Iedere
keer weer opnieuw de vrouwen. Met Pasen treden ze duidelijker dan ooit voor het
Evangelische voetlicht. Vrouwen die als eersten weer bij het graf zijn dat ze
vlak voor het aanbreken van de sabbat hebben verlaten en op Paasmorgen
ontdekken dat Jezus er niet meer is. Vandaag worden ze zelfs met name genoemd.
“Het waren Maria Magdalena, Johanna en Maria, de moeder van Jacobus”. En dat
waren ze nog niet eens allemaal. Want de evangelist heeft het ook nog over
andere vrouwen die er bij waren. Met die Johanna zal waarschijnlijk wel Johanna
de vrouw van Herodes’ rentmeester Chusas bedoeld worden, die met Maria
Magdalena en Susanna en nog andere vrouwen uit eigen middelen voor Jezus en
zijn leerlingen zorgden (Luc 8,3). Maria, de moeder van Jacobus (vgl. ook Mt
27,56; Mc 15,40), zou wel eens identiek kunnen zijn met de vrouw van Klopas
(Joh 19,25). De evangelist Marcus heeft het in dit verband ook nog over Salomé
(Mc 16,1), die door sommigen geïdentificeerd
wordt met de moeder van de zonen van Zebedeüs.
Hoe
dan ook: het is toch wel frappant welke grote rol de evangelisten aan de
vrouwen toebedelen, zeker als het om zoiets groots en belangrijks gaat als de
verrijzenis. Nog frappanter is dat Jezus’ eigen moeder daarbij niet vermeld
wordt. Toch wil de kerkelijke traditie dat Jezus op paasmorgen het eerst aan
zijn moeder verscheen. Dat wordt tenminste door Johannes Chrysostomus en door
vele anderen na hem beweerd. De evangeliën zeggen er in ieder geval niets over.
Maar het zegt wel wat over het geloof van Maria. De Zwitserse arts en mystica
Adrienne von Speyr (1902-1967) omschrijft de ontmoeting van Jezus en zijn
moeder op Paasmorgen als volgt: “Op Paasmorgen is Maria alleen maar open verwachting,
zoals bij de verschijning van de engel. Zij verwacht geen bepaalde
verschijning, maar haar geloof is zo open dat elke verschijning kan
binnentreden. En daar staat haar Zoon reeds in de heerlijkheid Gods voor haar
en vervult de ruimte van haar geloof met de volheid die alle vermogens te boven
gaat. Hij vervult niet alleen een leegte die aanwezig is, Hij overlaadt haar in
een hoge mate, zoals de godheid elke verwachting van mensen overspoelt. Haar
eerste ja tegen de engel, haar eerste vreugde van de ontvangenis, haar eerste
jubel in het Magnificat zijn als een klein menselijk begin, vergeleken met de
storm van het paasjawoord en het vuur van het nieuwe Magnificat”
(Dienstmaagd des Heren, blz.152).
Maria,
die als eerste de Verrezene mocht ontmoeten, überhaupt vrouwen die als eersten
van de verrijzenis vernemen. Dat moet toch iets betekenen. Zeker voor toenmalige begrippen
iets ongehoords. Juist omdat het vrouwen waren die de apostelen kwamen melden
wat de engel gezegd had, werden ze niet geloofd en het verhaal als beuzelpraat
afgedaan. Toch lijken het me juist de vrouwen te zijn die in navolging van
Maria ontvankelijker zijn voor wat God bereid heeft voor die Hem liefhebben:
namelijk wat geen oog ooit gezien en geen oor ooit gehoord heeft en geen mens
zich kan voorstellen (1 Kor 2,9). Voor menigeen die vindt dat de vrouwen in en
door de Kerk toch slecht bedeeld zijn kan en mag het in ieder geval een
opsteker zijn. Niemand minder dan de H. Thomas van Aquino durft Maria Magdalena
zelfs ‘apostel der apostelen’ te noemen. Over de persoon van Maria Magdalena
zijn in de loop der tijden boekenkasten vol geschreven, maar die titel ‘apostel
der apostelen’ zegt toch iets over haar bijzondere betekenis voor de Kerk.
Namelijk dat alles staat of valt met het geloof dat God vele malen groter is
dan ons voorstellingsvermogen; dat zijn gaven vele malen groter zijn dan ons
bevattingsvermogen. Vrouwen zijn daar blijkbaar ontvankelijker voor dan mannen
en het is God die daar klaarblijkelijk gebruik van maakt, door niet alleen de
Blijde boodschap van zijn Menswording, maar ook die van zijn Verrijzenis als
eersten aan vrouwen toe te vertrouwen.
Aan ons de taak (of is
het een kunst, misschien wel een gave?) ons voor die Blijde boodschap te
openen. Opdat die Blijde Boodschap niet alleen het aanschijn van ons leven,
maar ook het leven in deze wereld kan vernieuwen. Te weten dat de dood niet het
laatste woord heeft, maar het leven, een leven sterker dan de dood: die Blijde
Boodschap kan toch alleen maar dan goed doen, ook, ja juist in deze coronatijd
waarin mensen alleen nog maar lijken uit lijken zien naar versoepeling van de
coronamaatregelen, terwijl er toch zoveel meer en fundamentelers is dat ons
leven bedreigt.
Christus heeft de dood
overwonnen. Dat is de Blijde Boodschap waarin wij ons kunnen en mogen
optrekken.