Lectio altera
Ex Homilía
auctóris sæculi secúndi
(Cap. 18,1 — 20, 5:
Funk 1, 167-171)
Tweede lezing
Uit de homilie van een
Schrijver uit de tweede eeuw
(Cap. 18,1 — 20, 5:
Funk 1, 167-171)
Laten
wij de gerechtigheid beoefenen om uiteindelijk gered te worden
Wij zijn uit hen geboren, die dankzeggen,
die God dienden, niet uit goddelozen, die veroordeeld worden. Want hoewel ik
zelf in alles zondaar ben en nog niet alle bekoring ontvlucht ben, maar nog
leef temidden van de instrumenten van de duivel, doe ik toch mijn best naar de
gerechtigheid te streven om zo mogelijk, al is het maar haar nabij te komen,
omdat ik het toekomstige oordeel vrees.
Derhalve, broeders en zusters, nadat de God
der waarheid gehoord is (in de voorgelezen Schrift), lees ik u een aansporing
voor om goed te letten op dat wat geschreven staat, en gij u zelf redt en
degene, die bij u voorleest. Want als loon vraag ik, dat ge van ganser harte
boete doet, waardoor ge u zelf heil en lven schenkt. Als ge dat zoet, zullen
wij u als model voorhouden bij alle jonge mensen, die willen luisteren naar de
liefde en goedheid van God. Katen we het ook niet hinderlijk en beledigend
vinden, wie die dwaas zijn, als iemand ons vermaant en tracht ons van
ongerechtigheid naar gerechtigheid te bekeren. Want soms letten we er zelf niet
op, dat wij verkeerd doen, wegens onze dubbelhartigheid en ons ongeloof, die in
ons wonen, omdat onze geest verduisterd
is door ijdele begeerten.
Laten wij dus de gerechtigheid beoefenen om
uiteindelijk gered te worden. Zalig zij, die naar deze voorschriften luisteren,
zelfs als zij maar korte tijd in deze wereld moeten lijden, zullen zij de
onbederfelijke vrucht oogsten van de verrijzenis. De vrome late zich daarom
niet bedroeven, als hij in deze tijden ellende moet verdragen, want een zalige
tijd wacht hem. Daarboven zal hij herleefd met de vaderen zich verheugen tot in
de eeuwigheid, die door geen droefheid zal verstoord worden.
Laat het onze geest niet in verwarring brengen
dat we de bozen in rijkdom zien leven en de dienaren Gods in verdrukking. Laten
we toch geloven, broeders en zuster, dat wij in dit leven voor de levende God
een strijd doorstaan en ons oefenen, om in het toekomstige leven gekroond te
worden. Geen van de rechtvaardigen heeft aanstonds vrucht geoogst, maar
verwacht het. Want als God terstond aan de rechtvaardigen hun loon zou geven,
zouden wij spoedig en soort handel gaan drijven, geen godsdienst beoefenen.
Wij, gerechtigen, zouden dan de schijn hebben niet uit te zijn op vroomheid,
maar op winst; en zo verontrust het goddelijk oordeel een geest, die niet
rechtvaardig is en bezwaart deze met boeien.
Alleen aan de onzichtbare God, de Vader der
waarheid, die ons de Verlosser zond en de Bewerker van de onbederfelijkheid,
door Wie Hij ons ook de waarheid en het hemels leven openbaarde, Hem zij de
glorie in de euwen der eeuwen. Amen.