Wat bewoog Willibrord om het
klooster Ripon in Noord-Umbrië waar hij
als oblaat in zijn kinderjaren werd gevormd in de benedictijnse spiritualiteit
en na het afleggen van zijn professie deel uitmaakte van de monniken aldaar
zich naar het klooster Rathmelsigi in Ierland te begeven?
Waren het de aantrekkingskracht
en de roem van de Angelsaksische abt Egbert van Rathmelsigi die als asceet en
geleerde bij zijn leven reeds heilig werd genoemd? In dit klooster dat zich met
de Romeinse tradities had verbonden, bekend stond om ijverige studie in de
goddelijke dingen en grote interesse voor het missioneringswerk, werd
Willibrord in 688 op de leeftijd van
dertig jaar priester gewijd.
Een eerste poging van Egbert om
zijn lievelingsplan, Friesland voor Christus te veroveren, was rond 687
mislukt, doordat Radboud, de koning der Friezen, de evangelisatieopdracht van
de monnik Wigbert die in Zeeland landde,
over heel de linie afremde.
Egbert gaf echter de hoop niet op het volk aan de Noordzee naar het licht van het christelijk geloof te voeren. In een nieuwe poging stuurde hij Willibrord die zijn volledig vertrouwen genoot, met elf krachtige metgezellen die in de late herfst van 690 in Katwijk – of volgens een andere traditie te Gravelines in Frans-Vlaanderen – aanlegden.
De stam van de Friezen woonde destijds langs de zeekust in een gebied van de Beneden-Schelde tot aan de Weser in Duitsland. Dit volk, dat bekend stond als een barbaars, maar dapper volk dat zijn vrijheid hartstochtelijk liefhad, was nog niet beroerd door het christelijk geloof. In hun religie, hulpeloos en uitzichtloos overheerst door volledige afhankelijkheid van afgoden, zagen zij in boom en struik, in stroom en bron, in berg en rots, in storm en wind, - overal goden en geesten die gunstig gestemd moesten worden.
Het kersteningswerk van Willibrord en de zijnen bereikte een welhaast
Europese omvang: zijn apostolisch leven verbond volkeren over hun grenzen heen door
het levenbrengende Kruis van Christus.
Maar wat bewoog deze geprofeste monnik die tot zijn 33e
jaar in de gewijde kloosterlijke stilte een leven van contemplatie leidde en
die ook na een lang leven, getekend door zwoegende arbeid, risico’s en strijd zijn monnikenideaal vast verankerd
in zijn ziel droeg?
Het
antwoord wordt gevonden in de teksten van het getijdengebed en in de lezingen
van het misformulier van het feest van vandaag. De liturgie is immers de eredienst
waarin wij met de Kerk een antwoord geven op het heil ons zonder verdienste
toebedeeld in de mysteries van het lijden, de dood en de verrijzenis van
Christus.
De liefde van Christus liet hem geen rust
(cf 2 Kor 5,14), hij deed door zijn
woord en door de toediening van het Doopsel de volkeren “herboren worden tot
een leven van hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de dood en stelde
daarmee een onvergankelijke erfenis in de hemel” in het vooruitzicht (cf 1 Petr 1,4). “Met het laaiende vuur van
het geloof in zijn hart verspreidde
hij het licht van het Evangelie onder de volken die door ongeloof waren
verblind” (Antifoon van de Sext), en deed “voor het dorstende volk de bron van
het water des levens ontspringen in een dorre vlakte” (Ant.Terts).
“Hij
bracht daarmee de volkeren onder het zachte juk van Christus” (vgl. antifoon 2
Lezingendienst) en zelf “Groeiend als een Libanon-ceder, breidde hij het aantal
van zijn kinderen uit, die hij als een liefdevolle vader door zijn voorspraak
blijft helpen”(Ant. 3 Lezingendienst).
“Zijn voeten waren die van een vreugdebode,
die vrede meldde, goed nieuws verkondigde, die heil kwam melden over alle
grenzen der aarde” (cf 1e lezing Misformulier Jes 52, 7.10), “aan wiens geloof: Jezus Christus is dezelfde, gisteren, vandaag en in eeuwigheid, wij
een voorbeeld kunnen nemen”(cf 2e lezing Hebr 13,7-8). Zo is de heilige Willibrord “gegaan en heeft alle
volkeren tot leerlingen van Christus gemaakt en hen geleerd te onderhouden wat
Hij heeft bevolen”(cf Evangelielezing Mt
28, 19-20)
Heilige Willibrord, bevestig ons
door uw voorspraak in de waarheid van het christelijke geloof!