zaterdag 20 november 2021

Collectegebed Christus Koning "U zonder ophouden hulde brengen"

HOOGFEEST VAN CHRISTUS KONING

Het Hoogfeest van Christus Koning nadert, de laatste zondag van het kerkelijk jaar.
Ieder jaar opnieuw legt de Kerk ons de geschiedenis van het heil voor: van de Schepping tot aan de Komst van de Heer.
In zekere zin is het feest van Christus Koning een anticipatie op de Adventstijd, welke onze aandacht richt op de verschillende wijzen van het komen van de Heer naar ons. In deze periode van het kerkelijk jaar, november, overwegen we ook de vier uiterste dingen: dood, oordeel, hemel en hel. We bidden deze maand vooral voor de verlaten zielen in het vagevuur. Het feest van Christus Koning dat in de oude Romeinse kalender werd gevierd op de laatste zondag van oktober laat duidelijk zien dat de Heer juist als Koning en Rechter komt en niet slechts als een vriend of redder of als een of ander rolmodel. In de sequens Dies iræ die lange tijd in de Requiemmis werd gezongen, wordt Christus vereenzelvigd met de Rex tremendæ maiestatis (de Koning van vreeswekkende majesteit) en met de iuste iudex (de rechtvaardige Rechter).
In dit licht sluiten de verzen 10-12 van hoofdstuk 3 van de Tweede Petrusbrief goed aan: "Maar de Dag des Heren zal komen als een dief. Dan zullen de hemelen dreunend vergaan en de elementen door vuur worden verteerd; en de aarde met al wat erop is zal verbranden. Wanneer alles zo vergaat, hoe moet gij dan uitmunten door een heilig leven en innige vroomheid, de komst verwachtend en verhaastend van de Dag Gods, waardoor de hemelen in vlammen zullen opgaan en de elementen wegsmelten in de vuurgloed."
Christus Jezus zal ons allen oordelen en alle dingen aan de Vader onderwerpen (vgl. 1 Kor 15,28). Na de lammeren van de bokken te hebben gescheiden zal Christus als Koning heersen in majesteit en glorie met de velen die zijn genade hebben aanvaard en daardoor de eeuwige heerlijkheid verdienden.

Missale Romanum 1970
Omnipotens sempiterne Deus,
qui in dilecto Fílio tuo, universorum Rege,
omnia restaurare voluisti,
concede propitius,
ut tota creatura, a servitute liberata,
tuæ maiestati deserviat ac te sine fine collaudet.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
Almachtige, eeuwige God,
al het bestaande hebt Gij in uw beminde Zoon
onder één hoofd willen brengen:
Hij is de Koning van het heelal.
Wij bidden U:
laat heel de schepping, verlost uit de slavernij,
uw majesteit dienen en U zonder ophouden hulde brengen.

Werkvertaling
Almachtige eeuwige God,
die in Uw geliefde Zoon, de Koning van het heelal,
alle dingen hebt willen herstellen
verleen genadig
dat heel de schepping, verlost uit de slavernij,
Uw majesteit ijverig dient en U zonder ophouden huldigt.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n

Terwijl deze collecta een nieuwe compositie voor de Novus Ordo is, vertoont ze gelijkenis met het collectegebed voor dit feest in het Romeins Missaal 1962 met varianten in het tweede gedeelte: Omnipotens sempiterne Deus, qui dilecto Filio tuo, universorum Rege, omnia instaurare voluisti : concede propitius; ut cunctæ familiæ gentium, peccati vulnere disgregatæ, eius suavissimo subdantur imperio... "dat alle volkerenfamilies, door de wonde der zonde uiteengerukt, zich aan zijn milde heerschappij onderwerpen..."

S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t i j l v o r m e n

1. Omnipotens sempiterne Deus,
2. qui in dilecto Fílio tuo, universorum Rege,
omnia restaurare voluisti,
3. concede propitius,
4. ut tota creatura, a servitute liberata,
tuæ maiestati deserviat ac te sine fine collaudet.

Ad 1.
De oratie opent met een drievoudige anaklese, aanspreekvorm, van God in de vocativusvorm en spreekt Hem aan in twee specifiek goddelijk hoedanigheden: zijn almacht en zijn eeuwigheid.

Ad 2.
Regel 2 wordt gevormd door een relatieve bijzin in de indicativus – die een feitelijkheid uitdrukt – namelijk het raadsbesluit van God door zijn geliefde Zoon, Koning van het heelal, alles onder één Hoofd te brengen en heel het universum door het koningschap van Christus te vernieuwen. Deze relatieve bijzin wordt onderbroken door de bijstelling universorum Rege die de koninklijke functie van Christus nader preciseert bij het realiseren van het Rijk Gods.

Ad 3. Hier begint de eigenlijke bede met de imperativusvorm concede, verleen, geef - vergezeld door de bijwoordelijke bepaling propitius,-a,-um, genadig, goedgunstig, in de nominativus enkelvoud mannelijk waarin opnieuw een van de vele hoedanigheden van God wordt uitgedrukt. Propitius is een nevenvorm/verkorte vorm  van propitiatus, zoals gezien in het collectegebed van de 32e zondag.

Ad 4. Finale (doelaanwijzende) of consecutieve (gevolghebbende) bijzin, klassiek ingeleid door het voegwoord ut dat gekoppeld aan de beide coniunctivusvormen deserviat en collaudet een wenskarakter heeft. Tota creatura vormt het subject en neemt het begrip universorum uit regel 2 weer op; tuæ maiestati deserviat is het eerste gedeelte van het gezegde waarbij de bijwoordelijke bepaling tuæ maiestati in de dativusvorm (dativus commodi, van voordeel) staat, zoals gebruikelijk bij het verbum servire en de samengestelde werkwoorden ervan. De woordengroep tuæ maiestati is synoniem met het in r.2 reeds genoemde Rege: beide begrippen drukken de koninklijke waardigheid van zowel de Vader als de Zoon uit.
ac te sine fine collaudet: tweede gedeelte van het gezegde, door de coniunctie ac, en ook, maar ook, met het eerste deel verbonden. Te is het object van het verbum collaudet en door de hyperbaton-stijlfiguur uiteen geplaatst om de vaste uitdrukking sine fine te omklemmen.
De finale/consecutieve bijzin wordt onderbroken door een tweede bijzin a servitute liberata, en is een precisering of explicatie van tota creatura.  De begrippen servitute  (r. 4a) en deserviat  (r. 4b) vormen een antithese: servitute verwijst naar slaafse onderworpenheid en deserviat – versterkt door het verbum collaudet verderop - duidt op een dienen in vrijheid.

V o c a b u l a r i u m

Universus is een adjectief (bijvoeglijk naamwoord) en universorum een genitief meervoud van het neutrum en vertaald door "van alle dingen". Aangezien wij een synoniem voor "alle dingen" in omnia hebben laat zich universorum goed vertalen met "heel de wereld"/ "het heelal".
We spitsen onze Latijnse oren als we samengestelde werkwoorden horen (werkwoorden verbonden met een voorzetsel zoals sub of de, cum of per). In het woordenboek vinden we dat de-servio de betekenis van servio verruimt in de betekenis van Aijverig dienen, toegewijd zijn aan, onderworpen aan@. Col-laudo, meer krachtiger, meer nadrukkelijker dan eenvoudig laudo (de simplexvorm), betekent zeer intens loven of prijzen, hoog verheffen, hoog verheerlijken, huldigen. In een eerder commentaar is reeds betoogd dat het begrip maiestas een synoniem is van gloria hetgeen bij vroege Latijnse schrijvers zoals Hilarius van Poitiers, Ambrosius en in vroege liturgische teksten het equivalent is van het bijbels Griekse doxa en het Hebreeuwse kabod. Deze "glorie" en "majesteit" is Gods eigen transformerende kracht, een delen in Zijn leven, dat ons omvormt in wat Hij is in een voortdurende "vergoddelijking".
Instauro is een wonderlijk woord dat meer aandacht vraagt: "hernieuwen, herhalen, opnieuw vieren; herstellen, restaureren; instellen, tot stand brengen, inrichten". Het is synoniem van renovo. Etymologisch is instauro gerelateerd aan het Griekse stauros. De woordenboeken geven voor stauros: "een rechtopstaande paal of staak". Stauros is het woord dat in het Griekse Nieuwe Testament wordt gebruikt voor het Kruis van Jezus. Zo doet dit woord ons niet alleen direct denken aan de wapenspreuk van H. Paus Pius X (instaurare omnia in Christo - alle dingen hernieuwen in Christus), maar ook aan de oorsprong van dat motto in Efesiërs 1,9-10: "Want Hij heeft ons zijn geheim raadsbesluit doen kennen, de beslissing die Hij in Christus had genomen ter verwezenlijking van de volheid der tijden: het heelal in Christus onder één hoofd te brengen, alle wezens in de hemelen en alle wezens op aarde, in Hem". (KBS Sint Willibrord 1961). Er zijn, tussen haakjes, in de Latijnse teksten van deze passages enkele veranderingen aangebracht. De oude Vulgaat zegt: "instaurare omnia in Christo" terwijl de Nieuwe Vulgaat zegt: "recapitulare omnia in Christo".

Een kleine excursie naar de Nieuwe of "Neo" Vulgaat. De Neovulgaat is een moderne en uitmuntende herwerking van de eerbiedwaardige Vulgaat die voor het grootste gedeelte is samengesteld door de H. Hiëronymus (+ 420) door te vertalen uit het Grieks en Hebreeuws. Dit was de standaardversie van de Bijbel die jarenlang werd gebruikt. Maar met de intrede van moderne onderzoeksmethoden en verdiepte kennis werd besloten de Vulgaat op een aantal punten te verbeteren en te herzien. De Neovulgaat was decennialang in voorbereiding en werd gepromulgeerd in een editio typica door paus Johannes-Paulus II op 25 april 1979 middels de Constitutie Scripturarum thesaurus. In een officiële versie werd de Neovulgaat opnieuw uitgegeven in 1986. Wat is het verband met vertalingen van teksten voor de H.Mis? Het document van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline der Sacramenten legt in de normen van haar Instructie Liturgiam authenticam vast dat vertalers nu moeten refereren aan de Neovulgaat in verband met de nummering van de Schriftverzen vanwege het feit dat hoofdstuk- en versnummering in oude handschriften onderling verschillen. Eén enkele heldere referentie was nodig.

Terug naar de oratie. Recapitulare houdt verband met het Latijnse caput ("hoofd") en werd door de geleerden van de Neovulgaat voor een betere vertaling gehouden van het Griekse anakephalaioô, "samenvatten, resumeren, onder een gezichtspunt samenbrengen". Dit slaat op het hoofdschap van Christus over Zijn Mystiek Lichaam dat de Kerk is, en drukt uit dat Hij de uiteindelijke verklaring is, dat Hij alle dingen samenhoudt. In ieder geval had de collecte in 1925 en in de jaren zestig toen de oudere versie van de Vulgaat in gebruik was, instaurare en niet recapitulare.

Waarom al deze inkt voor recapitulare? De frase "alle dingen hernieuwen/herstellen in Christus" wijst op het Koningschap van Jezus. In alles wat Jezus zei of deed tijdens zijn aardse leven, was Hij actief bezig alle dingen en mensen tot Zich te trekken. In de tijd die komt wanneer Zijne Majesteit de Koning wederkeert in gloria en maiestas zal dit tot-zich-trekken (cf. Jo 12,32) culmineren tot de verheffing van heel de schepping in een volmaakte en oneindige triomfzang van lof. In de tussentijd delen wij krachtens ons Doopsel en onze inlijving in Christus venturus (Christus die zal komen) in Zijn drievoudig ambt van priester, profeet en ook koning. We hebben de plicht Zijn Koningschap te verkondigen bij alles wat we zeggen en doen. We behoren al onze goede werken aan Hem op te dragen ter wille van Zijn glorie en de verwachting van Zijn Komst. Deze glorieuze "restauratie" (instaurare) is slechts mogelijk door het Kruis van de Heer (stauros in het Grieks). Op subtiele wijze wordt het Kruis in het midden van de collecte gevonden, waar het wordt geopenbaard als de spil van heel de schepping (creatura).

Het eerste doel van onze deelname aan de gewijde riten van de Kerk is: God, Vader, Zoon en Heilige Geest te prijzen en aan God glorie te geven. Het liturgisch en bijbels Latijn is rijk aan woorden en begrippen die het prijzen van God aanduiden en uitdrukken. In dit licht zijn de betekenissen van "glorieen "majesteit" in feite bijna uitwisselbaar. Van de ene kant betuigen wij God eer en glorie op een uitwendige wijze naar God toe, aan de andere kant zijn glorie en majesteit ook goddelijke eigenschappen die wij Hem op geen enkele wijze geven, maar die Hij heeft - of beter is - van nature in Zichzelf. Wanneer wij in Zijn tegenwoordigheid komen, zelfs in het contact dat wij met Hem hebben door de gewijde mysteries van de Kerk, heeft Zijn goddelijke eigenschap van splendor of glorie of majesteit zo u wilt, de kracht ons te transformeren. Zijn majesteitelijke glorie verandert ons.

Bewerking en vertaling van Fr. John Zuhldorf WDTPRS en van andere auteurs.