.

This recollection is twofold:Active recollection may be acquired by our own efforts aided by the ordinary grace of God. Thus any devout soul can acquire the habit of thinking of God's presence and of fixing attention upon Him and his Divine perfections.

Passive recollection does not depend upon our own efforts, but is an extraordinary grace infused by God, by which He summons together the faculties of the soul and manifests His presence and His perfections; this kind of recollection is classed by mystical writiers as the first degree of infused contemplation.

The first kind of recollection belongs to ascetical devotion and practice. It is necessary for all who wish to attain Christian perfection. Without it, it is most difficult to make progress in virtue. Therefore, it is necessary to observe the means by which it may be acquired. These are:

silence and solitude, according to our state of life, keeping in mind, at the same time, that one may be recollected amidst the duties of an active life;

the avoidance of distracting and dissipating occupations not dictated by reason or required by necessity. Multiplicity of occupations is an obstacle to recollection. Father Faber says that the man who undertakes too much is a foolish man, if not a guilty one.

The frequent exercise of the presence of God. As recollection is itself an application of the mind to the Divine presence within us, it is evident that the shortest way to its acquisition is frequently to call to mind that our souls are the temples of God.

"The content of the Spiritual Conferences is directed toward what is necessary for perfection with the Sisters of the Visitation. For Francis de Sales, this is a living out of the gospel mandate, living a life of charity, love toward God and love for one's neighbor. This life of charity must manifest itself in the virtue of humility before God and in gentleness toward one's neighbor. Characteristic of writings in the seventeenth century, the language that Francis de Sales uses with reference to humility carries with it a negative asceticism, contempt for the self, the miserable state of the self. However, this must be viewed in the context of the whole of his writings. To understand Francis' conception of humility, the Christian disciple must be clearly aware of the meaning of what has happened to humankind in light of the Passion, Death and Resurrection of Jesus Christ and, more particularly, to the Christian who experiences this mystery of Divine Love symbolically in the Sacrament of Baptism. It is God who has taken, continues to take and will continue to take the initiative toward his creation, especially human creation. It is only by understanding grace as the mysterious presence of the Holy Spirit that a Christian disciple intimately knows that he or she is incapable of achieving salvation without God's initiative and constant assistance in our life project. Understanding the reality of grace means self-honesty for the disciple--that in and of oneself, one is nothing without God. It is when the disciple can honestly say: "I am nothing," that God can bring his saving plan to fulfillment." 

The Presentation of Mary - November 21 filmpje Vanaf het begin van haar leven wijdde Maria zich toe aan God - daarom hernieuwen wij juist op deze dag onze geloften als kloosterling

woensdag 18 november 2020

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada XXXIII per annum Feria V Oratio ad bonum pastorem. Gebed tot de goede Herder.


  Ad Officium lectionis



Lectio altera

Ex Commentário sancti Gregórii Nysséni epíscopi in Cántica canticórum
 (Cap. 2: PG 44, 802)
Tweede lezing

Uit het Commentaar op het Hooglied, van de H. Gregorius van Nyssa
(Cap. 2: PG 44, 802)

Gebed tot de goede Herder

Waar weidt gij, o goede Herder, die heel uw kudde op uw schouders draagt? (heel de menselijke natuur immers is als één schaap, dat Gij op uw schouders hebt genomen). Toen mij de plaats van rust, leid mij naar de goede weide om mij te voeden. Roep mij bij mijn naam, zodat ik als een schaap uw stem herken en geef mij vanwege uw stem het eeuwig leven: Bericht het mij, mijn zielsbeminde.

Want zo noem ik U, omdat uw Naam uitgaat boven alle naam en alle begrip, en heel de verstandelijke natuur dit niet kan uitspreken of begrijpen. Uw Naam dus, waardoor uw goedheid gekend wordt, is de grond van de genegenheid van zijn ziel jegens U. Want hoe zou ik U niet beminnen, die mij zo beminde – ook al was ik nog zo zwart- dat Gij uw leven hebt gegeven voor uw schapen, die Gij weidt? Men kan geen grotere liefde bedenken dan deze: dat Gij met uw leven mijn heil hebt gekocht.

Leer mij dus, waar Gij weidt,  om de heilzame weide te vinden, waar ik met hemels voedsel verzadigd word. Zonder dat voedsel te eten kan men het eeuwig leven niet binnengaan. Ik zal naar de bron snellen en de goddelijke drank drinken, die Gij als uit een bron aan de dorstigen voorhoudt, namelijk het water, dat uit uw zijde vloeit, nadat die ader door de lans werd geopend; en wie dat geproefd heeft, wordt zelf één bron van levend water, opborrelend ten eeuwigen leven.

Als Gij mij hier weidt, doet Gij mij waarlijk rusten in de middag, wanneer ik in vrede slapend mag rusten in het licht zonder schaduw. Want de middag heeft geen schaduw, als de zon op haar hoogtepunt staat, waar Gij hen doet rusten, die Gij gevoed hebt, en uw dienstknechten met U opneemt in uw rustplaats. Maar niemand wordt die middagrust waardig gekeurd, die geen kind is van het licht en van de dag. Wie nu op gelijke wijze zich verwijdert van de schaduwen in de avond of in de morgen, dit is, waar de zonde begint en eindigt, die wordt door de Zon der gerechtigheid naar de middag overgebracht om hem daar te laten rusten.

Duid mij dan aan, hoe men moet rusten en weiden en waar de weg ligt naar de middagrust om te voorkomen, dat ik misschien door gebrek aan kennis van de waarheid van uw kudde afdwaal en terecht kom in kuddes, die aan uw schapen vreemd zijn.

Zo sprak de ziel, vol zorg over de schoonheid, die haar van Godswege was geschonken, omdat zij wilde inzien hoe haar geluk voor altijd zou kunnen voortbestaan.



Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada XXXIII per annum Feria IV Exsultabit cor iusti in Domino. Het hart van de rechtvaardige zal zich verheugen in de Heer.

Ad Officium lectionis
Lectio altera

Ex Sermónibus sancti Augustíni epíscopi
(Sermo 21, 1-4: CCL 41, 276-278)

Tweede lezing

Uit de Preken van de H. Augustinus, bisschop
(Sermo 21, 1-4: CCL 41, 276-278)
Het hart van de rechtvaardige zal zich verheugen in de Heer
De rechtvaardige zal zich verheugen in de Heer en op Hem hopen, en alle oprechten van hart zullen juichen. Dit hebben wij met alle zekerheid met de mond en het hart gezongen. Zowel het geweten als de christelijke tong hebben samen deze woorden tot God gezegd: De rechtvaardige zal zich verheugen, niet in de wereld, maar in de Heer. Het licht is voor de rechtvaardige opgegaan, staat er elders, en de vreugde voor die oprecht van hart zijn. Gij zoekt misschien waar de vreugde te vinden is. Hier hoort ge het: de rechtvaardige zal zich verheugen in de Heer. En elders: Verheug u in de Heer, en Hij zal de verlangens van uw hart vervullen.

Wat wordt ons beloofd? Wat aangeboden? Wat bevolen? Wat gegeven? Dat wij ons verheugen in de Heer. Maar wie zal zich verheugen in wat hij niet ziet? Of zien wij soms de Heer? Dat bereiken we in de tijd die ons beloofd is. Maar nu wandelen wij in het geloof zolang wij in het lichaam zijn, ver van de Heer. Door het geloof, niet door de aanschouwing. Wanneer door de aanschouwing? Wanneer vervuld wordt wat dezelfde Johannes zegt: Geliefden, nu reeds zijn wij kinderen van God, en wat wij zullen zijn, is nog niet geopenbaard. Maar wij weten, dat wanneer Hij zich openbaart, wij aan Hem gelijk zullen zijn, omdat wij Hem zullen zien zoals Hij is.

Dan dus bestaat de grote en volmaakte vreugde, dan de volle blijdschap, waar geen hoop ons meer zoogt, maar de werkelijkheid ons voedt. Maar ook nu reeds, vóór de werkelijkheid voor ons verschijnt, vóór wij tot die werkelijkheid komen, verblijden wij ons in de Heer. Want geen geringe vreugde bezit de hoop, die later werkelijkheid zal worden.

Laten we daarom nu in de hoop beminnen. Aldus zegt de Schrift: De rechtvaardige zal zich verheugen in de Heer. En omdat hij nog niet ziet, wordt er terstond aan toegevoegd: en zal op Hem hopen.

Toch bezitten wij de eerstelingen van de geest misschien ook elders vandaan. Wij naderen tot Hem, die wij beminnen. Van wat wij eerst begerig zullen eten en drinken, hebben wij nu al, hoewel zwak, een zekere voorsmaak.

Maar hoe zouden wij ons in de Heer verheugen, als Hij nog ver van ons verwijderd is? Maar dit zij niet ver! Gij zelf zijt er de oorzaak van dat Hij ver weg is. Bemin en Hij komt u nabij. Bemin en Hij zal bij u wonen. De Heer is nabij, weest onbezorgd. Wilt ge zien, wat met u  is, als je bemint? God is liefde.

Maar ge zult mij zeggen: “Denkt gij te weten wat liefde is?” De liefde is dat, waarmee wij beminnen. Wat beminnen wij dan? Het onuitsprekelijk goed, de goede weldaad, de goede Schepper van al het goede. Moge Hij uw vreugde zijn door Wie gij alles bezit, wat u behaagt. Ik bedoel niet de zonde, want alleen de zonde hebt ge niet van Hem. Met uitzondering van de zonde hebt ge al het andere, wat ge hebt, van Hem ontvangen.