Tilman Riemenschneider ca 1460 –
1531, Moeder van Smarten
Reminiscere
miserationum tuarum, Domine,
et
famulos tuos æterna protectione sanctifica,
pro
quibus Christus, Filius tuus, per suum cruorem instituit paschale mysterium.
Gedenk,
Heer, wat Gij gedaan hebt in uw barmhartigheid.
Blijf
uw zegen en bescherming verlenen aan uw dienaren
voor
wie Christus, uw Zoon, met zijn bloed het Paasfeest heeft ingewijd.
Het
collectagebed is afkomstig uit het Sacramentarium
Gelasianum Vetus (Vat. Reg. lat.
316), 1e helft achtste eeuw, f. 335. Ed. Mohlberg, 1960. Sinds de
achtste eeuw werd dit collectagebed, dat zijn plaats had op maandag en dinsdag
in de Goede Week, middels een twintigtal codices, verspreid over het vasteland
van Europa en de Angelsaksische eilanden, en daar in gebruik in de kathedralen,
kapittel- en kloosterkerken.
(Corpus
Orationum, tomus CVIII, R-S, Turnhout 1996, oratio nr. 5028)
Het
vertrouwen van de biddende Kerk is groot. Want Christus heeft voor haar en voor
alle (individuele) gelovigen door het vergieten van zijn Bloed het Paasmysterie
ingewijd. Heeft Hij het slechts door zijn (Lichaam en) Bloed bewerkt en niet óók
door de Verrijzenis? Dat in deze oratie
slechts het Bloed wordt genoemd, heeft zijn betekenis voor de natuur van het
mysterie. De Kruisdood van Christus is een offerhandeling, waarvoor het
vergieten van het bloed karakteristiek is. Natuurlijk behoort ook de
Verrijzenis tot het Paasmysterie zoals bovengenoemde antifoon vervolgt: “et
sanctam resurrectionem ruam laudamus et glorificamus: ecce enim propter lignum
venit gaudium in universo mundo” en wij zingen de lof van uw heilige
verrijzenis: want zie, door het Kruis kwam er vreugde in heel de schepping.
Maar
ook de Verrijzenis komt als consequentie van het heil dat het Offer van de Heer
heeft bewerkt, van
Hem, die “dit alles moest lijden om zo in zijn heerlijkheid binnen te gaan” (Lc
24,26). Wij zijn door zijn Dood en Verrijzenis verlost, waarbij laatstgenoemde
heilsdaad in de Offerdood gefundeerd is. Zo heeft het Paasmysterie beide polen,
maar de tweede komt voort uit de eerste. In zoverre is dus het uit twee polen
bestaande mysterie door het Bloed van Jezus Christus ingezet.
Quis
non posset contristari,
Christi
Matrem contemplari
dolentem
cum Filio?
Wie
wordt niet door leed gegrepen,
als
hij schouwt op Christus’ Moeder
in
haar leed om deze Zoon?
Eia,
Mater, fons amoris,,
me
sentire vim doloris,
fac
ut tecum lugeam.
Geef,
o Moeder, bron van liefde,
dat
ik lijd wat U doorgriefde,
geef
mij dat ik met U klaag.