zondag 21 april 2024

VIERDE ZONDAG VAN PASEN: Evangelie: DE GOEDE HERDER GEEFT ZIJN LEVEN VOOR ZIJN SCHAPEN. (Joh. 10, 11-18) en een overweging daarover



Evangelie

 In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen: Ik ben de goede herder. De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen. Maar de huurling, die geen herder is en geen eigenaar van de schapen, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht weg; de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen. Hij is dan ook maar een huurling en heeft geen hart voor de schapen. Ik ben de goede herder. Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij, zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen. Ik heb nog andere schapen die niet uit deze schaapstal zijn. Ook die moet ik leiden en zij zullen naar mijn stem luisteren en het zal worden: één kudde, één herder. Hierom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik mijn leven geef om het later weer terug te nemen. Niemand neemt Mij het af, maar Ik geef het uit Mijzelf. Macht heb Ik om het te geven en macht om het terug te nemen: dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb ontvangen.


Overweging

Voor de een of ander kan het thema van de Goede Herder op het eerste gehoor weinig realistisch klinken. Zo kan het herinneringen oproepen aan een vervlogen romantiek en aan oude liedjes, als dat van die ´grote stille heide´...

De Bijbel stelt ons Jahweh voor als herder. Dit is niet verwonderlijk voor het relaas van een herdersvolk, dat bidt : ´De Heer is mijn herder, niets kom ik tekort ; Hij laat mij weiden op groene velden´. ´Hij is de herder en wij zijn kudde´.

In Jezus krijgt het herderschap van Jahweh op een unieke manier gestalte. ´Ik ben de goede herder´. Van geen enkele profeet in de Bijbel wordt zoiets gezegd. Hij is de verpersoonlijking van Jahweh´s trouw, bij tij en ontij, persoonlijk weet hebbend van ieders naam en toenaam.

Zijn herderschap geeft allerminst grond voor halfzachte voorstellingen.

De zorg van de Goede Herder is een strijd, die zich afspeelt in de wildernis ( vgl. Lc. 14,4 ). Hij verjaagt dieven, rovers en wilde dieren. Als het moet, laat Hij ze allemaal achter, om dat ene verlorene op te zoeken.

De Goede Herder houdt allen gaande en geeft voedsel voor onderweg.

Hij biedt een ijzersterke achtergrond om echte menselijkheid aan te moedigen, zorg te hebben voor mensen, een goed woord te spreken en het hart te raken met een nieuw gevoel.

In de hedendaagse woestijn van massa´s, in de leegte van de steden rijst het beeld op van een Gids en herder met dit Goede, Verblijdende Nieuws : wij mensen zijn geen onbetekenend schroefje in het raderwerk van een naamloze wereld, geen willekeurig, uitwisbaar nummer. De wereld is niet een speelbal van onberekenbaar toeval. We zijn niet verkocht en veroordeeld tot een per slot van rekening zinloos bestaan.

Want God ziet om naar de menigte van mensen, die zich verloren en angstig voelen, ´als schapen zonder herder´.  Hij is Iemand, die tot ieder van ons zegt : ´je bent uniek, Ik ken je, je kunt op Mij rekenen, je zult leven´.

Alle mensen zijn geroepen om met anderen om te gaan zoals God dat doet, door elkaar te dragen, te sterken, te behoeden en vooruit te helpen.

Gods uitnodigende roep om goede, warme mensen klinkt ook door in de vraag van de basis van de Kerk : geef ons mensen  om tekenen te stellen van Gods herderlijke nabijheid.

Ondanks de jungle van onze verstedelijkte wereld geschiedt het herderschap van Jezus, in de oases van hartelijke groepen, in verkondiging en bediening van Christus´ woord en sacrament, in inzet voor vrede en gerechtigheid.

Boven alle binnenkerkelijke discussies uit zien we grote herders, die de Weg kennen en wijzen, die zorgen voor groene weiden en gezonde kost, die zwaaien met hun staf tegen onderdrukkers, rovers en verdeeldheidzaaiers, die de menselijke waardigheid verdedigen, met name van de kleinen en rechtelozen, de armen, gevangenen en ongeneeslijk-zieken.

Deze herderlijke zorg zal het hart en het gezicht van de Kerk zijn want mensen kunnen pas geloven dat onze God een hart heeft, als zij een hart ervaren in goede mensen. Zij komen als geroepen.


zondag 14 april 2024

Het Evangelie van de derde zondag van Pasen en een overweging daarover



Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus (Lc 24, 35-48)

In die tijd vertelden de twee leerlingen wat er onderweg gebeurd was en hoe Jezus door hen herkend werd aan het breken van het brood. Terwijl ze daarover spraken stond Hijzelf plotseling in hun midden en zei: Vrede zij u. In hun verbijstering en schrik meenden ze een geest te zien. Maar Hij sprak tot hen: Waarom zijt ge ontsteld en waarom komt er twijfel op in uw hart? Kijkt naar mijn handen en voeten: Ik ben het zelf. Betast Mij en kijkt: een geest heeft geen vlees en beenderen zoals ge ziet dat Ik heb. En na zo gesproken te hebben toonde Hij hun zijn handen en voeten. Toen ze het van vreugde en verbazing niet konden geloven zei Hij tot hen: Hebt ge hier iets te eten? Zij reikten Hem een stuk geroosterde vis aan; Hij nam het en at het voor hun ogen op. Hij sprak tot hen: Dit zijn mijn woorden, die Ik sprak toen Ik nog bij u was: Alles moet vervuld worden wat over Mij staat in de Wet van Mozes, in de profeten en in de psalmen. Toen maakte Hij hun geest toegankelijk voor het begrijpen van de Schriften. Hij zei hun: Zo spreken de Schriften over het lijden en sterven van de Messias en over zijn verrijzenis uit de doden op de derde dag, over de verkondiging onder alle volkeren, van de bekering en de vergiffenis der zonden in zijn Naam. Te beginnen met Jeruzalem moet gij van dit alles getuigen.











PAX VOBIS (Beeld van Piet Gerrits, Priorij Thabor)

Overdenking voor de 3e Zondag van Pasen

 We horen weer dat Christus heil brengt, mensen heel maakt, gezond en vrij maakt (de naam Jezus betekent immers God redt, verlost, maakt vrij). Hij doet leven, volop. De volop levende mens is de glorie van God, wist een Kerkvader al. Christus is niet achterhaald door de tijd of de dood.

Hij werd herkend aan het gemeenschappelijk leven van de eerste christenen en aan het breken van het Brood, aan de vrede die Hij als verrezen Heer brengt.

Als Christus gekruisigd is, zoekt de liefdevolle God verzoening. Van deze verzoening kunnen ook wij getuigen, in onze daden. Geen woorden maar daden zingt een bekend clublied.

Daarover zijn we het allemaal wel eens, wij kunnen van ons geloof getuigen.

Wij ontmoeten ook heel wat mensen die dat eerlijk proberen. Maar er zijn ook velen die echt ontmoedigd zijn. Er is het probleem van hoe vertellen wij het de volgende generatie? Komt het volgende geslacht nog wel in onze kerken? We kunnen ons wel troosten met de gedachte dat het resultaat van ons getuigenis niet van ons afhangt, maar van de goede God. Het is evenwel ook waar dat het van betekenis is om ons regelmatig eens te bezinnen over ons getuigenis. Is dat in de lijn van Jezus´ leven?

Wij horen weer de woorden van Hem: ´Vrede zij u´. Hij biedt vrede en verzoening aan. Na alles wat mensen Hem hebben aangedaan, zegt Hij: ´Vrede zij u´.

Ook zijn apostelen hadden Hem in de steek gelaten, maar Hij kleineert hen niet.  Bij Hem is er niets van een verwijt te merken: ´Vrede zij u´.

Een eerste bruikbare tip: vrede en mildheid blijven aanbieden, welke pijn wij ook geleden hebben... Dan toont Hij hun zijn wonden : zijn deze niet het teken van wat op het eerste gezicht  een mislukking was? Hij gaat niet groot op zijn lijden.

Wij hoeven ons niet sterker voor te doen dan we zijn. Misschien kunnen wij andere mensen wel laten delen in ons menselijk mislukken, onze kwetsbaarheid durven tonen en onze beperkingen. Wonden zijn de meest directe weg om iemand te leren kennen. ´Leg uw handen in mijn wonden´, horen wij in het Evangelie.

Christus laat zichzelf kennen.

Mensen openbaren zich niet zo vlug. Hier dus een tweede tip.

Christus doet ook een beroep op mensen: ´Hebben jullie hier iets te eten?´ De beste weg om iemand te helpen is vaak om zijn hulp te vragen: hij ervaart dan dat hij van betekenis is.

Dan eet Christus met hen. Bereid zijn om het leven te delen met mensen, ook dit is een bruikbare tip.

En dan kan er gesproken worden over de Schriften. Dan kunnen wij met woorden getuigen van Gods grenzeloze, eindeloze menslievendheid, van zijn geduld en mildheid. Kortom wij getuigen dan van dit ene: God is liefde. Hij zegt ´JA´ tegen ons en wel voor goed, zonder voorwaarden te stellen.


dinsdag 9 april 2024

FEEST VAN HET GLORIERIJKE GRAF VAN ONZE HEER JEZUS CHRISTUS TE JERUZALEM


Op de eerste vrije liturgische dag, meestal de maandag (dit jaar de dinsdag) na de sluiting van het paasoctaaf wordt het feest van het Glorierijke Graf van onze Heer Jezus Christus te Jeruzalem gevierd. Dit feest wordt vanaf 1586 gevierd als “afsluiting” van het eigenlijke Paasfeest. De liturgische teksten van de H. Mis van dit feest verwijzen op mystieke wijze naar het paradoxale leven "in het graf" in afwachting van de overwinning van het leven op de dood: "de plaats van de wonderbare tent" (offertorium) is het door Christus' Lichaam geheiligde graf, waar wij verlangen te wonen (secreta) om met Hem begraven te sterven aan de wereld en voor Hem alleen te leven (postcommunio).



Na de Hoogmis wordt het Allerheiligste aanbeden tot aan de Vespers. De spirituele achtergrond daarvan is gelegen in de devotie tot het in het tijd en ruimte overstijgende verlossingsmysterie: de daadwerkelijke Verrijzenis, heeft plaats gevonden op een bepaald moment van de geschiedenis, op een bepaalde plaats: die vierkante meter waarop het lichaam van Christus rustte. Dat heel concrete gebeuren betreft dezelfde Christus, die nu bij ons aanwezig is in de Eucharistische Gestalte, waarin "de overwinning en de triomf van Zijn dood tegenwoordig worden gesteld", en tevens door dank te brengen aan God "voor Zijn onuitsprekelijke gave" (2 Kor 9,15) in Christus Jezus, "tot lof van zijn heerlijkheid" (Ef 1,12), door de kracht van de Heilige Geest. Het besef van deze Paasgenade zet aan tot “sprakeloze aanbidding” in dank en stille vreugde.

In de meditatie “Overgave” bespreekt Moeder Josépha Haeck crss (1883-1961) de deugd van overgave in het licht van de de spiritualiteit van de Reguliere Orde van het Heilig Graf.



Overgave     

       Waar is er meer beperktheid dan in een graf? Wie zich ooit levend laat begraven, kan slechts vrijwillig afzien van het leven, omdat er geen uitkomst meer is.  Levend begraven zijn betekent zoveel als: zich neerleggen in de dood. Wij zijn levend begraven.

Wij zijn het grote Graf ingetreden, waar God zelf onbewogen lag in de dood.

Overgegeven was Hij in de handen der mensen, die Hem afnamen van het kruis. Overgegeven aan zijn heilige Moeder.  Overgegeven aan die Hem balsemden.  Overgegeven aan die Hem wegdroegen onder de steenrots.

Maar in dat alles: overgegeven aan God, die Hem aanvaardde als zijn welbeminde Zoon.  Overgegeven aan God, dat is: aan zijn Vader met zijn vaderlijk recht over Hem. Overgegeven in gehoorzaamheid, want zó past het de Zoon tegenover de Vader.

Eén Wil met de Vader.

Eén werk met de Vader.

Maar dan ook het werk der opstanding:

Een nieuwe geboorte uit de zuivere, ongedeerde, verzegelde rots, gelijk eens uit de maagdenschoot van Maria. Zó slaat de beperktheid van het H. Graf om in een oneindige stroom van leven.

Ziet, gehoorzaam is Hij geworden tot de dood, ja, tot de dood van het kruis: daarom heeft God Hem verheven en Hem een naam gegeven, die boven alle namen is . . .

Dit is onze overwinning: onze overgave aan God in gehoorzaamheid. En God zal ons geven:

Verborgen manna en een nieuwe naam . . .

 

zaterdag 30 maart 2024

STILLE ZATERDAG: EEN BIJZONDERE DAG VOOR DE ZUSTERS VAN HET H. GRAF IN PRIORIJ THABOR
































HET LEGE GRAF: VERWACHTING

Voor de kanunnikessen van het Heilig Graf is de beleving van het Paasmysterie bijzonder verankerd in haar oorsprong. Toen in 1099 Godfried van Bouillon in de Heilig Grafkerk van Jeruzalem een kapittel van kanunniken installeerde, luidde namelijk hun eerste opdracht: “God te loven en te danken voor zijn overgrote weldaden, voornamelijk voor de weldaad van de Verlossing; het Lijden, de Dood en de Begrafenis van de Zaligmaker voortdurend te gedenken en vooral de glorie van zijn Verrijzenis te bezingen”.

Zo wordt haar spiritualiteit gedragen door alle heilsmysteries die zich in het Graf van Jezus Christus samenvoegen, namelijk het “Paasmysterie”: het mysterie van Lijden, Dood en Verrijzenis van de Zoon van God, Jezus Christus, die omwille van onze zonden mens werd om ons te verlossen. Bij hun professie beloven de zusters Christus, de Bruidegom die hen heeft geroepen, na te volgen in zijn lijden en liefde-dood, met het vooruitzicht van de komende verrijzenis.

In essentie betekent dit de paradox van het Christendom, leven en dood, ten diepste  beleven: alle lijden en sterven te dragen in liefde en verbondenheid met Christus; of anders gezegd: een enthousiaste, hartelijke liefde voor de Verrezen Heer, geworteld en gevoed door een vertrouwelijke omgang met de Heer is essentieel. “

In de meditatie “Verwachting” brengt Moeder Josépha Haeck crss (1883-1961)

het aldus onder woorden:

Verwachting     

Rond ieder Graf is verwachting.

Het graf van het zaad is de verwachting van de akker.

Om het zaad werd hij geploegd en in voren gesneden. Waarom wordt daar op het kerkhof graf aan graf aangelegd?

leder graf is een monument der verwachting: want de dode wil in herinnering blijven en de levende wil betuigen, dat hij de dode gedenkt.

Dit is: omdat de gedachte van het leven steeds de gedachte van de dood overstemt.

Over de dood heen geloven wij in het leven.

Ja, wij verwachten het leven uit de dood.

Het Heilig Lichaam des Heren is heel en al verwachting.

Alle zaad is hierbij een symbool.

Dit is de éne, ware, zaadkorrel, die ééns gestorven, niet meer sterft, maar het leven voor God leeft voor eeuwig. Hier is de zaadkorrel, die niet alleen blijft.

Wij zijn de korrels uit zijn aar . . .

Wij worden geboren uit zijn Graf . . . 

Wij zijn de kleine kiemen vol expansie, die de velden en akkers der wereld zullen overwoekeren in de kracht van de éne zaadkorrel:

CHRISTUS


zondag 24 maart 2024

Palmzondag: de triomferende en lijdende Heer.

 Op Palmzondag wordt de Intocht van Jezus in Jeruzalem herdacht. Tijdens de H. Mis wordt het Lijdensverhaal voorgelezen.

Icoon van Novgorod en de Intocht














 

Jezus neemt het centrale vlak van de icoon in. Hij zit op een witte ezel, de kleur van triomf. Het bescheiden rijden op deze witte ezel drukt het nederige en vredige karakter van zijn regering uit. Jezus trok Jeruzalem niet binnen als een koning te paard na zijn oorlogszuchtige overwinning.

Met de keuze van de ezel komen de Bijbelse profetieën tot vervulling (Jesaja 62,11; Zacharia 9,9). Zo laat Jezus zien wat voor soort koninkrijk wil Hij oprichten. Hij geeft al te kennen dat hij niet het type Messias is dat door zijn volk wordt gewenst. Zijn triomf zal zich manifesteren in zijn nederige en van alle zelfzucht ontdane liefde die zover gaat dat Hij zich een paar dagen later laat kruisigen.

Twee groepen omringen Jezus: links van hem zijn leerlingen die hem volgen vanuit de woestijn van Judea, aangeduid door de berg achter hen; en aan zijn rechterhand kwam een menigte uit Jeruzalem, van waaruit sommigen hem toejuichten, en anderenzich verzetten tegen zijn komst.

"Zalig is hij die komt in de naam van de Heer" (Ps 118,26)

Om hun toejuichingen te tonen, gooide de menigte palmtakken en olijftakken aan Jezus' voeten. Elk van deze boomtakken heeft zijn symbolische betekenis. De palm drukt overwinning uit en de olijfboom drukt vrede en zalving uit. Op de achtergrond van de icoon, in het midden, is een boom een voorafschaduwing van de Boom des Levens die het Kruis zal zijn.

Roepend "Hosanna voor de zoon van David!" (Mt 21,9) zei de menigte tegen Jezus: "Red nu." Hij zou het doen, maar niet op de manier zoals de mensen het bedoelden. Dit Hebreeuwse woord "Hosanna" had in Jezus' tijd zijn oorspronkelijke kracht en betekenis verloren, maar het feit dat het weer op de lippen van de menigte komt, onthult de diepe verwachting van de messias.


Weer als kinderen worden

In het icoon is een belangrijke rol weggelegd voor kinderen. Deze figuurtjes op de voorgrond zijn de enigen die hun mantels uitspreiden als Jezus voorbijgaat. En als we beter kijken, zien we dat hun lichamen niet de lichamen van kinderen zijn, maar van volwassenen. Dit doet denken aan de leer van Jezus om weer als kleine kinderen te worden om het Koninkrijk der hemelen binnen te gaan (Mt 18:3-4). Wat onze leeftijd ook is, het hart van een kind is nodig om onszelf te kunnen ontledigen en om Jezus, onze Verlosser, volledig te kunnen verwelkomen.


"De viering van Palmzondag draagt een bijzondere genade in zich namelijk

de vreugde en het kruis komen samen:

 dit is het christelijke mysterie samenvat.”

Johannes Paulus II aan jongeren op Palmzondag in 2005


vrijdag 2 februari 2024

Simeon herkende de Gezalfde des Heren. Is dat het niet wat van ons verwacht wordt als wij de H. Communie ontvangen? Dat wij Christus herkennen in het kleine stukje brood dat ons in handen wordt gelegd?

 Overweging Pastoor J. L’Ortey op het feest van de Opdracht van de Heer (Maria Lichtmis) 2 februari 2024

Het is en blijft een bijzonder feest dat wij vandaag vieren, een aandoenlijk feest, als we op ons laten inwerken wat daar in de tempel gebeurt, als Maria en Jozef er hun eerstgeborene aan de Heer komen opdragen. Wat er wel niet door hun hoofd omgegaan moet zijn, als ze de kleine Jezus daar binnen brengen, in die grootse tempel die door koning Herodes werd herbouwd. Een project waarbij het complex flink werd uitgebreid, gerestaureerd en verfraaid. In zijn evangelie vermeldt Johannes dat er al 46 jaar lang aan was gewerkt (Jo 2, 20). Toen Maria en Jozef er hun eerstgeborene kwamen opdragen was het project nog in volle gang. Pas dertig jaar na Jezus’ dood, in het jaar 64, zou het worden afgerond. Pas toen was de tempel helemaal klaar en kon men hem in haar volle glorie aanschouwen. Sindsdien gold hij ook als een van de schitterendste gebouwen van die tijd, niet alleen een religieus centrum bij uitstek, maar ook een bezienswaardigheid van formaat, een toeristische trekpleister ‘avant-la-lettre’.

Toen Jozef en Maria de tempel bij gelegenheid van de opdracht van hun eerstgeborene bezochten - zoals ze de tempel trouwens wel vaker (zelfs jaarlijks bij gelegenheid van het paasfeest) bezochten (Luc 2, 41) - moeten ze zich toch wel heel klein en nietig gevoeld hebben; en misschien was dat juist wel de bedoeling. Per slot van rekening was de tempel gebouwd ter ere van de enige ware God, wat zeker in de toenmalige Grieks-Romeinse wereld met zijn veelgodendom als een statement gezien kon worden.

 








Hoe zouden Maria en Jozef zich gevoeld hebben? Niet alleen toen ze het tempelcomplex betraden, een plek waar ze beslist niet alleen waren, maar ook en vooral toen uit die menigte de oude Simeon op hen toetrad, nadat ze aan hun eerstgeborene het voorschrift der Wet hadden vervuld. Misschien dat ze zich afvroegen: Wat wil die oude man eigenlijk van ons? Wat hij wilde zal hij toch wel vriendelijk gevraagd hebben: of hij het kind eens in zijn armen mocht nemen. In ieder geval hebben ze het hem – al was het maar voor even uit handen durven geven en in zijn handen durven leggen.







Daarbij denk ik spontaan aan de H. Communie tijdens de Mis. Als de priester ons de H. Communie uitreikt: “Zie het Lam Gods …”. In het Evangelie van zojuist is het echter de ontvanger die zegt: “Zie het heil dat God voor alle volken heeft bereid - Zie het licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor het volk Israël”. Dat was hem blijkbaar door de H. Geest geopenbaard, toen hij door die diezelfde Geest gedreven, naar de tempel was gekomen. Hij had immers een Godsspraak ontvangen van de heilige Geest dat de dood hem niet zou treffen voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd. Nu was het zover: “Nu kan ik in vrede heengaan, nu heb ik de Gezalfde des Heren, de Messias, de Christus aanschouwd - in het Kind dat ik hier vasthoud”.

 Is dat het niet wat van ons verwacht wordt als wij de H. Communie ontvangen? Dat wij Christus herkennen in het kleine stukje brood dat ons in handen wordt gelegd? Niet dat daarmee het einde van ons leven is aangebroken, zoals Simeon die pas zou sterven als hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd, maar het ontvangen van de H. Communie bereidt ons daar wel op voor. Niet voor niets wordt de H. Communie ook wel ‘onderpand van eeuwig leven’ genoemd (vgl. Jo 6, 51-58). Degene die we in de hemel van aangezicht tot aangezicht mogen aanschouwen, Hem mogen we hier en nu in al in de H. Communie ontvangen. “Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat er van Hem gezegd werd”, schrijft de evangelist Lucas letterlijk. Misschien is dit nog zwak uitgedrukt. Dat klinkt toch bijna ongelooflijk? Dat ons de mensgeworden God in handen wordt gelegd, dat wij Hem mogen vasthouden die ons vasthoudt? Voor wie er in durft te geloven is het wel een gegeven, een werkelijkheid zo groot dat het ons tot bescheidenheid aanspoort: wie ben ik dat ik Hem in de Eucharistie, in de H. Communie kan ontvangen? Wat zal er in de oude Simeon zijn omgegaan, wat gaat er in ons om als wij de Gezalfde des Heren mogen ontmoeten en ontvangen? Natuurlijk kan het geen kwaad om dan een “Heer ik ben niet waardig” te bidden, maar nog beter is het om erna - net als bij de oude Simeon - Gods lof te verkondigen.




Ontvangen wij het heldere, eeuwige licht.


Uit een preek van de heilige Sofronius, bisschop van Jeruzalem († 638)
Laten wij Christus tegemoet gaan, wij allen die met zoveel toewijding zijn mysterie vieren en eerbiedigen. Enthousiast moeten wij allen meegaan. Laat niemand buiten deze ontmoeting blijven, laat niemand ontbreken bij het dragen van het licht.
De glans van kaarsen voegen wij toe. Daarmee tonen wij de goddelijke luister van de Heer die komt. Alles straalt door zijn toedoen en schittert, wanneer de diepste duisternis verdreven is, in een overvloed van eeuwig licht. Maar laten wij vooral de glans van onze ziel tonen, want zo moeten wij Christus tegemoet gaan.
De Moeder van God, de zuiverste Maagd, heeft het ware licht in haar armen gedragen en hulp gegeven aan hen die in de duisternis terneerlagen. Zo ook wij; verlicht door zijn glans en met een licht in de hand dat voor allen straalt, willen wij ons haasten, Hem tegemoet die het ware licht is.
Want inderdaad, ‘het licht is in de wereld gekomen’ (Joh. 3, 19). Het heeft de wereld verlicht die in duisternis gedompeld lag; het licht heeft ons bezocht, de opgaande Zon uit de hoogte, en gestraald voor hen die in het duister gezeten waren (vgl. Lc. 1, 78-79). Dit is ons geheim. Daarom treden wij aan met onze kaars en dragen wij het licht voor ons uit. Dit betekent dat het licht voor ons straalt, het duidt op de glans die vandaar over ons zal komen. Zo haasten wij ons samen, onze God tegemoet.
Hier komt ‘het ware Licht dat iedere mens verlicht die in de wereld komt’ (Joh. 1, 9). Wij moeten dus allen verlicht worden, broeders en zusters, wij moeten allen schitteren.
Niemand van ons mag blijven, als hij niet is ingewijd in dit licht; niemand die hiervan vervuld is, mag in de nacht blijven staan. Maar treden wij allen naar voren in glans. Komen wij allen tegelijk in het licht naderbij, ontvangen wij dat heldere, eeuwige licht, samen met de oude Simeon. Wij willen met hem van harte juichen en uit dankbaarheid een hymne aanheffen voor de Schepper, de Vader van het licht, die het ware licht gezonden en de duisternis verdreven heeft, die ons allen stralend heeft gemaakt.
‘God heeft zijn heil voor het aanschijn van alle volken bereid’ (vgl. Lc. 2, 30-31), en tot glorie van ons, het nieuwe Israël, geopenbaard. Door Christus hebben ook wij dit aanschouwd, en terwijl Simeon bij het zien van Christus uit de banden van zijn aardse bestaan werd verlost, zijn wij onmiddellijk uit de duisternis van de oude schuld bevrijd.
Wij hebben Christus, toen Hij uit Betlehem tot ons kwam, in het geloof omarmd. Van heidenen zijn wij geworden tot volk van God, want Christus is het heil van God de Vader. Met onze ogen hebben wij de mens geworden God aanschouwd. Omdat wij Gods tegenwoordigheid hebben gezien en opgenomen in de armen van onze geest, worden wij het nieuwe Israël genoemd. Die komst vieren wij ieder jaar om het nooit te vergeten.


















donderdag 1 februari 2024

Feest van de Odracht van de Heer: Allelúia. Senex púerum portábat : puer autem senem regébat. Allelúia.(De oude man droeg het Kind, maar het Kind heerste over de oude man)


















Allelúia.

Senex púerum portábat :

puer autem

senem regébat.

Allelúia.

 

Allelúia.

De oude man droeg het Kind,

maar het Kind

heerste over de oude man.

Allelúia.


https://youtu.be/AD9t92qZU_o?si=xsZ7liNUAELOFONL via @YouTube








Vandaag vieren we het feest van de Presentatie van de Heer, ook wel Lichtmis genoemd. Dit feest, dat lange tijd de “Zuivering van Maria” werd genoemd, is zowel een feest van de Heer als van zijn Moeder. De presentatie van het kind in de tempel was geen ritueel voorgeschreven door de Mozaïsche wet, in tegenstelling tot de reiniging van zijn Moeder; Hoewel dit een vrome praktijk was, hebben de ouders van Jezus zich dit eigen gemaakt. 

In de 4e eeuw werd dit feest gevierd in Jeruzalem, als de ontmoeting van Simeon met het kindje Jezus (vandaar de naam Hypapante – ontmoeting). In de 6e eeuw bracht Justinianus het feest naar Constantinopel. In de 7e eeuw werd het in Rome gevierd met een nachtelijke processie met kaarsen, die de pelgrimstocht van Jozef en Maria van Bethlehem naar Jeruzalem symboliseerde om het kind te presenteren (waar het een boetvaardige ondertoon kreeg). In de 8e eeuw werd het een Mariafeest. Maria moet, net als alle vrouwen, 40 dagen na de bevalling zichzelf zuiveren en haar kind redden. En ten slotte werd in de 10e eeuw de zegen van kaarsen toegevoegd, waardoor het de naam Lichtmis kreeg.

Om dit feest te herdenken is het Alleluia-gezang, Senex puerum portabat geschikt. De tekst is ontleend aan preek 13 van Sint Augustinus van Hippo: Senex puerum portabat, puerum autem senem regebat. Het interessante aan deze tekst, ook al is hij niet bijbels, is de theologie die erin vervat is: het Kind, ogenschijnlijk zo weerloos en passief is, is de ware bewerker van deze Presentatie, Degene die werkelijk eenieder ertoe brengt zichzelf door Zijn handen aan de Vader in de Tempel te presenteren. 

We worden dus geconfronteerd met hetzelfde perspectief van het Pascha van Christus: Hij is het die zichzelf aanbiedt, niemand geeft zichzelf. 










zondag 28 januari 2024

Introit: "Laetetur Cor Quaerentium Dominum" (Remastered)


De mens die God zoekt wordt wezenlijk verblijd en vindt de bevestiging die alleen God kan  geven. 

Laetetur cor quaerentium Dominum:

quaerite Dominum, et confirmamini:

quaerite faciem eius semper.

Confitemini Domino, et invocate nomen ejus:

annuntiate inter gentes opera eius.


Laat de harten van hen die de Heer zoeken zich verheugen: 

zoek de Heer en word bevestigd: 

zoek Zijn aangezicht zonder ophouden. 

Looft de Heer en roep zijn naam aan. 

Verkondig zijn werken aan de volkeren



zondag 7 januari 2024

Korte historie van de relieken van de Heilige Driekoningen door Pastoor Jos. L’Ortye (6 januari 2024)


 












Kopzijde Driekoningenschrijn, Keulen

Het verhaal van de drie wijzen uit het oosten die het pasgeboren Jezuskind hun hulde kwamen brengen, wordt tegenwoordig al te gemakkelijk naar het rijk der fabelen verwezen.

En ook wij vragen ons misschien wel af of ze echt bestaan hebben. Het is immers duidelijk dat de traditie er later ‘drie koningen’ van heeft gemaakt. Ze hadden in ieder geval kostbare, ‘koninklijke’ geschenken bij zich. En omdat er sprake is van drie geschenken is, hebben ze er ook drie koningen van gemaakt.

In de Middeleeuwen twijfelde er echter niemand aan dat ze echt bestaan hebben.

Eeuwenlang werden hun relieken in Milaan bewaard en vereerd, totdat ze in 1164, toen de stad door de Duitse keizer Friedrich Barbarossa belegerd en ingenomen werd, door deze aan zijn kanselier, de aartsbisschop van Keulen ten geschenke werden gegeven. Deze liet ze naar Keulen overbrengen, waar ze door de bevolking op 23 juli van dat jaar bij het nog altijd bestaande Driekoningenpoortje feestelijk onthaald werden. 


Driekoningenpoortje Keulen

De aartsbisschop gaf opdracht tot de vervaardiging van een gouden reliekschrijn waaraan maar liefst vijftig jaar gewerkt (1181-1230).  Om dit prachtige schrijn van Nicolaas van Verdun te kunnen herbergen werd besloten tot de bouw van een nieuw en waardig Godshuis, de huidige dom van Keulen waarvan de bouw in 1248 begon, maar in de 15e eeuw stil kwam te liggen. Pas na de Franse tijd (in 1824) werd de bouw naar de oorspronkelijke tekeningen hervat, een project dat uiteindelijk ruim 50 jaar later (in 1880) voltooid kon worden.
















Hoofdaltaar en Driekoningenschrijn, Dom van Keulen

De aanwezigheid van de relieken der Driekoningen maakte Keulen tot een van de grootste bedevaartsoorden van de Middeleeuwen. Nadat het 350 kg zware schrijn in de Franse tijd de nodige schade had opgelopen (het moest voor de oprukkende Franse legers op meerdere plaatsen in veiligheid worden gebracht) werd het ruim vijftig jaar geleden vakkundig gerestaureerd en sindsdien straalt het weer in oude luister.

Bij gelegenheid van het zevende eeuwfeest van de overbrenging van de relieken naar Keulen in 1864 werd het schrijn geopend en werden de erin bewaarde relieken wetenschappelijk onderzocht. De drie zich daarin bevindende schedels zouden toebehoren aan mannen van verschillende leeftijden, een van omstreeks 15 jaar, een van omstreeks 30 en een van omstreeks 60. Dat mag frappant heten, want volgens een oude legende zouden de Drie Koningen de drie levensfasen van de mens vertegenwoordigen. Dat komt ook overeen met wat we over hen lezen in de twaalfde-eeuwse Kroniek van Robert de Torigny, abt van de bekende Normandische abdij van de Mont St. Michel: hij heeft het over drie gebalsemde lichamen, zoals ze toen nog in een marmeren sarcofaag in Milaan bewaard werden: nog volledig intact, tot de huid en haren toe, drie mannen van verschillende leeftijden.

Volgens een andere (Angelsaksische) geschiedschrijver uit dezelfde tijd (William van Newbury) waren de drie onaangeroerde lichamen door een gouden band met elkaar verbonden, opdat ze voor immer bij elkaar zouden blijven. In 1981 liet men ook de in 1864 uit het schrijn verwijderde textielresten nog historisch onderzoeken. Daaruit bleek dat die op zijn vroegst uit de tweede eeuw, maar op zijn laatst uit de vierde eeuw stamden, en dat ze niet alleen qua samenstelling, maar ook qua behandeling wijzen op een Oosterse herkomst, waar men die techniek al voor Christus kende. Natuurlijk zegt dat niets over de echtheid van de relieken zelf, dat ze ook echt van de wijzen zijn die de pasgeboren Koning der Joden met goud, wierook en mirre hulde kwamen brengen.

Maar zowel het schrijn als haar inhoud verbinden ons wel met het aloude verhaal van de Driekoningen, dat ook ons uitnodigt verder te kijken dan onze neus lang is: de wijzen vonden een pasgeboren Kind en betuigden het de hulde die een koning betaamt. Het koninklijke zat hem niet in de verschijning, maar in het geloof in wat ze erover gelezen hadden, zoals ook de herders geloof hechtten aan wat hun over dit Kind verteld was (Luc 2, 17). Om dit alles bij voorbaat af te doen als vrome praatjes die geen gaatjes vullen, helpt ons beslist niet verder op de weg van en naar het leven. Niet voor niets heeft iedere cultuur zijn verhalen die het alledaagse overstijgen, verhalen die ons ook openen voor het mysterie dat ons leven ten diepste is. Ons leven is immers meer dan de weg tussen wieg en graf, zoals ook die van Jezus meer was dan die tussen de kribbe en het kruis, uiteindelijk een weg die ook ons door lijden en kruis heen zal brengen tot verrijzenis en nieuw leven.

 

 


vrijdag 5 januari 2024

Oud- bisschop Harrie Smeets: Een bisschop in zijn kwetsbaarheid, als van de pasgeboren Zoon van God, liggend in een Kribbe

 

Preek Pastoor J. L’Ortye

2e kerstdag 2023

 

Het is iedere keer weer een beeld dat vertedert: een pasgeboren baby, zoals er gelukkig nog altijd worden geboren in onze mensenwereld. Niets nieuws onder de zon, zou Prediker zeggen, als iemand hem zou zeggen dat er met dit Kind, wiens geboorte wij vandaag vieren iets bijzonders aan de hand zou zijn. Wat dat betreft ziet de oppervlakkige beschouwer dezer dagen inderdaad niets nieuws. Maar het gaat ook niet om de uiterlijke verschijning, maar om wat er achter zit, om wie erachter zit. God zelf die op deze wijze onze mensenwereld wil binnentreden; als een klein, weerloos en kwetsbaar kind, als een wezen dat het zelf niet redt, maar het van de zorg een aandacht van anderen moet hebben, daar helemaal op aangewezen is, anders is het letterlijk en figuurlijk verloren.

In onze moderne wereld beginnen ook ouderen daar steeds meer last van te krijgen, dat er steeds minder naar hen wordt omgezien, dat zij die het moderne levensritme niet meer bij kunnen benen, die niet meer meekomen, dat die als een last worden ervaren en afgeschoven worden naar de zorgcentra en verpleegklinieken waar steeds minder plek voor hen is, al was het maar omdat er steeds minder handen aan bed zijn. Wie zal er straks voor óns zorgen als wij onszelf niet meer kunnen helpen? Wat dat betreft was ik toch een beetje vertederd door wat er verteld en geschreven werd over onze oud- bisschop Harrie die afgelopen woensdag in de leeftijd van 63 jaar overleed. Een drama wat hem, zijn familie en ons bisdom overkwam, niet zozeer zijn vroegtijdig overlijden - want dat kwam uiteindelijk als een verlossing - als wel de ernstige ziekte die hem trof waarvan zijn dood uiteindelijk het tragische gevolg was.

Hij bleef altijd plezant”, zo schreef een verzorgende, “nooit een onvertogen woord”. Een bisschop in zijn kwetsbaarheid. Maar ook in wat hij zelf zei, de manier waarop hij zelf tegen zijn ziekte en tegen zijn naderend einde aankeek: “in rust en gelatenheid, met een groot Godsvertrouwen. ‘Mij geschiede naar Uw woord’, legde hij uit aan wie zich over die kalmte verwonderde, verwijzend naar de reactie van Maria, als de engel haar de boodschap brengt van Jezus’ geboorte. ‘Er is me al zoveel meer tijd gegeven dan verwacht’, klonk het in april dankbaar. ‘Wie had gedacht dat ik nog twee keer Kerstmis en Pasen mocht vieren?’. Iemand die in en door zijn lijden en kruis, iemand die juist in zijn lijden en kruis nog weet te getuigen van de Blijde Boodschap waarin hij heilig geloofde.

Ouder worden, geconfronteerd worden met aftakeling, steeds meer op de hulp en zorg van anderen raken aangewezen. Het hoort bij het leven zeggen ze, maar we schuiven het het liefst zo ver mogelijk van ons af, en als het dan zover is, dan vinden we dat niet langer menswaardig en hoeft het voor ons niet meer. Juist dan, in al onze kwetsbaarheid, getuigenis af te leggen van ons geloof en Godsvertrouwen, dat is een kunst die onze bisschop verstond, zoals hij überhaupt de gave van het woord had, om ons geloof in begrijpelijke taal uit te dragen, meer nog een genade die – als het erop aankomt – ieder van ons heeft, zoals de kleine kinderen die zonder te kunnen spreken toch al zoveel kunnen zeggen, duidelijk kunnen maken waarin het ware leven bestaat. Niet voor niets dat Jezus zei, dat als we niet opnieuw als kleine kinderen zouden worden, wij het Rijk Gods niet binnengaan (Mt 18,3).

En daarom ook aan ons de uitnodiging te kijken naar het kleine kind “in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe”. Wat is daar zo bijzonder aan? Niets nieuws onder de zon, zegt de nuchtere toeschouwer, maar de gelovige beschouwer ziet meer, kijkt verder, kijkt dieper: wat zit erachter, wie ziet erachter? Het is als het ware een blik in de hemel die ons gegund wordt, een blik die ons vertelt wie God is, maar ook en vooral hoe God is, hoe Hij onder ons wilde komen, onder ons wilde wonen: met vriendelijke ogen die ons aankijken, met uitnodigende handen die Hij naar ons uitstrekt. Zoals de bisschop die tijdens zijn ziekte, ondanks zijn ziekte toch nog evangeliserend bezig was, ook al wilde hij niemand bekeren, zoals iemand opmerkte. Geloof is ook niet iets wat je iemand zou kunnen opdringen, laat staan zou kunnen opleggen, ook al is dat wel eens gedacht en ook wel eens gepraktiseerd. Het zijn woorden die wekken, maar voorbeelden die trekken. Alsof Jezus zelfs ons in en door mensen als U en ik wil (aan-)raken, zoals in en door onze overleden bisschop, ook in zijn ziekte, misschien wel juist in zijn ziekte.



Heilige Pater Karel Houben als leraar in het gebed (W.J.Kardinaal Eik)

 

Een Nederlandse heilige als leraar in het gebed

W.J.Kardinaal Eik
 column januari 2013, www.aartsbisdom.nl











Op 5 januari 2013, op de vooravond van het Hoogfeest van Driekoningen, was ik in Munstergeleen voor de gedachtenis van de Heilige Pater Karel Houben. Na de Eucharistieviering vond in het donker een mooie processie plaats naar de molen waar hij in 1821 werd geboren.

Het is treffend dat zijn gedachtenis wordt gevierd op de vooravond van het Hoogfeest van de Drie Wijzen, die zich door de ster uit het Oosten laten leiden om bij het kerstkind in Bethlehem uit te komen. De ster helpt hen om zich te oriënteren. ‘Orient’ betekent het ‘Oosten’. Als we weten waar het Oosten is, kunnen we ons oriënteren, dat wil zeggen: weten we de weg te vinden.

Wanneer de Drie Wijzen Jezus eenmaal hebben gevonden, aanbidden zij Hem. En zij bekronen hun gebed met geschenken. Door Hem goud te geven, een echt geschenk aan een koning in die tijd, erkennen zij dat Jezus koning is. Door de wierook, gebruikt in de eredienst om Gods aanwezigheid te benadrukken, erkennen zij dat Hij de Zoon van God is. Met de mirre, een zalf voor het balsemen van overledenen en daarmee een voorafschaduwing van Jezus’ lijden en dood, erkennen zij dat Hij de Verlosser is. Met deze kostbare geschenken laten zij zien dat zij heel hun leven in het teken van het geloof in Jezus willen stellen. Eigenlijk geven ze dus zichzelf aan Hem. De Drie Koningen zijn zo voorbeelden voor alle christenen die tot een serieus en vruchtbaar gebed willen komen.

Dat de gedachtenis van pater Karel Houben valt vlak vóór het Hoogfeest van Driekoningen is daarom zo treffend, omdat ook hij een echte leraar in het gebed is. Zowel tijdens zijn jeugd in Munstergeleen, als later in zijn leven leek het mensen wel alsof hij altijd in gebed verzonken was. Er wordt weleens gezegd dat hij de gave van genezing had. Die had hij echter niet en hij zou het van zichzelf ook nooit hebben gezegd. Een jonge broeder vroeg hem ‘s morgens eens gekscherend bij de koffie: “En, nog wonderen vandaag?” Hierop antwoordde pater Karel: “Ik ben net als jij door God geschapen.” Met andere woorden: hij dichtte zichzelf niet de gave toe om zieken te kunnen genezen. Wat hij wel had, was de gave van het gebed. En het was zijn gebed om de genezing van zieken dat God dikwijls heeft verhoord.

Pater Karel Houben ontdekte ook biddend zijn roeping. Evenals de Wijzen kon hij zich in zijn leven oriënteren op het Licht dat Christus ons geeft. Wij hebben allen dat licht van God ontvangen, de Heilige Geest, door het doopsel en het vormsel. Hij is ons innerlijk licht: door Hem kunnen we ons leven op Jezus oriënteren. Bij pater Karel Houben leidde die levensweg van Munstergeleen via zijn militaire dienst naar Bergen op Zoom. Daar leerde hij in een klooster vlak over de grens in België de Passionisten kennen en trad hij bij hen in. Door de Passionisten kwam hij via Engeland terecht op zijn bestemming, Ierland, en via Ierland bereikte hij zijn eindbestemming, de hemel.

Voor een seculiere samenleving lijkt God soms heel ver weg en onbereikbaar. Voor ons gevoel mag dat wellicht zo zijn, maar in werkelijkheid is dat niet zo. God is present en luistert naar ons als wij bidden. Wat het gebed vermag, zien we bij pater Karel Houben. Evenals de Drie Koningen is hij een leraar in het gebed.

Het grootste geschenk van het gebed is niet de verhoring van afzonderlijke vragen. Het grootste geschenk van het gebed is dat God zichzelf geeft. En omdat de liefde nooit alleen van één kant kan komen, moet ook ons gebed uitmonden in een geschenk: van ons goud, onze wierook en onze mirre, kortom van onszelf. En pater Karel Houben gaf zichzelf voor zijn roeping om biechtelingen te begeleiden en zieken bij te staan. Wie zo bidt, kan ook in duistere, menselijk gesproken uitzichtloze situaties terecht raken, maar heeft door Gods aanwezigheid altijd houvast. De bidder kan zich altijd en overal in het leven oriënteren. Het beste wat we ons voor 2013 kunnen toewensen, is dat ons een diep en intens gebedsleven wordt geschonken naar het voorbeeld en op de voorspraak van de heilige pater Karel Houben.