zaterdag 16 april 2022

De vrouwen op weg naar het Graf “Koopt uw specerijen om Jezus te balsemen”



Zie, Christus in het graf is het zinnebeeld van het geloof. Gestorven in de ziel. Wat moeten wij daarmee doen? Wat deden die heilige vrouwen, die als enigen van al de zijnen Hem een grotere liefde toedroegen? “Zij kochten specerijen om Jezus te gaan balsemen”. Was het om Hem weer op te wekken? Ook wij weten, broeders, dat het opwekken niet in onze macht ligt; óns valt slechts het balsemen ten deel. Waarom dat? Opdat degene die gestorven is, niet kwalijk rieke, opdat de reuk van de dood niet tot anderen doordringe, opdat hij niet uiteen valle en geheel tot ontbinding overgaat.

Laten daarom de drie vrouwen, te weten het verstand, de tong en de hand, haar specerijen kopen; wantt naar mijn mening ontving Petrus aangaande deze drie het gebod de kudde van de Heer te weiden.

“Weid”, zo zei Hij, “met uw ziel, weid met uw tong, weid met uw werken; weid met het gebed van uw ziel, met de aansporing van het woord, met het tonen van uw voorbeeld”. Laat de ziel dus haar specerijen zoeken, vóór alles een gevoel van medelijden; vervolgens ijver voor de deugd en daarbij mag ze de geest van onderscheiding niet terzijde stellen.

Zo heeft ook de tong drie specerijen: bescheidenheid in het berispen, overvloed bij het gebed, goede uitslag bij het overtuigen. Wilt ge deze specerijen hebben? Koop ze van de Heer, uw God, koop ze, zeg ik, zonder prijs, opdat ge iets mag verkrijgen en niets verliezen. Koop van de  Heer gematigdheid bij het terechtwijzen, omdat het volstrekt een groot goed is en de beste gave, die slechts weinigen bezitten; ; “want”, zo zegt de heilige Jacobus, “de tong kan niemand bedwingen”.
Koop deze gave dus met de munt van uw schuldbelijdenis, opdat ge eerst uw zonden moogt belijden, voordat ge het onderneemt anderen van zonden te reinigen.

Ook de hand moet haar specerijen bereiden, opdat de wijze ons niet bespotte als een luiaard, voor wie het arbeid is de hand naar de mond te brengen, en opdat hij, die men berispt, niet zou zeggen: “Gij, die een ander onderwijst, onderwijst u zelf niet, want gij bindt zware  en ondraaglijke lasten bijeen en legt ze de mensen op de schouders, terwijl gij ze zelf nog niet met uw vinger wilt aanraken.”
Ik zeg u dat het voorbeeld van ons werk een levende en krachtdadige prediking is, die anderen gemakkelijk overtuigt van hetgeen wij bedoelen, en tevens bewijst dat hetgeen wij anderen aanraden uitvoerbaar is.

Daarom is het noodzakelijk dat ook de hand haar specerijen vindt, namelijk onthouding in het vlees, barmhartigheid jegens onze naaste, lijdzaamheid bij vroomheid.

(Uit  Hom. II op de Verrijzenis van de Heer
S. Bernardi Claravallensis Abb. Primi, Opera, II, 330 sqq., nn. 2-3.7-9, Parijs 1668)