In het begin van
het liturgisch jaar hebben wij al een feest van Christus’ Koningschap ontmoet:
het feest van Driekoningen. Jezus was nog maar net geboren of Hij openbaarde
zich aan de koningen uit het Oosten en aan het volk van Israël “als de Heer, in
wiens hand rust het koningschap en de macht en de heerschappij” (Introitus van
het feest van Epiphanie). Zijn licht hebben wij over ons laten schijnen en met
de koningen hebben wij Hem onze gaven aangeboden, ons geloof en onze liefde.
Morgen, vieren we
vanaf de Ie Vespers. die de laatste zondag van het liturgisch jaar
inluiden. een ander feest van Christus Koning, met het accent op Christus’
universeel koningschap.
De officiële
benaming van dit feest luidt: Christus, Koning van het heelal. De oorsprong van
dit beeld komt van Paulus die Christus typeert als de Koning van het heelal
(Fil 2, 6-11 en Kol 1, 15-20, de Christushymne. In de Apocalyps (15, 3-4) wordt
Christus getypeerd als de ‘Koning der eeuwen’.
In de tweede
lezing van het misformulier (Kol 1, 12-20) horen we een heel oude hymne over
Jezus, een jubelzang die door de eerste christenen reeds in de liturgie werd
gezongen en waar wij middels het breviergebed mee vertrouwd zijn. ‘Hij is Beeld van God,
Eerstgeborene van heel de schepping, Hoofd van de Kerk, Eerstgeborene van de
doden. In Hem heeft heel de volheid willen wonen.’ Jezus is niet zomaar een mens onder de mensen. Hij is niet
zomaar een profeet of zelfs een Messias (gezalfde, christus). Hij is DE
Gezalfde, de Christus. Jezus is God, de Enige in Wie de volheid woont. De Enige
die verzoening tussen hemel en aarde bewerkt. Christus, Koning van het heelal
is de perfecte benaming die hoort bij deze lezing van Paulus.
Het feest van
Christus Koning werd in 1925 door paus Pius XI ingesteld en op de laatste
zondag van oktober geplaatst om te herinneren aan de volledige en universele
macht van Christus, de Zoon van God, de onsterfelijke Koning der eeuwen, over
alle mensen en alle volken van alle tijden, maar moest tegelijk een eerherstel
zijn voor de afvalligheid van de mensen.
De hernieuwde
Romeinse Kalender plaatste na Vaticanum II dit feest op de laatste zondag van
het liturgisch jaar om dit ‘eschatologisch momentum’ beter in het licht te
plaatsen. Christus Koning, in goddelijke
glorie gezeten aan de rechterhand van de Vader zal wederkomen in dezelfde
heerlijkheid om te oordelen levenden en doden.
Wat is er geworden
van de oproep van alle mensen tot het geloof in Christus, zoals de liturgie van
Driekoningen deze uitdraagt. Met de bekering en tegelijk met de
bovennatuurlijke kennis hadden de mensen de weldaden ontvangen van een
beschaving, waarvan de oude wereld steeds onkundig was geweest: het Koningschap
van Christus, dat van geestelijke aard is en al het aardse overstijgt. Door
Zichzelf op het Kruis te geven heeft Hij voor ons het Koninkrijk van God
verworven, een Koninkrijk van waarheid, heiligheid en liefde, recht en
gerechtigheid, een Koninkrijk van vrede.
In een proces waarin de mens in levensbeschouwing en levenspraxis
centraal kwam te staan, werden de rechten van God en van onze Heer Jezus
Christus op de menselijke gemeenschap, op het leven van persoon en gezin, van
samenleving en politiek ontkend. Het wereldland-schap van vandaag draagt van
die stroming de droeve consequenties. “Alleen wie leeft vanuit het christelijk
geloof, weet werkelijk, wat in de wereld gebeurt. De grote massa die niet
gelooft is zich niet bewust van de verwoestende processen”, zei aartsbisschop Fulton Sheen, wiens
zaligverklaringsproces recent bijna is afgerond. Hij voorzag ook voor de toekomst
twee typen mensen: een groep die God aanbidt en een andere die zelf “God wil
worden”.
Als religieuzen aarzelen wij niet om Jezus in zijn volle
glorie te erkennen en te aanbidden. Zijn Koningschap is gegrondvest in het
Paasmysterie.
Jezus Christus is
Koning. Als Koning moet Hij
heersen in ons verstand, dat met de geopenbaarde Waarheid en de leer van
Christus standvastig en bestendig instemt. Als Koning moet Hij heersen in onze
wil, die ons doet gehoorzamen aan de goddelijke geboden en wetten. Als Koning
moet Hij heersen in onze ziel. Haar gezindheid moet zó zijn dat zij God boven
alles liefheeft en Hem alleen aanhangt. Als Koning moet Hij heersen in en over
ons lichaam dat een tempel van de H. Geest is.
“Als wij dus
willen”- zo zegt Origines in de lectio altera van het Christus Koningfeest –
dat God in ons heerst, mag de zonde geenszins heersen in ons sterfelijk lichaam,
maar moeten wij onze aardser ledematen versterven en vrucht voortbrengen in de
Geest. Zodat God in ons als in een geestelijk paradijs kan wandelen en alleen
in ons kan heersen met zijn Christus, die in ons moge zetelen aan de
rechterhand van die geestelijke kracht, die wij verlangen te ontvangen. Moge
Hij daar zetelen totdat al zijn vijanden, die in ons zijn, worden tot een
voetbank voor zijn voeten en elke heerschappij, macht en kracht in ons
onttroond worden. Het bederfelijke in ons moge dan bekleed worden met
heiligheid en onbederfelijkheid, het sterfelijke met de onsterfelijkheid van de
Vader, met uitbanning van de dood, zodat wij ons nu reeds onder Gods
heerschappij te midden van de eeuwige goederen en de verrijzenis bevinden.
Welk een passend en stralend feest om een leven als
religieuze te beginnen onder de heerschappij van Christus, Koning, Herder en
Dienaar.
Welk een passend feest om onszelf te bezinnen op onze status
van christen en Godgewijde.
Welk een eer om
Christus, de Koning van het heelal te dienen en Hem toe te zingen in psalmen en
hymnen.
De Postcommunio
van het feest vraagt dat wij, die zich na het ontvangen van het Voedsel van
onsterfelijkheid, erop beroemen aan de geboden van Christus, Koning van het
heelal te gehoorzamen, met Hem eeuwig in het Rijk der hemelen mogen leven.