zondag 24 april 2022

12 april 2021 Preek Pastoor J. L’Ortye op het Titelfeest van het H. Graf - Iedere keer weer opnieuw de vrouwen.

 



Iedere keer weer opnieuw de vrouwen. Met Pasen treden ze duidelijker dan ooit voor het Evangelische voetlicht. Vrouwen die als eersten weer bij het graf zijn dat ze vlak voor het aanbreken van de sabbat hebben verlaten en op Paasmorgen ontdekken dat Jezus er niet meer is. Vandaag worden ze zelfs met name genoemd. “Het waren Maria Magdalena, Johanna en Maria, de moeder van Jacobus”. En dat waren ze nog niet eens allemaal. Want de evangelist heeft het ook nog over andere vrouwen die er bij waren. Met die Johanna zal waarschijnlijk wel Johanna de vrouw van Herodes’ rentmeester Chusas bedoeld worden, die met Maria Magdalena en Susanna en nog andere vrouwen uit eigen middelen voor Jezus en zijn leerlingen zorgden (Luc 8,3). Maria, de moeder van Jacobus (vgl. ook Mt 27,56; Mc 15,40), zou wel eens identiek kunnen zijn met de vrouw van Klopas (Joh 19,25). De evangelist Marcus heeft het in dit verband ook nog over Salomé (Mc 16,1), die door sommigen geïdentificeerd wordt met de moeder van de zonen van Zebedeüs.

Hoe dan ook: het is toch wel frappant welke grote rol de evangelisten aan de vrouwen toebedelen, zeker als het om zoiets groots en belangrijks gaat als de verrijzenis. Nog frappanter is dat Jezus’ eigen moeder daarbij niet vermeld wordt. Toch wil de kerkelijke traditie dat Jezus op paasmorgen het eerst aan zijn moeder verscheen. Dat wordt tenminste door Johannes Chrysostomus en door vele anderen na hem beweerd. De evangeliën zeggen er in ieder geval niets over. Maar het zegt wel wat over het geloof van Maria. De Zwitserse arts en mystica Adrienne von Speyr (1902-1967) omschrijft de ontmoeting van Jezus en zijn moeder op Paasmorgen als volgt: “Op Paasmorgen is Maria alleen maar open verwachting, zoals bij de verschijning van de engel. Zij verwacht geen bepaalde verschijning, maar haar geloof is zo open dat elke verschijning kan binnentreden. En daar staat haar Zoon reeds in de heerlijkheid Gods voor haar en vervult de ruimte van haar geloof met de volheid die alle vermogens te boven gaat. Hij vervult niet alleen een leegte die aanwezig is, Hij overlaadt haar in een hoge mate, zoals de godheid elke verwachting van mensen overspoelt. Haar eerste ja tegen de engel, haar eerste vreugde van de ontvangenis, haar eerste jubel in het Magnificat zijn als een klein menselijk begin, vergeleken met de storm van het paasjawoord en het vuur van het nieuwe Magnificat” (Dienstmaagd des Heren, blz.152).

Maria, die als eerste de Verrezene mocht ontmoeten, überhaupt vrouwen die als eersten van de verrijzenis vernemen. Dat moet toch iets betekenen. Zeker voor toenmalige begrippen iets ongehoords. Juist omdat het vrouwen waren die de apostelen kwamen melden wat de engel gezegd had, werden ze niet geloofd en het verhaal als beuzelpraat afgedaan. Toch lijken het me juist de vrouwen te zijn die in navolging van Maria ontvankelijker zijn voor wat God bereid heeft voor die Hem liefhebben: namelijk wat geen oog ooit gezien en geen oor ooit gehoord heeft en geen mens zich kan voorstellen (1 Kor 2,9). Voor menigeen die vindt dat de vrouwen in en door de Kerk toch slecht bedeeld zijn kan en mag het in ieder geval een opsteker zijn. Niemand minder dan de H. Thomas van Aquino durft Maria Magdalena zelfs ‘apostel der apostelen’ te noemen. Over de persoon van Maria Magdalena zijn in de loop der tijden boekenkasten vol geschreven, maar die titel ‘apostel der apostelen’ zegt toch iets over haar bijzondere betekenis voor de Kerk. Namelijk dat alles staat of valt met het geloof dat God vele malen groter is dan ons voorstellingsvermogen; dat zijn gaven vele malen groter zijn dan ons bevattingsvermogen. Vrouwen zijn daar blijkbaar ontvankelijker voor dan mannen en het is God die daar klaarblijkelijk gebruik van maakt, door niet alleen de Blijde boodschap van zijn Menswording, maar ook die van zijn Verrijzenis als eersten aan vrouwen toe te vertrouwen.

Aan ons de taak (of is het een kunst, misschien wel een gave?) ons voor die Blijde boodschap te openen. Opdat die Blijde Boodschap niet alleen het aanschijn van ons leven, maar ook het leven in deze wereld kan vernieuwen. Te weten dat de dood niet het laatste woord heeft, maar het leven, een leven sterker dan de dood: die Blijde Boodschap kan toch alleen maar dan goed doen, ook, ja juist in deze coronatijd waarin mensen alleen nog maar lijken uit lijken zien naar versoepeling van de coronamaatregelen, terwijl er toch zoveel meer en fundamentelers is dat ons leven bedreigt.

Christus heeft de dood overwonnen. Dat is de Blijde Boodschap waarin wij ons kunnen en mogen optrekken.