woensdag 27 april 2022

Salvator Mundi In de iconografie - Redder van de wereld en Heerser over de kosmos

Half november 2017 werd op een Amerikaanse boedelveiling Leonardo Da Vinci’s portret van Christus als Redder van de wereld, Salvator Mundi, daterend uit circa 1500, voor een fabelachtig bedrag geveild en bracht een nog fabelachtiger bedrag op.
Het schilderstuk (olieverf op walnoten paneel, 45,4 x 65,6 cm) toont Jezus in Renaissance gewaad (rood, blauw en goudkleurig), de rechterhand geheven in een zegenend gebaar, terwijl Hij in de linkerhand een kristallen globe meestal bekroond door een kruis, vasthoudt, enerzijds verwijzend naar zijn rol als Redder van de wereld en Heerser over de kosmos, anderzijds verwijzend naar het kristaltransparante hemelgewelf, zoals die tijdens de Renaissance werd begrepen. Een twintigtal andere versies van dit werk zijn bekend, vervaardigd door leerlingen van da Vinci.
Het motief Salvator Mundi was in 15e en 16e eeuw populair op Franse en Vlaamse schilderijen. 

Betekenis
Het in de beeldende kunst vaak vertolkte motief Salvator Mundi (Redder/Verlosser van de wereld) is afkomstig uit het christendom. Theologisch verwijst het naar de christelijke doctrine dat Christus door zijn lijden en kruis de wereld van de erfzonde heeft verlost. Het is een thema dat als een rode draad door de liturgie van heel het kerkelijk jaar loopt (zoals bijvoorbeeld  in de sequens Lauda Sion, Salvatorem van Thomas van Aquino) met accenten in de kerst- en paastijd.
In de liturgie
Salvator noster of de variant Salvator mundi is een van de meest verheven titels van onze Heer Jezus Christus. Het begrip is een nieuwe eretitel voor Christus in het vroeg Christelijk Latijn waarvan het gebruik pas op het einde van de vierde eeuw definitief werd opgenomen in de literaire en liturgische taal.
Paus Leo de Grote (400-461) vangt zijn eerste  kerstpreek (Sermo 1 in Nativitate Domini, 1-3: PL 54, 190-193) aan met deze kwalificatie van de pas geboren Verlosser: “Salvator noster,  dilectissimi, hodie natus est, gaudeamus”. Zeer geliefden, laten we ons verheugen, onze Redder is heden geboren!
“Scies quia ego Dominus Salvator tuus” (Jesaja 60, 16b), Gij zult weten dat Ik, de Heer, uw Verlosser ben!
Deze verzekering van de kant van Jahweh ontvangt de profeet Jesaja wanneer hij de openbaring van de heerlijkheid van de Heer die Jeruzalem ten deel zou vallen, mocht aanschouwen. Het is een belofte, naast andere heerlijke beloften, die te vinden zijn in de 1e lezing van het lezingenofficie in Liturgia Horarum (Getijdengebed) op het hoogfeest van Epiphanie. Het hoogfeest van Epiphanie – de verschijning van het Goddelijk Woord op aarde belichaamd in het Kind in de kribbe, Zoon van God, Zoon van Maria -  is een feest van geloof, dat de belofte van een toekomstige stralende vervulling omvat,  gesymboliseerd in termen als gloria, lux, lumen, salus, pax en andere Messiaanse gaven.
Van dit feest zegt het Responsorium na de lectio altera: “Hic est dies præclarus, in quo Salvator mundi apparuit, quem prophetæ prædixerunt, angeli adoraverunt, cuius stellam magi videntes, gavisi sunt et munera ei obtulerunt” – Dit is de schitterende dag waarop de Verlosser van de wereld is verschenen, Die de profeten hebben voorzegd en Die de engelen hebben aanbeden, over wie de wijzen bij het zien van zijn ster zich hebben verheugd en Hem geschenken hebben aangeboden.
De preces in Lauden en Vespers van het feest van de Openbaring des Heren openen met de uitnodiging “Salvatorem nostrum, qui hodie a magis adoratus est, magno cum gaudio veneremur, acclamantes”-  Laten wij onze Verlosser, die heden door de wijzen is aanbeden met grote vreugde aanbidden en Hem toeroepen…
Aansluitend bij de liturgie van Epiphanie vinden we de betiteling van Jezus als Salvator ook in het officieformulier van het feest van de Doop van Christus, bijvoorbeeld in de ad Magnificat-antifoon van de 1e Vespers: “Veterem hominem renovans, Salvator venit ad baptismum…”: de oude mens nieuw makend, komt de Verlosser naar Johannes om gedoopt te worden.
De 1e antifoon van de Lauden van hetzelfde feest laat een mooie accumulerende trits zien: “Baptizat miles Regem, servus Dominum, Ioannes Salvatorem” , de soldaat doopt de Koning, de dienaar de Heer, Johannes de Verlosser, terwijl in de 2e antifoon van hetzelfde gebedsuur het Messiaanse heil dat heiligt wordt bezongen: “Haurite aquas de fontibus Salvatoris; sanctificavit enim nunc omnem creaturam Christus Deus noster”- Put [het] water uit de bronnen van de Verlosser; nu immers heeft Christus onze God, heel de schepping geheiligd;  een thema dat reeds vooruitloopt op de sacramentele kracht van het Bloed en het water dat uit de zijdewond van de Gekruisigde zou vloeien.
In de 2e antifoon van de Vespers wordt opnieuw de reddende kracht en de triomf over het kwaad van Christus uitgedrukt: “Caput draconis Salvator conteruit in Iordane flumine, ab eius potestate omnes eripuit” – De Verlosser heeft in het water van de Jordaan de kop van de draconische slang verpletterd, allen heeft Hij ontrukt aan diens macht.
De kerkvader Gregorius van Nazianze (+ 390) legt het als volgt uit:
Johannes is aan het dopen, Jezus komt naderbij, misschien ook wel om de Doper te heiligen, in ieder geval om de oude Adam geheel in het water te begraven. Daartoe heeft Hij vooraf de Jordaan geheiligd. Zelf geest en lichaam, wilde de Heer met de Geest het water inwijden. (…)
Jezus stijgt dan uit het water op. Hij draagt inderdaad de hele wereld met zich mee. Hij ziet de hemel openscheuren, die Adam voor zichzelf en voor allen na hem had gesloten, zoals ook het paradijs gesloten werd met het vlammend zwaard. De Geest komt tot Hem als tot zijn gelijke en legt getuigenis af over Jezus’ godheid. De stem weerklinkt uit de hemel als getuigenis over Hem die uit de hemel kwam. En in de gedaante van een duif, lichamelijk zichtbaar, betuigt Hij eer aan het lichaam dat immers ook God is door de vergoddelijking. En zo kondigde eeuwen geleden ook een duif het einde van de zondvloed aan.
Wij willen vandaag het doopsel van Christus met een passende viering gedenken. Weest helemaal rein; reinigt dus uzelf. Want over niets verheugt God zich meer dan over de bekering en redding van een mens. Elk woord en alle mysteries zijn daarop gericht. Gij moet een lichtend voorbeeld zijn in de wereld, voor de andere mensen een levenskracht. Gij moet worden tot een volmaakt licht dat staat bij het grote Licht; weest ingewijd in het hemelse leven van licht, overgoten met het zuivere en heldere licht van de Drieëenheid, waarvan gij nu die ene zwakke afglans hebt ontvangen uit de ene God in Christus Jezus, onze Heer. Aan Hem is de heerlijkheid en de heerschappij in de eeuwen der eeuwen. Amen.
(Oratio 39 in sancta Lumina, 14-16. 20: 
o  


Salvator Mundi van Michiel Coxcie (1499-1592)

En verder…
Vinden we  muziekwerken met deze titel, met name door Thomas Tallis (1575) op de tekst van een gebed (Salvator mundi, salva nos.., ofwel: Redder van de wereld, red ons). Ook latere componisten, zoals John Blow, ontleenden er hun inspiratie aan.
Stichtte de Duitse priester Johann Baptist Jordan (Gurtweil, Baden, 16 juni 1848 - Tafers, Zwitserland, 8 september 1918) in 1881 een internationale religieuze congregatie van priesters en broeders Salvatorianen genoemd, onder de naam Societas Divini Salvatoris (afgekort SDS), vertaald als een Sociëteit van de goddelijke Heiland.
Was de huidige basiliek van de H. Amelberga te Susteren vanaf de tijd van Sint Willibord toegewijd aan Christus Salvator en de HH. Petrus en Paulus. Deze titel bleef de kerk houden tot 1794.
Wordt aan  de H. Petrus Canisius doorgaans het trigram IHS toegeschreven, dat op twee manieren wordt geduid:
Iesus Hominum Salvator: "Jezus, Redder van de mensen” of
In Hoc Signo...(altijd met een afbeelding van het kruis erbij):
"In dit teken...(zul je overwinnen)"



Bij de plechtige professie [voor het leven] is het ook in onze Orde [Kanunnikessen van het H.Graf] gebruik dat als een van de professie-attributen een ring wordt overgereikt waarop het IHS-trigram centraal staat.