Ad Officium
lectionis
Lectio altera
Ex Constitutióne pastoráli Gáudium
et spes Concílii Vaticáni secúndi de Ecclésia in mundo huius témporis
(Nn. 37-38)
Tweede lezing
Uit de pastorale Constitutie
‘Gaudium et Spes’ van het IIe Vaticaans Concilie, over de Kerk in de wereld van
vandaag.
(Nrs. 37-38]
Alle menselijke bedrijvigheden moeten in het Paasmysterie worden
gezuiverd
De Heilige Schrift, met
welke de ondervinding van eeuwen overeenstemt, leert het menselijk geslacht,
dat de vooruitgang in de wereld wel een groot goed voor de mens is, maar grote
gevaren met zich meebrengt : want omdat de hiërarchie der waarden is verstoord
en zo het goede met het kwade is vermengd, hebben de mensen, ieder afzonderlijk
en gemeenschappelijk, nog alleen maar oog voor hun eigen belangen en niet voor
die van anderen.
Daardoor is er in de wereld
geen plaats meer voor ware broederliefde, terwijl de toename van menselijke
macht tenslotte het menselijk geslacht zelf dreigt te vernietigen.
Als men nu naar een
oplossing zoekt om deze ellende te boven te komen, dan zegt ons het
christendom, dat alle menselijke bedrijvigheid, die door de hoogmoed en de
ongeordende eigenliefde dagelijks in gevaar verkeert, door het kruis van
Christus en zijn verrijzenis gezuiverd moeten worden en tot volmaaktheid
gebracht.
Want door Christus verlost
en door de Heilige Geest tot een nieuw schepsel geworden, kan en moet de mens
de schepselen van God beminnen. Want hij ontvangt ze van God en beschouwt en
eerbiedigt ze als voortvloeiend uit Gods hand.
Voor dit alles dankt hij
zijn Weldoener en terwijl hij die schepselen gebruikt en ervan geniet in een
geest van onthechting en vrijheid, wordt hij ingeleid tot het ware bezit. Want alles is van u, maar gij zijt van
Christus en Christus is van God.
Het Woord van God toch,
waardoor alles is ontstaan, is zelf vlees geworden en is onder de mensen op
aarde komen wonen, als volmaakte Mens is Hij de geschiedenis der wereld
binnengegaan en heeft deze in Zich opgenomen en samen gebracht.
Hij openbaart ons, dat God liefde is, en leert ons tegelijk,
dat de grondwet van de menselijke vervolmaking, en dus van de omvorming van de
wereld, het nieuwe gebod van de liefde is.
Aan allen derhalve, die
geloven in de goddelijke liefde, geeft Hij de verzekering, dat de weg der
liefde voor alle mensen openstaat, en dat het niet zinloos is te trachten een
algemene broederlijke samenleving te vestigen. Tegelijk vermaant Hij ons, dat
deze liefde niet alleen gezocht moet worden in grote dingen, maar vooral in de
gewone omstandigheden van het leven.
Doordat Hij voor ons allen,
zondaars, de dood heeft willen ondergaan, leert Hij ons door zijn voorbeeld,
dat wij ook het kruis moeten dragen en het vlees en de wereld op de schouders
leggen van hen, die vrede en gerechtigheid nastreven.
Door zijn Verrijzenis tot
Heer aangesteld werkt Christus, aan Wie alle macht is gegeven in de hemel en op
aarde, nu in de harten van de mensen door de kracht van zijn Geest, niet alleen
door in hen het verlangen op te wekken naar de toekomstige wereld, maar door
dit verlangen bezielt, zuivert en versterkt Hij ook hun edelmoedige pogingen,
waardoor de mensheid haar eigen leven menselijker tracht te maken en zo heel de
wereld aan dit doel ondergeschikt wil maken.
Maar verschillend zijn de
gaven van de Geest: sommigen roept Hij om duidelijk te getuigen van hun
verlangen naar de hemelse woning, en dit onder de mensen levend te houden;
anderen roept Hij om zich te wijden aan de aardse dienst voor de mensen, om
door dit dienstbetoon zich stof te bereiden voor het hemelse Rijk.
Maar Hij maakt allen vrij
om, met verzaking van de eigenliefde, alle aardse krachten te gebruiken voor het
menselijk leven en zich open te stellen voor de toekomst, wanneer de mensheid
zelf een God aangename offerande zal worden.