Lam Gods, detail uit ‘Het Lam Gods’, Gebroeders van Eijck, 1430-1432
Omnipotens
sempiterne Deus,
qui
es in omnium operum tuorum dispensatione mirabilis,
intelligant
redempti tui,
non
fuisse excellentius, quod initio factus est mundus,
quam
quod in fine sæculorum
Pascha nostrum immolatus est Christus.
Almachtige
eeuwige God,
Gij
zijt wonderbaar in de ordening van al uw werken.
Laat
allen die door U verlost zijn, begrijpen,
dat
de schepping van de wereld in den beginne,
overtroffen
is op het einde der tijden, toen Christus, ons Paaslam, is geslacht.
Het collectagebed is afkomstig uit het Sacramentarium Gelasianum Vetus (Vat. Reg. lat. 316), 1e helft achtste eeuw, f. 433. Ed. Mohlberg, 1960.
De
Latijnse tekst gebruikt de vergrotende trap (comparativusvorm): “non fuisse
excellentius, quod initio factus est mundus”. De vertaling is deze: het feit
dat de wereld werd geschapen is niet uitzonderlijkere dan het feit dat Christus
is geofferd. De woordkeuze van de oratie is op het eerste gezicht wat
verrassend en lijkt zelfs geen gebedstaal.
Als we de werkwoorden omzetten in zelfstandige naamwoorden, is de
betekenis misschien gemakkelijker te begrijpen en minder merkwaardig: de schepping van de wereld is niet meer
bewonderenswaardig dan het Offer van Christus.
“Onze
geboorte zou geen winst zijn geweest wanneer we niet waren verlost”(“Nihil enim
nobis nasci profuit, nisi redimi profuisset”). In deze woorden van het Exsultet (de Paasjubelzang) weerklinken
de kernthema’s die aan de wonderbare werken van God ten grondslag liggen:
schepping en verlossing. De uitgestrektheid en inrichting van het universum
zijn adembenemend. Maar het gebed verklaart dat de uitkomst en reikwijdte van
het Offer van Christus de wonderen van de schepping te boven gaat. Het
Paasmysterie van Christus is de bekroning van het scheppingswerk van God. Een
nieuw menselijk ras is gevormd uit de as van de zonde naar het beeld en de
gelijkenis van de Verlosser.
De
lezing uit het Boek Genesis in de Paaswake eindigt niet op de sabbat, toen God
rustte van zijn scheppingswerk, het gaat door in de viering van Goede Vrijdag
en de Paaswake wanneer een nieuw menselijk ras wordt geboren uit de zijde van
Christus en gevoed met het Brood des Levens. Dit Paasoffer is de scheppingsact
van het Nieuwe Testament, “want ons Paaslam, Christus, is geslacht” (1 Kor 5,
7).
De
bede van de oratie is gericht op het begrip van het verloste volk, namelijk dat
zij, wat wij hier vieren, in zijn juiste betekenis begrijpen (“intelligant
redempti tui”).
Het
is boven discussie verheven dat God wonderbaarlijk is in zijn scheppingswerk,
maar daarbij bestaat een onderscheid tussen wat er in den beginne gebeurd is
(“quod initio factus est mundus”) en hetgeen gebeurt aan het einde der tijde,
namelijk dat Christus als ons Paaslam geofferd is.
De oratie maakt tussen deze twee wonderbare scheppingswerken een vergelijking: “non fuisse excellentius, quod initio factus est mundus, quam quod in fine sæculorum Pascha nostrum immolatus est Christus”. De schepping van de wereld overtreft als werk van God niet het Paasoffer van Christus en dat moeten degenen die verlost zijn begrijpen. Daarvoor bidt de oratie.
(Bewerking van het commentaar van A. Chupungco, Prayer after the First Reading. The Easter Vigil, in: The Prayers of the New Missal. Liturgical Press, Minnesota 2013, p. 62-63 en van A. Stock, Osternacht in: Orationen. Die Tagesgebete der Festzeiten neu übersetzt und erklärt. Pustet, Regensburg 2014, p. 82-83.