vrijdag 25 maart 2016

Christus factus est pro nobis


GOEDE VRIJDAG Eia mater fons amoris… Eia, Moeder, bron van liefde…

Eia mater fons amoris,
Me sentire vim doloris
Fac ut tecum lugeam.
Fac ut ardeat cor meum
In amando Christum Deum,
Ut sibi complaceam.

Geef, o Moeder! bron van liefde,
Dat ik voel, wat U zo griefde,
Dat ik met U medeklaag.
Dat mij 't hart ontgloeit van binnen,
In mijn Heer en God te minnen,
Dat ik Hem alleen behaag.

In haar rouwklacht beweent Maria niet alleen de dood van haar onschuldige Zoon, haar hoogste goed, maar ook de teloorgang van zijn volk en de zonde van het mensdom.
En er is ook een tweede perspectief: wanneer de gelovigen op sommige plaatsen in de wereld de Moeder van de Heer, vandaag, alleen achtergebleven en in diepe smart gedompeld ‘gezelschap houden’ begrijpen zij dat zich in Maria de smart van de wereld over de dood van Christus concentreert. Maria is ook de verpersoonlijking van alle moeders die in de geschiedenis de dood van een kind hebben beweend.
Het menselijk gevoel van pijn en gemis zal in het geloof van de verrijzenis troost en hulp kunnen vinden tot dieper begrip  van de grootheid van de verlossende liefde van Christus en de deelname van zijn Moeder daaraan.

Goede Vrijdag “Tenebrae transierunt et verum lumen iam lucet”.


GOEDE VRIJDAG, wat een benaming, zusters en broeders! Is donkere of duistere vrijdag niet een betere aanduiding dan Goede Vrijdag? Het is immers de dag van Gods grote afwezigheid. In groter verband zou je het de dag van de götterdämmerung kunnen noemen, het van God en alles verlaten zijn. Het is de dag van de afwezige God, van de zwijgende God, van de verborgen God.
De afwezige God. Eerst heeft het volk dat Jezus zo jubelend had binnengehaald, hem heeft laten vallen en ingeruild voor een misdadiger, vervolgens laten ook de leerlingen hem een voor een in de steek, en tenslotte beschrijven de evangelisten hoe Jezus op het kruis de totale Godverlatenheid heeft moeten ervaren met de woorden uit psalm 22: “God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?” En in de brief aan de Hebreeën horen we dat Jezus onder tranen en met luide stem vergeefs gesmeekt en gebeden heeft tot Hem die hem kon redden van de dood.
De zwijgende God. Van het begin der schepping af is God een sprekende God. In een tienvoudig ‘En God sprak’ beschrijft Mozes de scheppende kracht van Gods woord. En alweer in psalm 22 zegt de bidder ons voor: “De vaderen hebben tot u niet vergeefs geroepen, zij hebben geroepen en zij ontsnapten aan de dood.” God heeft gesproken bij de Jordaan: “Dit is mijn beminde Zoon”. Hij heeft zijn stem laten horen op de berg der verheerlijking: “Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar hem.” Maar nu Jezus in doodsnood verkeert, zwijgt de hemel en heeft God geen luisterend oor.
De verborgen God. De Heilige Schrift getuigt van begin tot eind dat God zich laat zien aan wie Hem zoeken. God die schuil gaat in de wolk als teken van zijn geheimvolle verhevenheid, toont toch elke keer weer zijn gelaat als wij hem nodig hebben. U keert naar ons uw aangezicht en wij leven, zegt de psalmist. Maar nu het duister is over heel het land, heeft God wiens Naam JHWH is, dat wil zeggen Hij die er altijd is, zich voor Jezus verborgen en zijn gelaat afgewend.
Het is niet alleen het uur van de afwezige God. Het is ook het uur van de Mens in opperste doodsnood. Van de lijdende, geslagen en geteisterde mensheid. Van de mens die slachtoffer is van de natuur door rampen van ziekten, hongersnood, overstromingen, vulkaanuitbarstingen, aardbevingen en wat dies meer zij. Van de mens die slachtoffer is van zijn medemensen door uitbuiting, onderdrukking, geweld, vervolgingen en oorlogen. Van de mens wiens hand nog net boven water uitsteekt maar niemand die redt. Van de mens die het uitschreeuwt van ellende zoals de angstkreet op het schilderij van Edvard Munch, maar niemand in heel de kosmos niet die luistert. Van de mens die ontredderd alleen staat in een beklemmend landschap zoals op een schilderij van Carel Willink, waarin alles en iedereen vijandigheid uitstraalt.
Waar is de afwezige God en de mens in opperste verlatenheid mooier en smartelijker onder woorden gebracht dan in de psalmen 22, 42 en 88? Ik citeer een paar verzen: “Mijn God, mijn Go, waarom hebt u mij verlaten? U blijft ver weg en redt mij niet, ook al schreeuw ik het uit. Mijn God, roep ik, overdag en u antwoordt niet, des nachts en ik vind geen rust” Psalm 22, 2-3. En uit psalm 42: “Tranen zijn mijn brood, bij dag en bij nacht, want heel de dag hoor ik zeggen: ‘Waar is dan je God?’ Tot God, mijn rots, wil ik zeggen: Waarom vergeet u mij, waarom ga ik gekleed in het zwart en door de vijand geplaagd? Ja, heel de dag klinkt de hoon van mijn belagers: Waar is dan je God?”  En in psalm 88 klaagt de bidder: “Heer God, mijn redder, overdag schreeuw ik het uit, ’s nachts zit ik stil voor u neer. Ik roep u aan, elke dag, en strek mijn handen naar u uit. Waarom HEER, verstoot u mij en verbergt u voor mij uw gelaat? Mijn beste vrienden hebt u van mij vervreemd, mijn enige metgezel is de duisternis.” Het is de klacht van Jeremia op de puinhopen van Jeruzalem, het is de doodskreet van Job op de mestvaalt, het is de angstschreeuw van de lijdende Dienstknecht uit het boek Jesaja.
Wij zijn hier bijeen om ons met Jezus te verenigen in zijn mensonterende nood enerzijds en in zijn godverlatenheid anderzijds. Of zoals het dramatisch mooie Gregoriaanse gezang het zo mooi zegt: “Media vita in morte sumus: Midden in het leven zijn wij ten dode gedoemd”.  Maar het kruis waarop de mens geworden Zoon van God de dood sterft, betekent niet het einde van alles: de dood van God en de dood van de mens. Wij vereren het kruis niet als een folterwerktuig dat het einde van alles betekent, maar als de levensboom, als de stronk van Isaï, waaraan hoopvol een nieuw twijgje ontspruit. Het kruis van Jezus is bij uitstek de doorgang van het diepe dorre dal naar de weide van Gods licht en leven. Zo is het toch nog Goede vrijdag. Want aan het kruis, dat instrument van vernietiging van alles wat goddelijk en menselijk is, ontspringen stromen van bloed en water, bron van nieuw leven, van bloed dat God en mens verzoent en van water dat reinigend en levenwekkend werkt. Het kruis, dat teken van dwaasheid en  ergernis, is in de ogen van God de hoogste wijsheid en het begin van opstanding en onaantastbaar leven.
In haar aan mij gerichte paasgroet citeert moeder priorin de mooie tekst uit de 1ste brief van Johannes: “Tenebrae transierunt et verum lumen iam lucet”. De duisternis, die over het gehele land viel van twaalf uur af tot drie uur in de middag, is aan het wijken en het licht breekt al door. Maar er staat nog iets bij: “quod verum est in ipso et in vobis”. Wat zoveel betekent als: dit is waar, dit werkelijkheid geworden in Hem, in Jezus dus, en ook in u, ook in ons dus. Dit is vandaag de boodschap van troost en hoop die we uitzingen in de hymne:
O kruis dat ons Gods zegen bracht
En hoop op redding lang verwacht,
Eens teken van veroordeling
Nu teken van verheerlijking.
Amen.

Alfons Jaakke, pr.

woensdag 23 maart 2016

Overweging voor Witte Donderdag - De Eucharistie is ook de actuele belevenis van ieder die zich hier en nu met hem verenigt

Overweging voor Witte Donderdag
Jaar C

Al weken lang kun je over de radio of op de televisie luisteren of kijken naar uitvoeringen van de Matteüspassion van Johannes Sebastian Bach, het lijdensverhaal van Jezus van Nazareth. Dit imposante werk is gecomponeerd als een klassieke tragedie, als een Grieks drama waarin muziek en tekst tot een grootse eenheid zijn verweven, en waarin uitdrukking wordt gegeven aan de diepste gevoelens van geloof en liefde, maar ook aan de macht van het kwaad. Wie kent niet die bloedstollende aria van de alt: "Erbarme dich, mein Gott", heb erbarmen, mijn God. Of die meeslepende en hartverscheurende aria van de sopraan: "Ich will dir meine Herze schenken", ik wil u mijn hart geven. Om maar niet te spreken van het stil makende slotgezang: "Ruhe sanfte, sanfte ruh", rust in vrede, rust nu zacht, mijn Jezus. Een gezang waarop je kan meedeinen als op de golven van een oceaan aan klanken.
Toch kleeft er aan al dit moois ook een bezwaar. De passieverhalen zoals wij die kennen en beleven, presenteren zich als een afgerond geheel waarin de rust van het graf als het ware de sluitsteen is, het einde van alles.
Maar deze leestraditie die de opwekking van Jezus als het ware loskoppelt van het lijdensverhaal, is niet overeenkomstig de zienswijze van de vier evangelies. Die presenteren dood en opstanding als één handeling waarin alle menselijke krachten en machten een grote rol spelen, maar waarin de God van de hemel toch de uiteindelijke regie heeft, van begin tot einde, van dood tot leven. In het lijdensverhaal zitten al de kiemen van Jezus' opstanding verborgen. Daarom beschrijven de evangelies de laatste levensweek van Jezus als een eenheid: van Palmzondag, de eerste dag van de week, tot en met Paaszondag, opnieuw de eerste dag van de week. En de Witte Donderdag, de dag waarop Jezus met zijn leerlingen het Pesachmaal vierde, is daarin het scharnierpunt. Drie gebeurtenissen gaan aan het paasmaal vooraf: de intocht in Jeruzalem, het betreden van de tempel en de zalving van hoofd en voeten, gebeurtenissen die hem neerzetten als de Messias die Gods Koninkrijk op aarde komt vestigen. En zoals er drie gebeurtenissen aan het Pesachmaal vooraf gaan, volgen er ook drie taferelen: De doodsangst en de gevangenneming in de Hof van Getsemane, het proces voor de Hoge Raad en Pilatus met als resultaat de dood aan het kruis, wat hem tekent als de Mensenzoon en de lijdende Dienstknecht, en tenslotte het lege graf en de verschijningen als tekenen van zijn opstanding, als bewijs dat hij de verheerlijkte Zoon van God is.

Vandaag viert Jezus zoals elke Joodse huisvader, met zijn leerlingen, het Pesachmaal als herinnering aan en herbeleving van de Uittocht uit de slavernij, het verbond met God, en de gang naar het beloofde Land. Maar Jezus knoopt er nog een liturgische handeling aan vast: de zegening van brood en beker als teken van zijn eigen exodus uit dit leven en van zijn gang naar de Vader. Als verwijzing naar zichzelf als het geslachte paaslam dat verzoening bewerkt tussen God en mens, en vergeving van zonden; als de aanvang van een nieuwe toekomst, als teken van de eindtijd die met hem gekomen is.
De aanwezigheid van Jezus onder de gedaanten van brood en wijn is een groot mysterie dat we in diep geloof aanvaarden. Maar het gaat niet alleen maar om de wijding van het brood en de zegening van de beker als zijn Lichaam en zijn Bloed. Het gaat om meer. Wat Jezus wil, is dat het brood wordt gebroken, uitgereikt en gegeten. Wat Jezus verlangt, is dat de beker waarin de wijn geplengd is, van hand tot hand rondgaat en wordt uitgedronken. Juist door die deelneming aan zijn tafel kunnen we solidair zijn met Jezus als de lijdende Dienaar en als de opgestane Heer. De Eucharistie als Lichaam en Bloed van Jezus is niet alleen maar een herinnering aan Jezus' dood en verrijzenis van 2000 jaar geleden, het is ook de actuele belevenis van ieder van ons die zich hier en nu met hem verenigt en tot slot is het ook een opdracht naar de toekomst toe, onze bijdrage en medewerking aan de vestiging van Gods Koninkrijk totdat Hij komt; tot de eindtijd komt waarin Jezus de macht die Hij als verrezen Heer van de Vader ontvangen heeft, weer aan God teruggeeft, en God tenslotte alles in allen zal zijn. Amen.


Dr. Alfons Jaakke, pr.  

maandag 21 maart 2016

Der schmerzhafte Rosenkranz mit Benedikt. XVI Jesus, der für uns gekreuzigt worden ist

JESUS nimmt den ganzen Schmerz der Kreuzigung bewusst auf sich. Sein ganzer Leib ist zerschlagen; die Worte des Psalms sind wahr geworden: «Ich aber bin ein Wurm und kein Mensch, der Leute Spott, vom Volk verachtet» (Psalm 22,7). «Wie einer, vor dem man das Gesicht verhüllt, war er verachtet … Aber er hat unsere Krankheit getragen und unsere Schmerzen auf sich geladen» (Jesaia 53,37).
Halten wir inne vor diesem Bild des Schmerzes, vor dem leidenden Gottessohn. Schauen wir auf ihn hin in den Stunden der Selbstgerechtigkeit und des Genusses, damit wir lernen, Grenzen einzuhalten, das Vordergründige alles blosz materiellen Güter zu durchschauen. Blicken wir auf ihn hin in den Augenblicken der Not und der Anfechtung, um zu erkennen, dass wir gerade so Gott nahe sind.

Kreuzweg am Kolosseum in Rom, Karfreitag 2005


Jesus hat die Passion, Sein Leiden und seinen Tod in Gebet umgewandelt

Gott hat die Welt nicht durch das Schwert, sondern durch das Kreuz erlöst. Sterbend breitet Jesus die Arme aus. Dies ist zunächst die Gebärde der Passion, in der er sich für uns annageln lässt, um uns sei Leben zu geben. Aber die ausgebreiteten Arme sind zugleich die Haltung des Betenden … Jesus hat die Passion, Sein Leiden und seinen Tod in Gebet umgewandelt, und so umgewandelt in einen Akt der Liebe zu Gott und zu den Menschen.
Darum sind die ausgebreiteten Arme des Gekreuzigten endlich auch ein Gestus der Umarmung, mit der er uns an sich zieht, in die Hände seiner Liebe hineinnehmen will. So ist er ein Bild des lebendigen Gottes, Gott selbst, ihm dürfen wir uns anvertrauen.

Papst Benedikt XVI. Predigt vor der Basilika in Mariazell, 8.9.2007

Die uit de doden verrees en vanuit het graf de mens weer opwekte

“Hij is het die Mens werd in de Maagd, aan het kruis opgehangen, in de aarde begraven en verrijzend uit de doden opsteeg naar het hoogste der hemelen.
Hij is het zwijgende Lam: Hij is het gedode Lam; Hij werd geboren uit het schone lam Maria. Hij is het die uit de kudde gehaald werd en meegenomen om geslacht te worden, des avonds geofferd en des nachts begraven. Die aan het kruis niet werd gebroken en onder de aarde niet werd ontbonden; Die uit de doden verrees en vanuit het graf de mens weer opwekte”.

Melito van Sardes

Der schmerzhafte Rosenkranz mit Benedikt. XVI – Jesus, der für uns das schwere Kreuz getragen hat



AM KREUZWEG JESU steht Maria, seine Mutter. Während des öffentlichen Lebens hatte sie zurücktreten müssen, um dem Werden der neuen Familie Jesu, der Familie seiner Jünger, Raum zu geben. Sie hatte die Worte hören müssen: «Wer ist meine Mutter und wer sind meine Brüder? … Wer den Willen meines himmlischen Vaters erfüllt, der ist für mich Bruder und Schwester und Mutter» (Matthäusevangelium 12,48-50).

Nun zeigt sich, dass sie nicht nur dem Leibe nach, sondern dem Herzen nach Mutter Jesu ist. Noch ehe sie ihn im Leibe empfing, hatte sie ihn durch ihren Gehorsam im Herzen empfangen. Ihr war gesagt worden: «Du wirst ein Kind empfangen, einen Sohn wirst du gebären … Er wird Grosz sein … Gott der Herr wird ihm den Thron seines Vaters David geben» (Lukasevangelium 1,31f). Aber sie hatte wenig später aus dem Mund des greisen Simeon auch das andere Wort gehört: «Dir wird ein Schwert durch die Seele dringen» (ebd. 2,35). Und dabei mögen ihr Worte aus den Propheten ins Bewusstsein getreten sein wie dieses: «Er wurde misshandelt und niedergetreten … wie ein Lamm, das man zum Schlachtern führt …, so tat auch er seinen Mund nicht auf» (Jesaia 53,7).

Nun war dies alles da. In ihrem Herzen wird sie immer wieder auf das Wort gelauscht haben, das ihr der Engel ganz am Anfang gesagt hatte: «Fürchte dich nicht, Maria» (Lukasevangelium 1,30). Die Jünger sind geflohen, sie flüchtet nicht. Sie steht da mit dem Mut der Mutter, mit der Treue der Mutter, mit der Güte der Mutter und mit ihrem Glauben, der in den Finsternissen widersteht: «Selig, die du geglaubt hast» (ebd. 1,45).
«Wird der Menschensohn, wenn er kommt, auf der Erde Glauben vorfinden?» (Lukasevangelium 18,8). Ja, in diesem Augenblick weisz er es:: Er findet Glauben, Das ist in dieser Stunde sein groszer Trost.

Kreuzweg am Kolosseum in Rom, Karfreitag 2005

HEILIGE MARIA, Mutter des Herrn, du bist treu geblieben, als die Jünger flohen. Wie du geglaubt hast, als der Engel dir das Unglaubliche verkündigte, Mutter des Allerhöchsten zu werden, so hast de geglaubt in der Stunde seiner tiefsten Erniedrigung. So bist du in der Stunde des Kreuzes, in der Stunde der dunkelsten Weltennacht Mutter der Glaubenden, Mutter der Kirche geworden.
Wir bitten dich: Lehre uns glauben und hilf uns, dass der Glaube zum Mut des Dienens und zur Tat der helfenden und der mit-leidenden Liebe werde.

zaterdag 19 maart 2016

VEXILLA REGIS PRODEUNT

HOOGFEEST VAN DE H. JOZEF Getrouwe Voedstervader en Beschermer

De algemene regel voor alle bijzondere genaden, die aan een verstandelijk schepsel geschonken worden, is deze: dat, wanneer de goddelijke genade iemand uitverkiest tot een bijzondere genade of een verheven staat, God ook alle charismata schenkt, die voor die uitverkoren persoon en zijn taak noodzakelijk zijn en die deze mens op overvloedige wijze sieren.
 Dit wordt op bijzondere wijze bewaarheid in de zeer heilige Jozef, die voor de vader gehouden is van de Heer Jezus Christus en die de  ware bruidegom was van de Koningin der wereld en de Meesteres der Engelen; die door de eeuwige Vader was uitgekozen tot Voedstervader en Beschermer van zijn voornaamste schatten, namelijk zijn Zoon en zijn Bruid. Die taak heeft hij op de meest getrouwe wijze vervuld. Daarom zei de Heer tot hem: Goede en getrouwe dienstknecht, ga binnen in de vreugde van uw Heer.
Als u Jozef vergelijkt met de gehele Kerk van Christus is hij dan niet die uitverkoren en bijzondere man, door wie en onder wie Christus op een geregelde en eervolle wijze in de wereld is binnengeleid?  Als dus de gehele Heilige Kerk dank verschuldigd is aan de Moedermaagd, omdat de Kerk waardig gekeurd werd door haar Christus te ontvangen, dan is de Kerk ook inderdaad na haar aan Jozef bijzondere dank en eerbied verschuldigd.
Hij toch is het slotwoord van het oude Testament, waarin de waardigheid van de patriarch en profeet de beloofde vrucht zoekt te bereiken. Hij is verder de enige, die lichamelijk bezat wat de goddelijke gunst aan hen beloofd had.
Daarom kan men er niet aan twijfelen, dat Christus de gemeenzaamheid, de eerbied en de grootste eer, die Hij aan Jozef als zoon jegens zijn vader betuigde, toen Hij nog onder de mensen verkeerde, ook niet geweigerd heeft in de hemel, ja, dat Hij dit zelfs nog heeft vermeerderd en vervolmaakt. Vandaar dat door de Heer niet ten onrechte wordt toegevoegd: Ga binnen in de vreugde van uw Heer. Hoewel de vreugde van de eeuwige zaligheid in het hart van de mens binnentreedt, heeft de Heer toch liever tot hem gezegd: Ga binnen in de vreugde, opdat aldus op mystieke wijze betekend zou worden, dat die vreugde niet alleen in hem zou zijn, maar hem van alle zijden zou omgeven en in bezit nemen en hem als in een oneindige afgrond zou onderdompelen.
Daarom, heilige Jozef, gedenk ons en kom met de steun van uw voorbede voor ons op bij Hem, die voor uw zoon werd gehouden. Stem ook uw Bruid gunstig voor ons, de allerheiligste Maagd, die de Moeder is van Hem , die met de Vader en de Heilige Geest leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.
H.Bernardinus van Siëna , Sermo 2 de S. Ioseph: Opera 7, 16.27-30

Gebed op het hoogfeest van de H. Jozef

Voedstervader van Jezus
Bruidegom van de heilige Maagd Maria
Beschermer van de H. Kerk

Almachtige God,
Gij hebt aan de Heilige Jozef de taak gegeven om als een trouw dienaar te waken over het begin van uw heilswerk.

Geef dat uw Kerk, op zijn voorspraak, altijd zorg draagt voor de voltooiing van dit mysterie. 

Martyrologium Romanum 19 maart H. Jozef


Het hoogfeest van de heilige Jozef, de bruidegom van de allerheiligste Maagd Maria; die als een rechtschapen man uit het geslacht van David de voedstervader was van de Zoon van God, Christus Jezus, die Zoon van Jozef genoemd wilde worden en aan hem onderdanig wilde zijn zoals een zoon aan zijn vader.

In het bijzonder vereert de Kerk hem als de beschermer die de Heer over zijn gezin heeft aangesteld.

vrijdag 18 maart 2016

18 maart - H. Cyrillus van Jeruzalem, bisschop en kerkleraar "Dieper inzicht in het heilsmysterie"


Uit christelijke ouders in het jaar 315 geboren, volgde Cyrillus op 33-jarige leeftijd Maximus op als bisschop van Jeruzalem. Om zijn houding in de strijd tegen het Arianisme werd hij meer dan eens verbannen. Van zijn herderlijke werkzaamheid getuigen zijn preken, waarin hij de orthodoxe leer, de heilige Schrift en de kerkelijke tradities voor zijn gelovigen verklaarde. Hij stierf in 386.
 
Uit de onderrichtingen van de heilige Cyrillus, bisschop van Jeruzalem († 386)

Maakt het vat van uw ziel gereed om de heilige Geest te ontvangen.

Jubel dan, hemel, en aarde juich’ (Ps. 96 (95), 11; vgl. Jes. 49, 13) om hen die met hysop besprenkeld en met geestelijke hysop gereinigd gaan worden (vgl. Ps. 51 (50), 9), in de kracht van Hem die in het lijden met hysop en rietstok gedrenkt werd (vgl. Joh. 19, 29). Laten ook de hemelse machten zich verheugen. Laten zij die met de geestelijke Bruidegom verbonden gaan worden, zich gereedmaken. Want hoort: ‘Daar klinkt een stem die roept: baant voor de Heer een weg door de steppe’ (Jes. 40, 3).
Luistert dan, kinderen van de gerechtigheid, naar wat Johannes zegt, wanneer hij ons toeroept: ‘Maakt de weg recht voor de Heer’ (Joh. 1, 23). Neemt alle hindernissen en struikelblokken weg, opdat gij rechtstreeks naar het eeuwige leven gaat. Reinigt de vaten van uw ziel door een ongeveinsd geloof en maakt ze klaar om de heilige Geest te ontvangen. Begint uw kleren te wassen in boetvaardigheid, opdat gij, tot het bruidsvertrek geroepen, rein bevonden wordt.
De Bruidegom roept immers allen zonder onderscheid, want zijn genade is overvloedig, en door het luid geroep van zijn boden worden allen verzameld (vgl. Mt. 22, 9-10). Diezelfde Bruidegom brengt vervolgens een scheiding aan onder hen die gekomen zijn op de bruiloft, die een voorafbeelding van het doopsel is.
Laat het nu niet gebeuren dat iemand van hen die ingeschreven zijn te horen krijgt: ‘Vriend, hoe zijt gij hier binnengekomen zonder bruiloftskleed’ (Mt. 22, 12)?
Moge het echter zo zijn dat gij allen te horen krijgt: ‘Uitstekend, goede en trouwe dienaar, over weinig waart gij trouw, over veel zal ik u aanstellen. Ga binnen in de vreugde van uw Heer’ (Mt. 25, 21).
Nu hebt gij immers zo lang buiten aan de deur gestaan. Moogt gij dan allen zeggen: ‘De koning heeft mij in zijn vertrekken binnengevoerd’ (vgl.. Hoogl. 1, 4). ‘Verheugd en blij ben ik in de Heer, verrukt is mijn geest om mijn God. Want heil gaf Hij mij als gewaad, gerechtigheid kreeg ik als mantel; getooid als een bruidegom met een kroon, gesierd als een bruid met haar bruidstooi’ (Jes. 61, 10).
Moge uw ziel zonder vlek of rimpel of iets van dien aard bevonden worden (vgl. Efl 5, 27). Dat bedoel ik niet vóór het ontvangen van de genade. Hoe zou dat immers kunnen, omdat gij juist gekomen zijt om vergiffenis van de zonden te verkrijgen? Moge uw geweten echter, wanneer u de genade geschonken wordt, rein bevonden worden en dan met de genade gelijke tred houden.
Het doopsel is werkelijk een zaak van groot belang, broeders en zusters. Richt hierop al uw aandacht. leder van u zal voor God geplaatst worden, ten overstaan van de ontelbare heerscharen van de engelen. De heilige Geest zal uw ziel van een merkteken voorzien. Gij zult ingelijfd worden bij het leger van de grote koning.
Bereidt u dan voor, maakt u gereed, niet door u in de schitterendste gewaden te hullen, maar door u toe te rusten met een goed geweten en met godsvrucht.

Laat ons bidden.
God, Gij hebt uw kerk tot een dieper inzicht van het heilsmysterie gebracht door toedoen van de heilige bisschop Cyrillus. Wij vragen U op zijn voorspraak dat wij het leven bezitten in overvloed, door te belijden dat Jezus Christus is: uw Zoon, onze Heer. Die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen.
Amen.

woensdag 16 maart 2016

Der schmerzhafte Rosenkranz mit Benedikt. XVI - Jesus, der für uns mit Dornen gekrönt worden ist



Antonello da Messina, Ecce Homo (ca. 1473). Piacenza. Collegio Alberoni
Jesus, der für uns mit Dornen gekrönt worden ist

DER ALS PSEUDOKöNIG verurteilte Jesus wird verspottet, aber im Spott kommt auf grausame Weise Wahrheit zum Vorschein. Wie oft sind Insignien der Macht, die die Mächtigen der Welt tragen, Hohn auf die Wahrheit, auf die Gerechtigkeit, auf die Menschenwürde. Wie oft sind ihre Rituale und ihre groszen Worte in Wahrheit nichts als pompöse Lügen, Karikaturen des Auftrags, den ihnen ihr Amt gibt: im Dienst des Guten zu stehen.

Jesus, der Verspottete, der die Krone des Leidens trägt, ist gerade so der wahre König. Sein Zepter ist Gerechtigkeit (vgl. Psalm 45,7). Gerechtigkeit kostet Leiden in dieser Welt: Er, der wahre König, herrscht nicht durch Gewalt, sondern durch die Liebe, die für uns und mit uns leidet. Er nimmt das Kreuz auf sich – unser Kreuz, die Last des Menschseins, die Last der Welt. So geht er uns voran und zeigt uns, wie wir den Weg zum wirklichen Leben finden.

Herr, du hast dich verspotten und beschimpfen lassen. Hilf uns, dass wir nie in den Spott auf die Leidenden und die Schwachen einstimmen. Hilf uns, in den Erniedrigten, in den an den Rand Gestoszenen, dein Gesicht zu erkennen. Hilf uns, nicht vor dem Spott der Welt zurückzuschrecken, wenn der Gehorsam gegen deinen Willen verächtlich gemacht wird.

Du hast das Kreuz getragen und uns eingeladen, dir auf diesem Weg nachzufolgen (Matthäusevangelium 10,38). Hilf uns, das Kreuz anzunehmen, nicht in die Betäubungen zu flüchten, nicht zu murren und nicht finsteren Herzens zu werden ob der Mühsal unseres Lebens.
Hilf uns, den Weg der Liebe zu gehen – im Erleiden ihres Anspruchs zur wahren Freude zu kommen.

Kreuzweg am Kolosseum in Rom, 2005

maandag 14 maart 2016

Der schmerzhafte Rosenkranz mit Benedikt. XVI Jesus, der für uns gegeiszelt worden ist



«LIEBT EURE FEINDE» (Lukasevangelium 5,44) – eines der typischsten und stärksten Worte der Predigten Jesu … Was aber ist der Sinn dieses seines Wortes? Warum fordert Jesus, die eigenen Feinde zu lieben, also eine Liebe, die über die menschlichen Fähigkeiten hinausgeht?
In Wirklichkeit ist der Vorschlag Christi realistisch, denn er trägt der Tatsache Rechnung, dass es in der Welt zu viel Gewalt, zu viel Ungerechtigkeit gibt; eine solche Situation ist nur dann zu überwinden, wenn ihr ein Mehr an Liebe, ein Mehr an Güte entgegengesetzt wird. Dieses «Mehr» kommt von Gott: Es ist seine Barmherzigkeit, die in Jesus Fleisch geworden ist und die allein in der Welt den Schwerpunkt auf die Seite des Guten verlagern kann, ausgehend von jener kleinen und entscheidenden «Welt», die das Herz des Menschen ist.

Vor dem Angelusgebet, 18.2.2007

HERR, DU BIST ZUM TODE verurteilt worden, weil Menschenfurcht die Stimme des Gewissens erstickte. Die ganze Geschichte hindurch werden so immer wieder die Unschuldigen geschlagen, verurteilt und getötet. Wie oft haben wir selbst den Erfolg der Wahrheit, unser Ansehen der Gerechtigkeit vorgezogen. Gib der leisen Stimme des Gewissens, deiner Stimme, Macht in unserem Leben. Schau mich an, wie du Petrus nach der Verleugnung angesehen hast. Lass deinen Blick in unsere Seele dringen und unserem Leben die Richtung geben. Denen, die am Karfreitag gegen dich geschrien hatten, hast du an Pfingsten die Erschütterung des Herzens und die Bekehrung geschenkt. So hast du uns allen Hoffnung gegeben. Schenke auch uns immer neu die Gnade der Bekehrung.

Kreuzweg am Kolosseum in Rom, Karfreitag 2005