I n l e i d i n g
We gaan de Goede Week binnen, de Heilige Week - Hebdomada Sancta - volgens de liturgie van de Kerk. De dagen van
deze Heilige Week worden ‘heilig’ genoemd, het zijn immers gezegende dagen
waarin de barmhartigheid van God zich nog meer opent voor de mensen. De Goede
Week vormt het hoogtepunt van de vieringen van heel de liturgische cyclus en
tegelijkertijd is zij de eindstreep waarop heel de praktijk en de beleving van
de veertigdagentijd zich hebben gericht. Als het ware samengebald ontrolt zich deze dagen de
historische heilsgeschiedenis, vooral in de liturgische vieringen, die de
mysteries van lijden, sterven, verlossing en verrijzenis actueel, altijd nieuw
en levendig present stellen en niet louter als herinnering in de geest
oproepen.
De essentie van de Goede Week is haar sacramentele karakter,
culminerend in de Sacramenten van Doopsel en Eucharistie tijdens de Paaswake.
Het is niet ongerijmd dat hier en daar, vooral in de Zuid-Europese landen,
accenten worden gelegd op historische verbeelding en processies. Palmzondag is
het perfecte portaal met de viering van de triomfantelijke intocht van Jezus in
Jeruzalem en van de lijdende Christus in zijn week van lijden en sterven.
Op de dagen tussen Palmzondag en Witte Donderdag klinkt
reeds de droeve toon van de tragedie die nadert en van de dood die op handen
is. De zalving van Jezus (maandag), de overlevering (dinsdag) en het verraad
van Judas (woensdag) voeren ten volle naar het “Triduum Sacrum” waarvan elke
viering een eigen intense onderdompeling in het Paasmysterie van onze
verlossing betekent.
Het Paastriduum (triduum van [spatium] tijdsruimte van trium dierum) - de laatste drie dagen
vóór Pasen) omvatte vroeger verplichte liturgische dagen waarop de mensen,
vrijgesteld van slafelijk werk aan de liturgische vieringen die toen ’s morgens
werden gehouden, konden deelnemen. In de 17e eeuw verviel deze verplichting onder
invloed van de veranderende maatschappelijke en religieuze omstandigheden. Dit
bracht mee dat de gelovigen het zicht op deze mooie liturgische plechtigheden
verloren en deze over het algemeen nog slechts bekend waren bij priesters en
religieuzen in de kloosters.
In 1951 begon paus Pius XII,
teneinde een grotere bekendheid te geven aan Het Paastriduum, met de
restauratie van de liturgische plechtigheden en verordende dat de Paasvigilie
in de avond diende te worden gevierd. In 1953 volgde de permissie dat op
sommige dagen de H. Mis ‘avonds kon worden gevierd. Een nieuwe Ordo voor de
Goede Week verscheen in 1955 en werd praktisch ingevoerd op 25 maart 1956. Toen
kreeg ook de Zondag van de Goede Week de naam van “Tweede Passiezondag”, of
Palmzondag. Van het koorgebed dienden Metten en Lauden (De zogenaamde “Tenebræ”
– “Donkere Metten” ‘s morgens worden gezongen. De H. Mis van Witte Donderdag
mocht niet eerder worden gevierd dan vanaf 17.00u en niet later dan 20.00u. Het
argument was de deelname van de gelovigen aan al deze belangrijke liturgische
vieringen te vergemakkelijken.
De voornaamste ceremonies van de
Mis van Palmzondag zijn de wijding van de palmtakken (of olijftakken op andere
plaatsen in de wereld, zoals in Rome) en een processie rond de kerk met
plechtige intrede in de kerk. In het huidige Missale Romanum roept een
interessante rubriek aangaande de processie de oude christelijke tijden op:
“Op een
geschikte tijd komt men bijeen (vindt de “collecte” = verzameling plaats (fit
collecta) in een bijkerk, kapel of op een andere geschikte plaats buiten de
kerk waar men in processie naar toe zal gaan.”
Hier is ons woord “collecta” gebruikt als term voor een
verzameling van mensen.
De
rubrieken zijn dus nuttig om het begrip “actieve deelname” te begrijpen:
“De priester richt zich tot de gelovigen om de betekenis van
het feest uit te leggen waarmee de gelovigen worden uitgenodigd tot actieve en
bewuste deelname (actuose et conscie
participandam) aan de viering van deze dag”.
De woorden actief en bewust zijn
zeer belangrijk. Wanneer het Tweede Vaticaanse Concilie de term actuosa participatio of “actieve deelname gebruikt, bedoelde het
voornamelijk inwendige deelname, de betrokkenheid van verstand, hart en wil. De
concilievaders doelden niet primair op uitwendige deelname. Uitwendige deelname
is immers het natuurlijke effect van inwendige deelname: wij proberen uitwendig
uit te drukken wat wij inwendig ervaren. Hoewel de twee bewegingen elkaar
beïnvloeden, heeft inwendige participatie logischerwijs prioriteit omdat deze
verreweg belangrijker is.
Wanneer de priester bij het altaar
is aangekomen bewierookt hij het en zegt onmiddellijk ter afsluiting van de
processie het collectegebed.
T e k s t
Missale Romanum 1970
Omnipotens sempiterne Deus,
qui humano
generi, ad imitandum humilitatis exemplum, Salvatorem nostrum carnem sumere, et
crucem subire fecisti,
concede propitius,
ut et patientiæ ipsius habere documenta et resurrectionis
consortia mereamur.
Altaarmissaal
Nederlandse Kerkprovincie 1979
Almachtige eeuwige God,
om aan de mensen een voorbeeld te geven van nederigheid hebt
Gij gewild dat onze Verlosser mens werd zoals wij en de dood onderging aan het
kruis.
Geef dat wij ter harte nemen wat zijn lijden ons te zeggen
heeft en deel hebben aan zijn verrijzenis.
Werkvertaling
Almachtige eeuwige God,
[Gij] die ten behoeve van het menselijk geslacht onze
Zaligmaker het vlees hebt laten aannemen en het kruis op Zich nemen, ter
navolging van [Zijn] voorbeeld van nederigheid,
Verleen, genadig als Gij zijt,
dat wij zowel de voorbeelden van juist dat lijdzaam dulden
als ook het deelgenootschap aan [Zijn] verrijzenis verdienen te bezitten.
L i t u r g
i s c h e a n t e c e d e n t e n
Bovenstaand collectegebed was opgenomen in oudere uitgaven
van het Missale Romanum en daarvóór in het Sacramentarium Gelasianum (Vat. Reg.
lat. 316 f. 329), 1e helft achtste eeuw. In het Gelasianum staat een extra
dienstig et: Salvatorem nostrum et carnem sumere, et crucem subire. Wonderlijke
alliteratie! De uitgever van het Gelasianum laat een komma achterwege, waardoor
het fragment: qui humano generi ad imitandum… begrijpelijker wordt. Mogelijk
heeft de tekst een vleugje van Sint Augustinus’ invloed meegekregen. In Brief
194.3 van Sint Augustinus komen de begrippen humilitatis en exemplum in een nauwe
verbinding met documentum voor en in zijn Commentaar op Psalm 29 en 2.7 (Enarr.
29;2.7) staan de begrippen documentum en patientiæ in de nabijheid van exemplum.
In de context van het Lijden zegt Augustinus: “Om die reden stond de Heer zelf,
Rechter over levenden en doden, voor een menselijke rechter (Pilatus), om ons
een uitgesproken les van nederigheid en geduld te geven (humilitatis et
patientiæ documentum), niet als was Hij verslagen, maar om de soldaat een
voorbeeld te geven hoe te strijden (pugnandi exemplum): …”
Afgezien van het collectegebed van de 1e zondag
van de Vasten hebben alle collectegebeden van de Vastenzondagen in het herziene
missaal van 1970 qui-zinnen en de
collecta van de 3e zondag van de Vasten in hetzelfde missaal heeft
hetzelfde aantal woorden als de collecta van Palmzondag (31).
S t r u c t u u r a n a l y s e
1.Omnipotens
sempiterne Deus,
2.qui
humano generi, ad imitandum humilitatis exemplum, Salvatorem nostrum carnem
sumere, et crucem subire fecisti,
3.concede propitius,
4.ut et patientiæ ipsius habere documenta et resurrectionis
consortia mereamur.
Ad 1
De oratie opent met een drievoudige anaklese waarbij in de
gebruikte adiectieva voor God zijn almacht en eeuwigheid worden uitgedrukt.
Ad 2
Relatieve bijzin (r.2) die ongewoon uitvoerig is en die een
goddelijke heilsdaad uitdrukt die voorvloeit uit zijn almacht. De terminologie
vat de hymne samen van Paulus’ Brief aan
de Filippenzen 2,5-9.
De relatieve bijzin is complex en bevat de bijwoordelijke
bepaling ad imitandum humilitatis exemplum; ad imitandum: een
gerundium-constructie van het deponente verbum imitari en kan hier gezien het
voorzetsel ad als een zelfstandig naamwoord worden vertaald: ter
navolging van.. Humilitatis exemplum: kan worden gelezen als
object van ad imitandum; humilitatis is een bijvoeglijke bepaling in de genitivusvorm
die het substantivum exemplum nader preciseert (genitivus explicativus). In
deze bijzin wordt het doel verwoord van de heilsdaad van r.2.
De relatieve bijzin bevat vervolgens twee infinitivusvormen sumere
en subire, beide geregeerd door het predicaat fecisti; met de
accusativusvorm Salvatorem nostrum vormen deze een dubbele a.c.i.-constructie
(accusativus cum infinitivo).
Het subject van de goddelijke heilsdaad is “onze Verlosser”
die ons het eerste voorbeeld van nederigheid heeft gegeven door Mens te worden
en het tweede in het ondergaan van de onuitsprekelijk schandelijke dood aan het
kruis – iets waartoe een Romeins burger nooit werd veroordeeld. Dit zijn
feitelijke gebeurtenissen uitgedrukt in de indicativus-modus van het verbum
fecisti (perfectumvorm van het verbum facere; doen, bewerkstelligen)
De prominente positie van de bijwoordelijke bepaling humano
generi (congruerende adiectivus- en
substantivusvormen in de dativus van voordeel, dativus commodi, accentueert
twee feiten: 1. ten behoeve van het menselijk geslacht heeft de almachtige God
onze Verlosser Mens laten worden en 2. de mensen moeten met de genade meewerken
om in de vruchten van de verlossing te kunnen delen.
Ad
3 concede, verleen, schenk, sta…toe: gezegde in de imperativus,
gebiedende wijs, gemilderd door de bijwoordelijke bepaling propitius, genadig,
goedgunstig, genegen, in uw goedheid.
Ad
4
Finale/doelaanwijzende
of consecutieve/gevolghebbende bijzin, klasssiek ingeleid door het voegwoord ut
dat de coniunctivus van het gezegde mereamur oproept (wenskarakter):
opdat/zodat wij [mogen] verdienen. Mereamur: 1e pers. meervoud van
het deponens (werkwoord in het passivum met actieve betekenis) wordt gevolgd
door de infinitivusvorm habere. Dit verbum heeft uitgebreide
betekenissen. De gewone betekenis is “hebben”, maar dit werkwoord duidt ook
concepten aan als “houden, vasthouden, vastpakken, aanzien voor, beschouwen,
houden voor” alsook “een bepaalde gesteltenis, gewoonte, bijzonderheid of
karakteristiek bezittend”. Habere
heeft feitelijk hier een dubbele functie met twee objecten, documenta en consortia hetgeen in de Nederlandse versie van het collectegebed
niet wordt gepreciseerd. Meer letterlijk zou de vertaling kunnen luiden: (…)
verleen in Uw goedheid dat wij waardig mogen zijn zowel de lessen van zijn
geduld te ontvangen alsook deel te hebben aan Zijn verrijzenis. Het delen in de
Verrijzenis van Christus is het uiteindelijke doel van de lessen van Christus’ patientia.
Patientiæ ipsius: twee bijwoordelijke
bepalingen waardoor het eerste object documenta nader wordt omschreven:
genitivus explicativus. De bijvoeglijke
bepaling resurrectionis bij het tweede object, de accusativusvorm consortia,
is eveneens een genitivus explicativus.
De et..et constructie somt twee elementen op
die niet aan elkaar ondergeschikt zijn, grammaticaal tenminste niet.
V o c a b u
l a r i u m
De vocabulaire van het collectegebed van vandaag is nogal complex.
We kunnen slechts enkele begrippen aanstippen.
De collecte geeft twee woorden voor “voorbeeld”: exemplum… documenta. Deze woorden komen beide voor in talloze klassieke en
patristische teksten. Onze nuttige toeverlaat Lewis & Short Dictionary meldt
ons dat het substantief exemplum betekent:
“voorbeeld ter navolging, monster, staal, proef(stuk), specimen, model,
maatstaf, origineel, exempel” (letterlijk: van eximo, van emo: iets dat
uit een menigte andere dingen van dezelfde soort is uitgekozen). Exemplum is een term uit de klassieke
rhetorica, een begrip dat in de ontwikkeling van de christelijke doctrine
gedurende het eerste millennium schering en inslag was.
Voor de kerkvaders, allen goed
getraind in de rhetorica – hoe welkom is deze vaardigheid vandaag de dag niet !
– duidde exemplum op een reeks van
begrippen inclusief de mens als beeld van God, Christus als Leraar, en de
inhoud van goddelijk geïnspireerde verkondiging. In de Griekse en
Romeinse rhetorica en filosofie, kon een exemplum
auctoritas, “autoriteit” hebben: de overtuigende kracht van een argument.
Wanneer we de collecta van vandaag beluisteren met klassieke oren, is exemplum niet slechts een “voorbeeld”
dat navolgenswaardig is, maar het wijst op een gebeurtenis in het verleden met
zo’n grote gezaghebbende kracht dat degene die deze navolgt, transformeert. In
het collectegebed horen we spreken over humilitatis
exemplum, het gezagvolle model van nederigheid dat Christus is – Christus
in actie, of beter Christus in zijn Passie, die omwille van ons Zijn lijden op
Zich neemt. Het concept imitandum
is krachtig en nadrukkelijk, het breidt het begrip exemplum uit en versterkt het.
Dit wordt het fundamentele en
gezaghebbend patroon van de christelijke ervaring: zelf-ontlediging in de
Menswording en in de Passie die voert tot de Verrijzenis. Het begrip exemplum wordt later nog meer uitgebreid
in de oratie met documenta. Documentum is dus een model voor
navolging zoals exemplum maar heeft
ook in sommige contexten de betekenis van “een proef”, dat is een concrete
demonstratie dat hetgeen wordt beweerd waar is: een evidentie.
In dit geval is het een paradigma
waarnaar wij ons eigen leven moeten vormen en modelleren. Maar dit patroon of
model bezit zelf actueel de kracht om ons te modelleren. Christus
transformeert, herschept ons, gedoopten, die zijn geschapen naar Zijn beeld en
gelijkenis, naar zijn volmaakt exemplum en die Zijn exempla en documenta
navolgen, Zijn woorden en daden.
Consortium (van con-sors… hetzelfde lot/doel, dezelfde bestemming
met iets of iemand anders delend) betekent in klassieke zin “gemeenschap van
goederen” en “gemeenschap, gezelschap, deelgenootschap”.
Patientia komt van patior,
passum sum, “verdragen, ondergaan, lijden, verduren, dulden, gedogen”, en
bevat alle connotaties alsook de betekenis van “geduld”. Hiervan is het woord passie
afgeleid.
De ‘documenta’ werden eeuwen
geleden aan de wereld gegeven, toen onze Heer leed en stierf op het kruis;
bijgevolg hoeven we vandaag niet te bidden om te verkrijgen wat we reeds bezitten. Zo kan ‘Et patientiæ ipsius
habere ducumenta’ dienen als achtergrond of contrast met betrekking tot het
tweede zinsdeel ‘et resurrectionis ipsius habere consortia mereamur’. We vragen
dat ‘we mogen verdienen deel te hebben aan Zijn verrijzenis’ zoals wij de lessen van Zijn geduld bezitten’,
of anders gezegd ‘dat wij mogen verdienen de leesen van Zijn geduld zo te bezitten als deel te mogen hebben aan Zijn Verrijzenis.
Merk tenslotte op dat nostrum hoort bij Salvatorem en niet bij carnem:
caro, carnis is vrouwelijk en de vorm
had dan moeten zijn nostram carnem.
In de volheid van de tijd heeft de
Tweede Persoon van de H. Drieëenheid, God de Zoon, het eeuwige Woord, door Wie
al het zichtbare en onzichtbare is gemaakt, door de wil van de Vader Zichzelf
ontledigd van Zijn heerlijkheid en onze menselijke natuur aangenomen in een onverkorte
vereniging met Zijn eigen Godheid. Hij kwam naar ons, zondaars, om ons te
verlossen van onze zonden en ons duidelijk te maken wie wij zijn (cf Gaudium et spes 22). Deze reddende
zending begon met zelfontlediging (in het Grieks: kenosis).
Probeer een ogenblik de
nederigheid van de Verlosser te doorgronden, die Zichzelf ontledigt van Zijn
goddelijke majesteit, en Zich onderwerpt aan Zijn nederig en verborgen leven
vóór zijn openbaar dienstwerk. Toen de tijd van Zijn leven en van Zijn zending
voltooid waren, gaf Hij Zichzelf opnieuw over, ontledigde Hij zich opnieuw tot
het uit handen geven van Zijn eigen leven toe. Elk moment van Jezus’ aardse
leven, elk woord en elke daad, zijn doortrokken van nederigheid. Dit is ons
volmaakt voorbeeld ter navolging, een voorbeeld zo volmaakt dat het de kracht
heeft ons te transformeren.
Op de 2e zondag van de
Vasten presenteert de Kerk ons in het Evangelie de Gedaanteverandering van de
Heer Christus Jezus waarin we Christus niet alleen zien in zijn verheerlijkte
staat maar ook de toekomst waartoe we zijn geroepen. Vandaag, vol ijver en zorg
dat de les van de Goede Week niet te moeilijk moge zijn herinnert zij ons
opnieuw aan de zege van de Verrijzenis.
Kom, nu de Goede Week begint en het Triduum Sacrum wordt gevierd, met nederige zelfontlediging naar de
heilzame sacramenten. Maak plaats voor Christus.
Onder dank gedeeltelijk geput
uit F. John Zuhlsdorf WDTPRS, J.Pascher, Die Orationen des Missale Romanum
Papst Paul VI. en L.Pristas, The Collects of the Roman Missals