maandag 22 november 2021

22 november Martyrologium Romanum SINT CECILIA



 “De gedachtenis van de heilige Cecila, maagd en martelares, die volgens de overlevering op de begraafplaats van Callixtus te Rome aan de Via Appia deze dubbele zegepalm verwierf omwille van haar liefde voor Christus. Haar titelkerk in Trastevere draagt van oudsher haar naam.”

Het ontbreken van alle geschiedkundige bijzonderheden kan niets afdoen aan onze liefde voor de heiligen voor wie de Kerk steeds een zo eerbiedwaardige verering heeft gehad, en die dat standvastig de gehele geschiedenis door met hun bescherming en met bijzondere genaden hebben beantwoord.

Volgens de overlevering wordt Cecilia gedwongen een jongen heiden te huwen, Valerianus genaamd. Maar tijdens het bruiloftsmaal onder de klanken der muziek verenigde Cecilia, die God was toegewijd, zich in haar hart met de engelen om Hem lof te zingen.
’s Avonds spreekt zij tot Valerianus, haar bruidegom: Valerianus, ik sta onder de hoede van een engel die waakt over mijn maagdelijkheid: handel derhalve zodanig met mij dat gij Gods toorn vermijdt. Onder de indruk van die woorden eerbiedigt Valerianus haar verlangen en verklaart zich bereid te geloven in Jezus Christus als hij de engel van God mag zien. Cecilia legt hem uit dat dit zonder Doopsel onmogelijk is en verwijst hem naar paus Urbanus, die zich schuil houdt bij de graven der martelaren aan de Via Appia. Deze doopt hem; en terugkerend bij Cecilia vindt hij haar verslonden in gebed en de engel stralend van een goddelijk licht naast haar. Insgelijks geschiedt met Valerianus’ broer, Tiburtius. Aangeklaagd bij de prefect Almachius sterven beiden moedig de marteldood. Spoedig daarop wordt ook Cecilia veroordeeld om in de baden van haar huis levend verbrand te worden, doch het vuur deert haar niet. Men zendt een beul om haar te onthoofden; deze probeert driemaal, slaat drie gapende wonden in haar hals en laat haar half dood achter. Vier dagen duurt haar doodstrijd. Dan legt men haar neer in het graf met haar goud doorstikt gewaad, dat zij droeg op de dag van haar marteling en haar paleis wordt omgebouwd tot basiliek.

Cultus

De gelovigen vergaten de jeugdige matrone niet en zoals men weet, kwamen zij sinds de vijfde eeuw gaarne bijeen bij “de titelkerk van St. Cecilia”. In de zesde eeuw was Cecilia wellicht de meest gevierde heilige van Rome. In de negende eeuw herbouwde paus Paschalis I haar kerk. Betreurend dat hij geen relieken van de heilige bezat, verscheen hem, naar men verhaalt, in een droom een schoon meisje nog jong van jaren, dat hem zei dat “haar lichaam daar dichtbij die plaats verborgen was”. Aanstonds werd met opgravingen begonnen en het duurde niet lang of men ontdekte een lichaam gehuld in een met goud doorstikt gewaad. Paschalis legde het in een marmeren sarcophaag en plaatste deze onder het altaar der gerestaureerde kerk.
In 1599 toen kardinaal Sfondrati aan dit altaar een verandering wilde aanbrengen, ontdekte hij de sarcofaag en liet haar openen. De ooggetuigen stonden tegenover een lichaam dat met een lichte sluier was overdekt, die de grote vormen er van aangaf en waardoor heen de laatste resten glinsterden van het beroemde gouden kleed. De ontroering en de blijdschap waren geweldig in Rome, doch uit eerbied durfde men die sluier niet wegnemen om zich van de waren toestand van het eerbiedwaardig overschot rekenschap te geven. De beeldhouwer Maderno maakte, enigszins geïdealiseerd, een reproductie van de heilige, in de houding waarin zij gevonden was, welke de gedachte wekt van de maagdelijkheid en het martelaarschap. En sindsdien “rust het lichaam, zoals een hymne zingt, onder het zwijgend marmer, terwijl de ziel, tronend in den hemel, haar vreugde uitzingt en welwillend onze verlangens aanhoort”.
Onvermoeibaar richt de Kerk die verlangens tot St. Cecilia: in de Romeinse canon van de H.Mis beroept zij zich op haar; haar naam weerklinkt steeds weer in de litanie van alle heiligen; de musici van alle landen vereren haar als hun patrones; in Frankrijk zijn de stad Albi en haar “lichtende” kathedraal aan haar toegewijd en in 1866 heeft Dom Pr. Guéranger, abt van Solesmes, het eerste klooster der benedictinessen van de congregatie van St. Petrus van Solesmes onder de bescherming gesteld van deze heilige, het zuiver ideaal van de christelijke maagdelijkheid en van de zuivere liefde.

 Actuele lessen van de heilige:  licht op de kandelaar en zout van de aarde.

 “Welnu, zegt Dom Guéranger, de Kerk erkent en eert in de heilige Cecilia drie kenmerken die tezamen genomen haar onderscheiden te midden van die bewonderenswaardige familie van heiligen. Die drie kenmerken zijn: de maagdelijkheid, de apostolische ijver en de bovenmenselijke moed, waarmee zij dood en folteringen heeft getrotseerd; een drievoudig onderricht dat uit deze enkele christelijke geschiedenis voortvloeit.”

Waar zijn de christelijke moed, de christelijke moraal en de christelijke toewijding die de ongelovigen van de eerste eeuwen veroverden?

“De oorzaak ligt, helaas, in de algemene kilte, de vrucht van verwijfde zeden, welke op zich reeds kenmerk zou zijn van onzen tijd, als men daar niet nog een ander gevoelen aan zou moeten toevoegen, dat aan eenzelfde bron ontspringt en dat op de lange duur zou volstaan om het verval van een natie ongeneeslijk te maken. Het is het gevoel van bang zijn en schuwheid, en men mag gerust zeggen dat het zich op vandaag zo ver mogelijk uitstrekt. Men is bang voor het verlies van zijn goederen of plaats; bang iets van zijn weelde of gemakken te moeten missen; bang voor zijn leven ten slotte. Het is niet nodig te zeggen dat niets meer zenuwslopend en daarom gevaarlijker voor deze wereld is dan die vernederende bezorgdheid; maar laten wij voor alles het er over eens zijn dat zij niets christelijks heeft. Zouden wij vergeten zijn dat wij slechts reizigers op aarde zijn en zou onze hoop op de toekomstige goederen in ons hart zijn verdwenen?
Cecilia zal ons leren, hoe wij ons kunnen bevrijden van dat angstgevoel. In haar dagen was het leven minder veilig dan thans. Men had destijds reden tot vrees; nochtans was men onbevreesd, en vaak werden de machthebbers door een koude rilling aangegrepen bij de stem van hun slachtoffers.
God weet wat Hij voor ons heeft weggelegd; maar als de angst niet spoedig wijkt voor een menswaardiger en christelijker gevoelen, dan zal het niet lang meer duren of de politieke crisis zal alle persoonlijk leven hebben opgeslokt. Wat ook gebeure, het uur is aangebroken om opnieuw onze geschiedenis te leren. De les zal niet vergeefs zijn geweest, mits wij dit willen begrijpen: dat, als de eersten bang waren geweest, zij ons zouden verraden hebben, daar het Woord de levens niet tot ons zou zijn gekomen; dat als wij bang zijn, wij verraad zullen plegen tegenover de komende geslachten, die van ons verwachten, dat wij de geloofsschat, die wij van onze vaderen hebben ontvangen, ook aan hen zullen doorgeven.”

(Dom Pr. Guéranger o.s.b., Histoire de Sainte Cécile, vierge Romaine et martyre, (1849), voorwoord).