woensdag 27 april 2022

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada II Paschæ feria IV Christus vivens in sua Ecclesia Christus levend in Zijn Kerk


Ad Officium lectionis



Lectio altera

Ex Sermónibus sancti Leónis Magni papæ
 (Sermo 12, De Passione, 3. 6-7: PL 54, 355-357)

Tweede lezing

Uit de preken van de heilige paus Leo de Grote
(Sermo 12, De Passione, 3. 6-7: PL 54, 355-357)

Christus levend in zijn Kerk

Er is geen twijfel aan, zeer geliefden, dat de menselijke natuur door de Zoon Gods in zulk een vereniging met Hem is opgenomen, dat niet alleen in die Mens, die de eerstgeborene is van heel de schepping, maar ook in al zijn heiligen de ene en dezelfde Christus aanwezig is. Zoals het hoofd niet van de leden gescheiden kan worden, zo kunnen dat ook niet de leden van het hoofd.

Want hoewel Christus niet van dit leven is, maar van het eeuwige, zodat God alles in allen is, toch is Hij de ene onverdeelde bewoner van zijn tempel, de Kerk, volgens zijn eigen belofte: Zie, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld.

Alles dus, wat de Zoon Gods tot verzoening van de wereld heeft gedaan en geleerd, kennen wij niet alleen uit de geschiedenis van het verleden, maar beleven we ook door de kracht van de werken in onze tijd.

Hij is het, die, door de Heilioge Geest uit de Moeder en Maagd geboren nu nog zijn onbesmette Kerk door dezelfde Heilige Geest vruchtbaar maakt, zodat door de geboorte bij het doopsel er een ontelbaar aantal kinderen Gods wordt voortgebracht, van wie gezegd wordt: Die noch uit bloed, noch uit begeerte van het vlees noch uit de wil van een man, maar uit God geboren zijn.

Hij is het, in Wie het zaad van Abraham gezegend wordt door de aanneming van geheel de wereld; en zo wordt de patriarch de vader der volkeren, omdat zijn kinderen van de belofte uit het geloof, niet uit het vlees geboren worden.

Hij is het, die, geen enkel volk uitsluitend, van ieder volk onder de hemel en kudde maakt van heilige schapen, en dagelijks zijn belofte in vervulling doet gaan: Ik heb nog andere schapen, die niet uit deze schaapstal zijn. Ook die moet ik leiden en zij zullen naar mijn stem luisteren, en het zal worden: één kudde, één herder.

Want hoewel Hij in het bijzonder tot de H. Petrus zegt: Weid mijn schapen, wordt toch de zorg zelf van alle herders door één Heer bestuurd, en als zij naar de rots komen, voedt hij hen met zulke welige en goed-besproeide weiden, dat ontelbare schapen, gesterkt door de weelde van zijn liefde – zoals de goede Herder zich gewaardigde zijn leven te geven voor leven te geven voor zijn schapen – zó ook dezen niet aarzelen hun leven te geven voor de Naam van hun Herder.
Hij is het, met Wie niet alleen de glorieuze kracht van de martelaren meelijdt, maar ook het geloof van allen, die herboren worden in de wedergeboorte zelf meelijdt.

Dit is het waardoor het Pascha van de Heer met ongedesemde broden van oprechtheid en waarheid wettig wordt gevierd, terwijl, als het zuurdeeg van de vroegere boosheid is weggeworpen, het nieuwe schepsel dronken wordt van de Heer zelf en met Hem gevoed wordt.

Want de deelname aan het Lichaam en Bloed van Christus bewerkt niets minder,  dan dat wij overgaan in hetgeen wij nuttigen, en dat wij bij alles zowel in de geest als in het vlees Hem dragen, in Wie wij medegestorven, medebegraven en medeverrezen zijn.