woensdag 29 augustus 2018

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Hebdomada XXI per annum feria III Quinque pænitentiæ viæ. Vijf wegen van boetvaardigheid.



Lectio altera

Ex Homilíis sancti Ioánnis Chrysóstomi epíscopi
(Hom. De diabolo tentatore 2, 6: PG 49, 263-264)

Vultis étiam pæniténtiæ vias commémorem? Multæ sane sunt illæ, váriæ ac differéntes, et omnes ad cælum ducunt.
Prima est pæniténtiæ via: damnátio peccatórum: Dic enim tu primus peccáta tua, ut iustificéris. Proptérea quoque dicébat Prophéta: Dixi, pronuntiábo advérsum me iniustítiam meam Dómino, et tu remisísti impietátem cordis mei. Damna ígitur et tu ea, in quibus peccásti; hoc Dómino súfficit ad excusatiónem; qui enim ea damnat, in quibus peccávit, tárdius in éadem rursus íncidit; domésticum accusatórem éxcita consciéntiam tuam, ne accusatórem illic hábeas coram Dómini tribunáli.
Hæc ígitur una est óptima pæniténtiæ via; adhuc autem áltera est níhilo inférior ista, ut acceptárum ab inimícis iniuriárum mémores non simus, ut iræ imperémus, ut conservórum peccáta dimittámus; sic enim et quæ in Dóminum commíssa fúerint, dimitténtur; en álteram étiam peccatórum expiatiónem. Si enim dimiséritis, inquit, debitóribus vestris, dimíttet et vobis Pater vester cæléstis.
Vis et tértiam pæniténtiæ viam díscere? Orátio fervens et accuráta atque ex íntimo corde prománans.
Quod si quartam étiam nosse velis, eleemósynam dicam: multam enim ea et copiósam vim habet.
Et vero, si modéste agat quis et húmilis sit, hoc non minus quam quæ dicta sunt ómnia, peccatórum natúram absúmit: cuius rei testis est publicánus, qui recte facta quidem commemoráre non póterat, sed ómnium loco humilitátem óbtulit et grave peccatórum onus depósuit.
Ecce quinque pæniténtiæ vias indicávimus: primam peccatórum damnatiónem, secúndam cum próximis peccáta dimíttimus, tértiam quæ in oratióne consístit, quartam quæ in eleemósyna, quintam quæ in humilitáte.
Noli ígitur otiári, sed cotídie per has omnes incéde; sunt enim fáciles viæ, nec paupertátem potes obténdere; sed licet egestáte gravióri vitam tradúcas, et iram depónere et humilitátem præ te ferre póteris et assídue precári et peccáta damnáre, neque paupértas úspiam impediméntum áffert: quid dico hic, quandóquidem nec in illa pæniténtiæ via, in qua pecúnias licet erogáre (eleemósynam dico), ne illic quidem nobis ad mandátum exsequéndum óbicit impediméntum paupértas? Id vero vídua demonstrávit, quæ duo minúta misit.
Cum ígitur hanc vúlnera nostra curándi ratiónem didicérimus, hæc medicaménta adhibeámus, ut vera sanitáte recuperáta, sacra mensa cum fidúcia perfruámur, et multa cum glória Christo regi glóriæ occurrámus æternáque assídue bona consequámur, grátia, misericórdia et benignitáte Dómini nostri Iesu Christi.

Tweede lezing
Uit de homilieën van de H. Johannes Chrysostomus, bisschop
(Hom. De diabolo tentatore 2, 6: PG 49, 263-264)

Vijf wegen van boetvaardigheid

Wilt gij dat ik u de wegen van de boetvaardigheid ter overweging voorleg? Het zijn er inderdaad vele, variërend en onderling verschillend en alle voeren naar de hemel.
De eerste weg van boete is: het verwerpen van de zonden. Belijd eerst uw zonden om gerechtvaardigd te worden. Daarom ook zei de Profeet: Ik sprak: Ik wil ter mijner beschuldiging de Heer mijn misdaad bekennen, en Gij hebt de schuld van mijn zonde vergeven. Verwerp ook gij dus datgene waarin gij hebt gezondigd, dat is voor de Heer voldoende om u te vergeven. Want wie aan datgene verzaakt waarin hij zondigde, zal daar niet zo gemakkelijk in hervallen. Wek uw geweten op als uw eigen aanklager om voor de rechterstoel van de Heer straks geen aanklager te hebben.

Dat is dus de eerste en de beste weg tot de boete. Maar er is nog een andere niet minder waardevol dan de eerste, namelijk, het vergeten van het onrecht ons door onze vijanden aangedaan, zijn wrok beheersen en de misdrijven door mededienaren ons aangedaan vergeven. Zo toch wordt ook ons vergeven wat wij tegen de Heer misdeden. Dat is de tweede weg tot uitboeting van onze zonden. Want, zegt Christus, als gij aan uw schuldenaars vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven. Wilt gij nog een derde weg tot boete leren kennen= Deze is: het vurige en zorgvuldige gebed dat uit het diepst van het hart voortkomt.
Als ge nog een vierde weg zoudt willen kennen, zou ik de aalmoes noemen, zij toch bezit een grote en overvloedige kracht.

En verder, als iemand bescheiden is en de nederigheid beoefent is dit van geen minder waarde dan alles wat reeds gezegd werd en dit neemt de zonde weg uit het leven. Daarvan getuigt de tollenaar, die wel geen goede daden kon tonen, maar in plaats van dit alles zijn nederigheid aanbood en daarvoor de zware last van zijn zonde aflegde.
Zie, hier hebben wij vijf wegen van boete aangetoond. De eerste is het verzaken aan de zonde, de tweede, wanneer wij de misslagen van onze naasten jegens ons vergeven, de derde bestaat in het gebed, de vierde in de aalmoes en de vijfde in de nederigheid.
Verlies daarom geen tijd maar ga iedere dag verder op deze wegen. Het zijn immers gemakkelijke wegen en gij kunt hier geen armoede voorwenden. Maar zelfs als gij in zware armoede moet leven, kunt gij in elk geval uw wrok afleggen en de nederigheid beoefenen, vurig bidden en aan de zonde verzaken. Nergens veroorzaakt uw armoede hier een beletsel, ja wat zeg ik, zelfs op die weg van de boete, waarop men geld kan geven (als aalmoes bedoel ik) kan de armoede geen beletsel zijn het gebod te onderhouden. Dat toont immers de weduwe aan, die maar twee penningen offerde.

Als wij dus geleerd hebben op deze manier de wonden van onze misslagen te genezen, laten wij dan die geneesmiddelen gebruiken om, na onze gezondheid herkregen te hebben, met vertrouwen te genieten van de H. Tafel, zo vol glorie Christus, de Koning der glorie, tegemoet te gaan en de eeuwige en blijvende goederen te verwerven door de genade, de barmhartigheid en de welwillendheid van onze Heer Jezus Christus.


maandag 27 augustus 2018

Sint Augustinus "Zingen wij een Alleluia voor de goede God, die ons bevrijd heeft van het kwaad"

Liturgia Horarum

Lectio altera op zaterdag voor de 1e zondag van de Advent:

Uit de Preken van de H. Augustinus, bisschop

Zingen wij een Alleluia voor de goede God, die ons bevrijd heeft van het kwaad

Laten wij hier het Alleluia zingen, nu wij nog vol zorgen zijn, om het een dáár te kunnen doen, waar wij veilig zijn. Waarom zijn wij vol zorgen? Wilt gij dan, dat ik niet verontrust ben, wanneer ik lees: Is het mensenleven op aarde dan geen beproeving? Wilt gij dan, dat ik niet verontrust ben, wanneer mij ook nog gezegd wordt: Waakt en bidt, opdat ge niet in bekoring komt? Wilt ge dan, dat ik niet verontrust ben, wanneer de beproeving zo hoog stijgt dat, wanneer wij bidden, ons gebed zelf ons voorschrijft: Vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven? Dagelijks zijn wij bidders, dagelijks ook schuldenaren. Wilt gij soms, dat ik mij veilig voel, wanneer ik dagelijks vergeving vraag voor mijn zonden en om hulp in gevaren? Want wanneer ik wegens mijn vroegere zonden zal zeggen: Vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven, voeg ik er, om de toekomstige gevaren, altijd aan toe: Leid mij niet in bekoring. En hoe kan het volk in goeden doen zijn, wanneer het met mij uitroept: Verlos ons van het kwade?  En toch, broeders, temidden van dat kwaad moeten we toch ons Alleluia blijven zingen voor de goede God, die ons bevrijdt van het kwade.

Ja, laten wij zelfs in gevaren, in bekoringen, die zowel van anderen als van onszelf komen, ons Alleluia zingen. Want God is getrouw, die niet zal toelaten, is er gezegd, dat gij boven uw krachten bekoord wordt. Laten we dus ook nu ons Alleluia zingen. De mens is nog wel schuldig maar God is getrouw. Er staat niet: Hij zal niet toelaten dat gij bekoord wordt; maar: Hij zal niet toelaten, dat gij bekoord wordt boven uw krachten, maar Hij zal met de bekoring ook geven dat ge eruit komt om ze te kunnen doorstaan. Gij zijt in een bekoring gekomen; maar God zal ook het eruit gaan geven, zodat ge niet in die bekoring bezwijkt; opdat, zoals het vat van de pottenbaker, gij gevormd wordt door het woord van de prediking en daarna gehard wordt door de verdrukking. Maar wanneer ge erin komt, denk dan aan het eruit gaan. Want God is getrouw: De Heer waakt over uw binnenkomen en uitgaan.

En verder – wanneer dit lichaam onsterfelijk en onbederfelijk is geworden als alle bekoring voorbij is, terwijl toch van de andere kant het lichaam de dood is gewijd -, waarom is het dan dood? Vanwege de zonde. Maar uw geest leeft. Waarom ? Dank zij de gerechtigheid. Moeten wij dan het dode lichaam opgeven? Neen, want hoor: Maar als de Geest van Hem, die Jezus van de doden heeft opgewekt, in u woont, zal Hij, die Christus van de doden heeft doen opstaan, ook uw sterfelijke lichamen levend maken. Want nu is het een natuurlijk lichaam, dan een geestelijk.

O, dat gelukkig Alleluia daar! Dat veilige! Dat zonder tegenstand! Waar niemand vijand is en geen vriend verloren gaat. Daar zijn lofzangen tot God en ook hier zijn lofzangen tot God. Hier echter door bedrukten, daar door veiligen; hier door sterfelijken, daar door die altijd zullen leven; hier in hoop, daar in werkelijkheid; hier onderweg, daar in het vaderland

Laten wij daarom, mijn broeders, nu zingen, niet in genoeglijke rust, maar tot troost bij het zwoegen. Zoals zij, die onderweg zijn, gewoon zijn te zingen: zing ook, maar ga voort. Verzacht uw zwoegen door te zingen. Geef u niet over aan lusteloosheid. Zing en ga voort. Wat is dat: ga voort? Vertrek, ga voort in het goede. Want er zijn er volgens de Apostel, die voortgang maken in het slechte. Maar als gij vertrekt, blijf dan lopen. Maar vertrek in het goede, in het ware geloof, in goede zeden. Zing dan en ga voort!


(Sermo 256, 1. 2. 3: PL 38, 1191-1193)

Sint Augustus over de Psalmen (Ps 47,7) Komt, laten wij opgaan naar de berg des Heren

Liturgia Horarum – Getijdengebed

Sint Augustus over de Psalmen (Ps 47,7)

Komt, laten wij opgaan naar de berg des Heren

Zoals wij het hadden gehoord , zo hebben wij het nu ook gezien. O zalige Kerk! In welke tijd hebt gij dat gehoord, in welke tijd hebt gij dat gezien? Zij hoorde het in de beloften, maar zegen het in de vervullingen; zij hoorde het in de profetie, maar zag het in het Evangelie. Want alles, wat nu in vervulling gaat, is tevoren voorspeld. Hef dus uw ogen op en zie uit over de wereld. Zie nu de erfenis tot aan de uiteinden der aarde. Zie hoe in vervulling gaat wat er gezegd werd: Alle koningen der aarde zullen Hem aanbidden, alle volken zullen Hem dienen. Zie hoe in vervulling is gegaan, wat er gezegd werd: Verhef uw glorie boven de hemelen, o God, en boven de gehele aarde. Zie Hem, wiens handen en voeten zijn vastgenageld, wiens beenderen aan het kruis hangend zijn geteld, over wiens klederen het lot is geworpen. Zie Hem heersen, die zij aan het kruis zagen hangen. Zie Hem zetelen in de hemel, die zij verachtten, toen Hij op de aarde rondwandelde. Zie dat daar vervuld werd: Alle grenzen der aarde zullen het gedenken en zich tot de Heer bekeren: alle stammen der heidenen zullen Hem aanbidden. Als ge dit ziet, roep dan met vreugde uit: Zoals wij het hadden gehoord, zo hebben wij het nu ook gezien.

Terecht wordt de Kerk uit de heidenen aldus toegesproken: Hoor, dochter, en aanschouw, en vergeet uw volk en het huis van uw vader. Hoor en zie: eerst hoort gij, wat ge niet ziet; daarna zult ge zien, wat ge gehoord hebt. Een volk, wordt er gezegd, dat Ik niet kende, werd Mij dienstbaar; bij het horen van mijn Naam gehoorzaamde het Mij. Als het dan bij het horen van mijn naam gehoorzaamde, zag het Mij dus niet. En waar geschreven staat: Zij, aan wie niets over Hem is geboodschapt, zullen zien, en die niets gehoord hebben, zullen inzien? Naar wie geen profeten werden gezonden, hebben het eerst gehoord, hebben daarna gehoord en zich verbaasd. Er bleven degenen over tot wie zij gezonden waren, maar die met hun boekrollen de waarheid toch niet begrepen en alhoewel zij de verbondstafels bezaten, de erfenis toch niet behielden. Maar zoals wij het hadden gehoord, zo hebben wij het nu ook gezien.
In de stad van de Heer der heerscharen, in de stad van onze God. Daar hebben wij gehoord en daar ook gezien. God heeft ze voor eeuwig gegrondvest. Laten zij, die zeggen: Zie, hier is de Christus, zie daar is Hij, zich niet verheffen. Wie zegt: Zie, hier is Hij; zie daar is Hij, leidt tot verdeeldheid. God beloofde eenheid: de koningen zijn tezamen gebracht, zij zijn niet door scheuring verspreid. Maar wellicht zal die stad die de wereld beheerste, eens worden verwoest. Dat zij verre: God heeft haar voor eeuwig gegrondvest. Als God haar dan voor eeuwig heeft gegrondvest, wat vreest gij, of de hemel zal neerstorten?

Ps 47,7: CCL 38, 543-545

Vertaling uit : Liturgia Horarum. Tweede lezingen  en Hymnen, IV, week 18-34, pp. 16-17

zondag 26 augustus 2018

Van onze geheime correspondent: "Ik ben geen 5 maar vijf en half"


"Ik ben geen 5 maar vijf en half", was de uitspraak die Uw geheime correspondent gisteren optekende uit de mond van een catechesekind, toen zij toevallig in afwachting van bezoek, bij de poort van het klooster (zo zeg je dat in kloosterjargon!) stond gelijktijdig met de aankomst van de mini-catechese aapjes.

Van de zuster hoorden ze over Jezus, die gezegd had, "laat de kinderen tot Mij komen". Daarbij werd gebruik gemaakt van het viltbord, dat ook bij de geheime correspondent jeugdherinneringen opriep voor al aan de spectaculaire afbeelding van Jezus in de Tempel. De kinderen dachten daarover na, en kleurden daarover ook een tekening waarbij om onduidelijke redenen, zoals Jezus als de kinderen een oranje hoofd kregen en zongen daarbij het volgende lied:

Stap voor stap, dag na dag, wil ik Jezus volgen.
Hand in hand, heel de weg, wil ik gaan met Hem.
Als ik struikel staat Hij klaar, Hij is bij mij in' t gevaar.
Dus, stap voor stap, hand in hand, wil ik gaan met Hem.

Stap voor stap, dag na dag, wil ik Jezus volgen.
Hand in hand, heel de weg, wil ik gaan met Hem.
In de mensen leeft Hij voort, blijft voor ons het Levend Brood.
Dus stap voor stap, hand in hand, wil ik gaan met Hem

Daar konden gisteren de pupjes het mee doen - voor hun hele leven.
En wij ook - voor ons hele leven.

De mogelijkheden worden onderzocht dit liedje ook in het Latijn te zingen - dat wordt dan de editio typica  van het lied - net als met de CCC gebeurde- of zouden we dan problemen met het auteursrecht krijgen?

vrijdag 24 augustus 2018

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Hebdomada XX per annum feria VI Unus mediator Dei et hominum, homo Christus Iesus. Eén middelaar tussen God en de mensen, de mens Jezus Christus.


Lectio altera
Ex Explanatiónibus psalmórum sancti Ambrósii epíscopi
(Ps 48, 13-14: CSEL 64, 367368)

Tweede lezing
Uit de Verklaringen van de Psalmen, van de H. Ambrosius, bisschop
(Ps 48, 13-14: CSEL 64, 367368)

Eén middelaar tussen God en de mensen, de mens Jezus Christus

Geen broeder koopt vrij. Zal een mens kunnen vrijkopen? Hij zal aan God geen genoegdoening kunnen geven en geen losgeld kunnen betalen voor zijn leven, dat is: Waarom zou ik vrezen op de kwade dag? Want wat kan mij schaden, die niet alleen geen verlosser nodig heb, maar zelf de verlosser ben van allen? Anderen zal ik vrijmaken, en zou Ik dan voor Mijzelf vrezen? Zie, Ik zal alles, wat zelfs boven de band van verwantschap en liefde is gelegen nieuw maken. Die door zijn broeder, uit dezelfde moederschoot geboren, niet tot het licht kan worden vrijgekocht, omdat deze door dezelfde zwakheid van zijn natuur weerhouden wordt – zal een mens kunnen vrijkopen?
Maar die mens zal dit wel kunnen, van wie geschreven staat, dat de Heer tot hen een mens zal zenden die hen verlossen zal; en die van Zichzelf zei: Gij zoekt Mij te doden, een mens die u de waarheid heeft gezegd.

Maar wie zal Hem kennen, hoewel Hij mens is? Waarom zal niemand Hem kennen? Omdat, zoals er één God is, zo is er ook één middelaar tussen God en de mensen, de mens Jezus Christus. Hij alleen zal de mens verlossen, die zijn broeders door zijn liefde overwint. Omdat Hij voor vreemden zijn bloed, dat niemand voor zijn broeders kon offeren, vergoot. Derhalve heeft Hij zijn eigen lichaam niet gespaard, om ons vrij te kopen van de zonde: en Hij gaf Zich tot losprijs voor allen; zoals zijn ware getuige, de apostel Paulus verzekert, als hij zegt: Ik zeg u de waarheid, ik lieg niet.

Maar waarom zal alleen Hij verlossen? Omdat niemand Hem evenaart in de liefde om voor zijn dienaren zijn leven af te leggen. Niemand evenaart Hem ook in ongereptheid, want allen staan onder de zonde, allen liggen onder de val van Adam. Hij alleen wordt tot verlosser uitgekozen, die niet schuldig kon zijn aan de oude zonde. Daarom moeten wij inzien, dat wij alleen verlost zijn door de mens, de Heer Jezus, die de menselijke gestalte aannam, om in zijn vlees de zonde van allen te kruisigen en de schuldbekentenis van alle mensen in zijn bloed te vernietigen.

Gij zult misschien zeggen: Hoe kan dan die verlossende broeder niet erkend zijn, daar Hij zelf zegt: Ik zal uw naam bij mijn broeder verkondigen? Evenwel niet als onze broeder, maar als de mens Christus Jezus, in wie God aanwezig was, vergaf Hij ons onze zonden. Zo toch staat er geschreven: God was het, die in Christus de wereld met Zich verzoende. In die Christus Jezus namelijk, van wie alleen gezegd is, dat het Woord is vlees geworden en onder ons heeft gewoond. Niet dus als een gewone broeder, maar als onze Heer woonde Hij onder ons, toen Hij in het vlees woonde. 

donderdag 23 augustus 2018

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Hebdomada XX per annum feria V Flos ascendit de radice Iesse.



Ex Tractátu Balduíni Cantuariénsis epíscopi De Salutatióne angélica (Tract. 7: PL 204, 477-478)

Solus iste inter hómines consummátus invenítur in omni bono, cui Spíritus datus est non ad mensúram, ut solus possit implére omnem iustítiam. Huius enim iustítia súfficit univérsis géntibus, iuxta quod scriptum est: Sicut terra profert germen suum, et sicut hortus semen suum gérminat; sic Dóminus Deus germinábit iustítiam et laudem coram univérsis géntibus.Hoc est enim germen iustítiæ, quod benedictióne auctum adórnat flos glóriæ. At quantæ glóriæ? Quanta sublímior cogitári potest, immo quanta nullo modo cogitári potest. Flos enim ascéndit de radíce Iesse. Usquequo? Utique usque ad summum, quia Iesus Christus in glória est Dei Patris. Eleváta est magnificéntia eius super cælos, ut sit germen Dómini in magnificéntia et glória, et fructus terræ sublímis.

Een bloem ontspruit uit de wortel van Jesse
Aan de begroeting door de Engel, waarmee wij iedere dag de allerzaligste Maagd godvruchtig groeten, zijn wij gewoon de woorden toe te voegen: en gezegend is de vrucht van uw schoot. Na door Maria te zijn gegroet herhaalde Elisabeth deze woorden als het ware daarmee de groet van de engel beëindigend door te zeggen: Gij zijt de gezegende onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht van uw schoot. Dit is de vrucht, waarvan Jesaja zegt: Op die dag zal de spruit van de Heer tot glorie en heerlijkheid worden, de vrucht van het land tot roem en luister. Wie is die vrucht anders dan de heilige van Israël, die zelf een zaad is van Abraham, een zaad des Heren en de bloem, die opschiet uit de wortel van Jesse, de vrucht van het leven, die wij prediken?
Voorzeker gezegend in zijn zaad en in zijn kiem, gezegend in zijn bloem, gezegend in zijn ambt, gezegend tenslotte in dank en belijdenis. Christus, zaad van Abraham, is uit het zaad van David geboren naar het vlees.
Hij alleen wordt onder de mensen volmaakt bevonden in alle goed, aan wie de Geest niet beperkt is gegeven, zodat Hij alleen alle gerechtigheid kan vervullen. Want zijn gerechtigheid voldoet voor alle volken, naar wat er geschreven staat: Want zoals de aarde haar gewas doet ontluiken, en een tuin zijn zaad doet ontkiemen, zo zal God de Heer gerechtigheid laten ontspruiten, en glorie voor het oog van alle volken. Dit toch is de spruit der gerechtigheid, die door zegening gegroeid, gesierd wordt tot de bloem van de glorie. En van welk een grote glorie? Zo groot als men maar bedenken kan, ja zelfs zó groot, dat men het helemaal niet bedenken kan. De bloem toch ontspruit uit de wortel van Jesse. Tot welke hoogte? Tot aan de hoogste top zelfs, omdat Jezus Christus is in de glorie van God de Vader. Verheven is zijn heerlijkheid boven de hemelen, omdat Hij een spruit van de Heer in heerlijkheid en glorie, en een verheven vrucht van de aarde is.
Maar welke vrucht ligt er voor ons in deze vrucht? Wat anders dan de vrucht der zegening uit de gezegende vrucht? Want uit dit zaad, uit deze spruit, uit deze bloem komt de vrucht der zegening voort. Die is naar ons toe gekomen. Op de eerste plaats als in zaad door de genade van de vergiffenis, daarna als in een spruit door de groei in gerechtigheid, vervolgens ook in een bloem door de hoop of door het bereiken van de glorie. Immers, door God en in God gezegend, dit is, opdat God in Hem verheerlijkt worde. Ook voor ons is Hij de gezegende, opdat wij, door Hem gezegend, ook in Hem verheerlijkt zouden worden, want door de belofte aan Abraham gedaan, gaf God Hem de zegen voor alle volken.

zondag 19 augustus 2018

Historisch moment - meer dan 10.000 unieke bezoekers in de afgelopen maand

Zojuist passeerden we op dit weblog in de afgelopen maand voor het eerst de  10.000 unieke bezoekers.

Een historisch moment dat ons aanmoedigt U nog vaker en uitgebreider te laten delen in de vreugden van ons geloof en het leven in ons klooster. Ook dit weblog is een element van ons apostolaat - Christus in de wereld in woord en daad tegenwoordig stellen. In het bewustzijn dat Jezus Christus, de Zoon van God, de mensheid heeft verlost van zonde en dood, en dat Jezus ons God heeft getoond, willen wij Jezus’ leven, lijden en sterven en verrijzen uit de dood steeds in ons gebed overwegen en Jezus navolgen in het dagelijkse leven. Evangelisch leven betekent voor ons bidden namens de wereld en voor de wereld en naar vermogen klaar staan voor al degenen die beroep doen op onze hulp.

Wij danken U van harte voor Uw (structurele) belangstelling!

In Lumine Tuo Videbimus Lumen - In Uw licht aanschouwen wij het Licht.

Bezoek de Kerkberg op Open Monumentendag 8-9 september 2018!


Zie ook "Mijn monument: de Kerkberg in Sint Odiliënberg Open Monumentendag 8-9 september aanstaande"

zaterdag 18 augustus 2018

Reddingsoperatie op de Kerkberg

Als gevolg van de droogte viel gisteren een conifeer om. Onversaagd werd een reddingsoperatie uitgevoerd waarna een infuus voor de patiënt. We zullen zien of de patiënt het redt.





Lezingen H. Mis 20e zondag door het jaar B

Eerste lezing (Spr. 9, 1-6)
Uit de Spreuken.
De wijsheid heeft zich een huis gebouwd,
zeven zuilen heeft zij zich gehouwen,
haar vee heeft ze geslacht,
haar wijn gemengd,
haar tafel gereed gemaakt.
Nu zendt ze haar dienstmeisjes uit,
op de hoogste punten der stad moeten ze roepen:
“Wie onervaren is, kome hierheen
en wie geen inzicht heeft, laat hem tot bezinning komen:
Kom en eet van mijn brood,
drink van de wijn, die ik gemengd heb.
Laat uw onnozelheid varen en u zult leven,
bewandel de weg der wijsheid!”

Tweede lezing (Ef. 5, 15-20)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Efeze.
Broeders en zusters,
let dus nauwkeurig op hoe ge u gedraagt:
als verstandige mensen, niet als dwazen.
Benut de gunstige gelegenheid, want de tijden zijn slecht.
Daarom, weest verstandig
maar tracht te begrijpen wat de Heer wil.
Bedwelmt u niet met wijn, wat tot losbandigheid leidt,
maar laat u bezielen door de Geest.
Spreekt elkander toe in psalmen en hymnen en liederen,
ingegeven door de Geest.
Zingt en speelt voor de Heer van ganser harte.
Zegt altijd voor alles dank aan God de Vader
in de Naam van onze Heer Jezus Christus.

Evangelie (Joh. 6, 51-58)
In die tijd zei Jezus tot de menigte:
“Ik ben het levende brood,
dat uit de hemel is neergedaald.
Als iemand van dit brood eet,
zal hij leven in eeuwigheid.
Het brood dat Ik zal geven
is mijn vlees,
ten bate van het leven der wereld.”
De Joden geraakten daarover met elkaar in twist en zeiden:
“Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?”
Jezus sprak daarop tot hen:
“Voorwaar, Ik zeg u,
als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet
en zijn bloed niet drinkt,
hebt gij het leven niet in u.
Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt,
heeft eeuwig leven
en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.
Want mijn vlees is echt voedsel
en mijn bloed echte drank.
Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt,
blijft in Mij in Ik in hem.
Zoals Ik door de Vader die leeft gezonden ben
en leef door de Vader,
zo zal ook hij die Mij eet
leven door Mij.
Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald.
Het is niet zoals bij de vaderen,
die gegeten hebben en niettemin gestorven zijn:
wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.”

vrijdag 17 augustus 2018

Zwoegende zusters aan de appelpluk





Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Hebdomada XIX per annum feria VI Laten wij door de Geest in Christus een nieuwe levensweg bewandelen.




Lectio altera

Ex Sermóne sancti Paciáni epíscopi De baptísmo
(Nn. 5-6: PL 13, 1092-1093)

Tweede lezing

Uit een preek over het Doopsel van de H. Pacianus, bisschop
(Nn. 5-6: PL 13, 1092-1093)

Laten wij door de Geest in Christus een nieuwe levensweg bewandelen

De zonde van Adam was op heel ons geslacht overgegaan. Want, zoals de Apostel zegt: Door één mens is de zonde in de wereld gekomen, en door de zonde de dood; zo is ook de dood over alle mensen gekomen. derhalve is het nodig dat de gerechtigheid van Christus op ons geslacht overgaat. En zoals Adam zijn zonde zij nageslacht in het verderf stortte, zo heeft Christus door zijn gerechtigheid heel zijn geslacht leven gemaakt. Dat zegt de Apostel met nadruk: Zoals door de ongehoorzaamheid van één velen zondaars werden, zo werden door de gehoorzaamheid van één vele gerechtvaardigd. En zoals de zonde heerste tot in de dood, zo moge dan door de gerechtigheid de genade heersen tot het eeuwig leven.

Iemand zal mijn zeggen: ‘De zonde van Adam ging toch terecht over op zijn nakomelingen, omdat dezen uit hem geboren waren. Maar zijn wij soms uit Christus voortgekomen, dat wij om Hem zalig kunnen worden?’ Wilt hier niet te vleselijk denken. Gij zult nu gaan zien, hoe wij uit Christus als stamvader voortkomen. In deze laatste tijden heeft Christus uit Maria met zijn lichaam ook zijn ziel ontvangen; deze ziel kwam Hij zalig maken; deze liet Hij niet in de onderwereld; deze verenigde Hij met zijn geest en maakte haar ook tot de zijne. Dat is de bruiloft van de Heer, in één vlees verenigd, opdat volgens dat grote sacrament twee in één vlees zouden zijn, Christus en de Kerk.

Toen de Geest van de Heer van boven kwam, werd uit dit huwelijk het christenvolk geboren. Terstond daarna werd het wezen van onze zielen overgoten en gedrenkt met een hemels zaad en groeiden wij in het binnenste van onze moeder, dit is de Kerk. Uit haar schoot geboren gaan wij leven in Christus. Vandaar zegt de Apostel: De eerste Adam werd geschapen tot een levende ziel, de laatste Adam tot een levendmakende geest. Zo is Christus vruchtbaar in zijn Kerk door zijn priesters, zoals dezelfde Apostel zegt: In Christus heb ik u voortgebracht. En zo brengt een zaad van Christus, d.i. Gods Geest, door de handen van de priesters een nieuwe mens voort, in de moederschoot verwekt en door de baring van het doopsel geboren, met het geloof als begeleider.
Zo moet Christus dus ontvangen worden om voort te kunnen brengen, want zo zegt het de Apostel Johannes: Aan allen, die Hem ontvingen, gaf Hij het vermogen kinderen van God te worden. Maar dit kan niet anders geschieden dan door het sacrament van het doopsel, van het Chrisma en van de bisschop. Want door de doop worden de zonden afgewassen; door het Chrisma wordt de Heilige Geest uitgestort en beide verkrijgen wij door de hand en de mond van de bisschop. Zo wordt heel de mens in Christus herboren en opnieuw gevormd, opdat, zoals Christus uit de doden herrees, ook wij in nieuwheid van leven zouden wandelen. Dit is opdat wij, na de dwalingen van ons vroeger leven te hebben afgelegd door de Geest een nieuw leven zouden leiden in Christus.


donderdag 16 augustus 2018

Stadsgidsen Gilde Rondje Roermond op de Kerkberg

Vandaag bezocht een groep stadsgidsen van Rondje Roermond de Kerkberg. We hebben hen graag rondgeleid en hopen hen terug te zien!

dinsdag 14 augustus 2018

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Hebdomada XIX per annum feria III Livore eius nos sanati sumus. Door zijn striemen zijn wij genezen.



Lectio altera

Ex Tractátu Theodoréti Cyrénsis epíscopi De incarnatióne Dómini
(N. 28: PG 75, 1467-1470)

Tweede lezing 

Uit het tractaat over de Menswording des Heren door Theodoretus, bisschop van Cyprus
(N. 28: PG 75, 1467-1470)

Door zijn striemen zijn wij genezen

De kwellingen van onze Redder zijn onze geneesmiddelen. Wat de Profeet ons aldus leert: Hij draagt onze zonden en torst onze smarten; maar wij beschouwen Hem als een lijdende, geslagen en vernederd. Om onze zonden wordt Hij verwond, om onze misdaden wordt Hij gebroken; op Hem rust de straf, ons ten heil; door zijn striemen zijn wij genezen. Als schapen doolden wij allen rond. Daarom wordt Hij als schaap naar de slachtbank geleid en verstomt Hij als een lam voor zijn scheerders.

En zoals een herder, die ziet dat al zijn schapen verloren zijn gelopen, één van die schapen met de hand naar een goede weide leidt en aldus de overige schapen op dit voorbeeld tot zich trekt – zo deed ook God, het Woord, toen Hij het menselijk geslacht zag ronddwalen. Hij nam de gedaante van een slaaf aan en verbond zich daarmee, daardoor trok Hij het menselijk geslacht tot Zich en leidde hen, die slecht geweid werden en ten prooi waren aan de wolven, naar goddelijke weiden.

Daarom nam onze Redder onze natuur aan: daarom ook nam Christus, de Heer, het heilzame lijden op Zich; werd Hij aan dood en graf overgeleverd, maar verdreef ermee de oude tirannie. Die aan het bederf waren overgeleverd beloofde Hij de onbederfelijkheid. Want door de verwoeste tempel (van zijn lichaam) te herstellen en weer op te richten toonde Hij ook aan de gestorvenen en aan die in zijn verrijzenis geloofden ware en standvastige beloften. ‘Want zegt Hij, zoals de uit u aangenomen natuur door inwoning van de vereniging met de Godheid de verrijzenis verkreeg en na de bederfelijkheid en het lijden te hebben afgelegd, tot onbederfelijkheid en onsterfelijkheid overging, zó zult ook gij ontslagen worden uit de harde slavernij van de dood en nadat de bederfelijkheid en het lijden zijn afgelegd, met onlijdelijkheid worden bekleed’.

Daarom zond Hij door middel van zijn Apostelen aan alle mensen de gave van het Doopsel. Daarom, zei Hij, gaat en onderwijst alle volken, en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Het Doopsel is een soort aanduiding en afbeelding van de dood des Heren. Want als wij één met Hem worden zijn in de gelijkenis met zijn dood, zullen wij het ook zijn met zijn opstanding, zegt Paulus.


zaterdag 11 augustus 2018

Lezingen H. Mis 19e zondag door het jaar B

Eerste lezing (1 Kon 19, 4-8)
Uit het eerste boek der Koningen.
In die dagen kwam Elia na een tocht van een dag in de woestijn
bij een bremstruik.
Hij zette zich eronder neer
Hij verlangde te sterven en zei:
“Het wordt mij te veel, Heer; laat mij  sterven want ik ben niet beter
dan mijn vaderen".
Daarop ging hij onder de bremstruik liggen en sliep in.
Maar opeens stiet een engel hem aan en zei tot hem:
“Sta op en eet.”
Hij keek op
en daar zag hij aan zijn hoofdeinde
een koek, op gloeiende stenen gebakken,
en een kruik water.
Hij at
en dronk en legde zich weer te ruste.
Maar opnieuw, voor de tweede maal
stiet de engel van de Heer hem aan en zei:
“Sta op en eet; anders gaat de reis uw krachten te boven".
Toen stond hij op, at en dronk
en, gesterkt door het voedsel, liep hij veertig dagen en nachten
tot hij de berg van God, de Horeb bereikte.

Tweede lezing (Ef 4, 30-5, 2)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Efeze.
Broeders en zusters,
wilt Gods heilige Geest niet bedroeven;
gij zijt met zijn zegel gewaarmerkt voor de dag der verlossing.
Wrok, gramschap, toorn, geschreeuw en gevloek,
kortom alle boosaardigheid moet bij u verdwijnen.
Weest goed voor elkaar en hartelijk.
Vergeeft elkaar, zoals God u vergeven heeft in Christus.

Weest navolgers van God,
zoals geliefde kinderen past.
Leidt een leven van liefde naar het voorbeeld van Christus,
die ons heeft bemind en zich voor ons heeft overgeleverd
als offergave en slachtoffer,
God tot een lieflijke geur.

Evangelie (Joh. 6, 41-51)
In die tijd morden de Joden over Jezus,
omdat Hij gezegd had:
Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald,
en zij zeiden:
“Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef,
en kennen wij zijn vader en moeder niet?
Hoe kan Hij dan zeggen:
Ik ben uit de hemel neergedaald?”
Maar Jezus sprak tot hen:
“Mort toch niet onder elkaar.
Niemand kan tot Mij komen
als de Vader die Mij zond hem niet trekt;
en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.
Er staat geschreven bij de profeten:
En allen zullen door God onderricht worden.
Al wie naar de leer van de Vader geluisterd heeft komt tot Mij.
Niet dat iemand de Vader gezien heeft:
alleen Degene die uit God is, heeft de Vader gezien.
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u:
wie gelooft, heeft eeuwig leven.
Ik ben het brood des levens.
Uw vaderen, die het manna hebben gegeten in de woestijn,
zijn niettemin gestorven;
maar dit brood daalt uit de hemel neer
opdat wie er van eet niet sterft.
Ik ben het levende brood
dat uit de hemel is neergedaald.
Als iemand van dit brood eet,
zal hij leven in eeuwigheid.
Het brood dat Ik zal geven,
is mijn vlees,
ten bate van het leven der wereld.”