Ad Officium
lectionis
Lectio altera
Ex Oratiónibus sancti
Gregórii Nazianzéni epíscopi
(Oratio 45, 23-24:
PG 36, 654-655)
Paschatis
participes erimus
Páschatis
partícipes érimus, nunc quidem adhuc týpice, tamétsi apértius quam in vétere
lege (legále síquidem Pascha; nec enim dícere verébor, figúra erat figúræ
obscúrior); aliquánto post autem perféctius et púrius, tum vidélicet cum Verbum
novum illud nobíscum in regno Patris bibet, patefáciens ac docens, quæ nunc
minus plene demonstrávit. Novum enim illud semper est, quod nunc intellégitur.
Quænam
autem illa sit pótio atque percéptio, dícere nostrum est, illíus docére,
discipulísque suis hanc doctrínam impertíri. Doctrína enim, eius quoque, qui
alit, cibus est.
Age
vero, nos quoque legis partícipes efficiámur, verum evangélice, non
litteráliter; perfécte, non imperfécte; sempitérne, non temporárie. Caput nobis
efficiámus, non terrénam Ierúsalem, sed cæléstem metrópolim; non eam, inquam,
quæ nunc ab exercítibus calcátur, sed quæ ab ángelis laude et prædicatióne
effértur.
Mactémus,
non vítulos novéllos, nec agnos córnua producéntes et úngulas, quæ magna ex
parte mórtua sunt, ac sensu carent; verum Deo in supérno altári cum cæléstibus
choris sacrifícium laudis immolémus. Penetrémus primum velámen, ad secúndum
accedámus, in sancta sanctórum prospiciámus.
Atque,
ut maius áliquid dicam, immolémus nos Deo; immo, síngulis diébus nosmetípsos
motúsque omnes immolémus. Omnia pro verbo excipiámus, per passiónes Passiónem
imitémur, per sánguinem Sánguinem honorémus, crucem álacres conscendámus.
Si
Simon Cyrenæus sis, crucem tolle, ac séquere.
Si,
ut latro, cruci simul affíxus fúeris, ut vir probus, Deum agnósce; si ille
quoque propter te tuúmque peccátum cum iníquis reputátus sit, tu propter illum
iustus fias. Adóra tua causa suspénsum; et pendens ipse, lucri áliquid ex ipsa
quoque improbitáte cóllige; morte salútem eme; cum Iesu paradísum ingrédere, ut
intéllegas quibus bonis excíderas. Pulchritúdines illas contempláre;
murmuratórem cum sua blasphémia foris mori sine.
Si
Ioseph Arimathæus sis, ab eo, qui cruci affíxit, corpus pete; tuum fiat mundi
piáculum.
Si
Nicodémus sis, noctúrnus ille Dei cultor, funébribus unguéntis ipsum unge.
Si
María quædam sis, si ália María, si Salóme si Ioánna, dilúculo lácrimas
profúnde. Fac ut prima sublátum lápidem, ángelos étiam fortásse, atque ádeo
Iesum ipsum, vídeas.
Tweede lezing
Uit de Preken van de H.
Gregorius van Nazianze, bisschop
(Oratio 45, 23-24: PG 36, 654-655)
Wij zullen deel hebben aan het Pascha
Wij zullen deel hebben aan
het Pascha, nu nog wel symbolisch, hoewel al duidelijker dan in de Oude Wet
(wat het wettelijk Pascha betreft, want ik aarzel niet het te zeggen, is de voorafbeelding
nog dúisterder dan een voorafbeelding). Maar over een tijd zal het Pascha
volmaakter en duidelijker zijn, namelijk wanneer het Woord het nieuwe Pascha
met ons zal drinken in het Rijk van zijn Vader en waar Hij ons zal openbaren en
leren, wat Hij nu minder duidelijk heeft geopenbaard. Wat nieuw is altijd wat
men nu begrijpt.
Wat echter die drank is en
de betekenis ervan, dat moesten we leren, maar Hij moest het ons onderwijzen en
die leer aan zijn apostelen meedelen. Want ook zijn leer, die voedt, is een
spijs.
Welaan dan, laten wij ook
deelnemen aan de Wet, maar dan op evangelische wijze, niet naar de letter; op
volmaakte wijze, niet onvolmaakt; voor eeuwig, niet voor tijdelijk. Laten we
ons niet het aardse Jeruzalem tot hoofdstad nemen, maar de hemelse stad; niet
die, zeg ik, die nu door legers wordt verwoest, maar die door de engelen met
lofprijzingen wordt verheerlijkt.
Laten wij geen jonge veulens
slachten of lammeren met hoorns en hoeven, die voor een groot deel dood zijn en
geen gevoel hebben; maar laten wij aan God op het altaar daarboven met de
hemelkoren een offer brengen van lof. Laten wij door het eerste voorhangsel
heengaan naar het tweede en in het Heilige der Heiligen naar binnen schouwen.
En, om nog iets meer te
zeggen, laten wij onszelf aan God opdragen; ja, iedere dag moeten wij onszelf
en al ons doen en laten aan Hem offeren. Laten wij alles opvatten
overeenkomstig het woord, zijn lijden navolgen door ons lijden, zijn Bloed eren
door ons bloed, het kruis blijmoedig bestijgen.
Als ge een Simon van Cyrene
zijt, neem uw kruis dan op en volg Hem.
Als ge evenals de
moordenaar, tegelijk met Hem gekruisigd zijt als een goed mens, erken dan uw
God; als Hij, ook voor u en om uw zonden, onder de misdadigers werd gerekend,
wees gij dan een rechtvaardige om Hem. Aanbid Hem, die om u aan het kruis werd
gehangen; en terwijl gij zelf daar ook hangt, tracht dan ook wat winst te
behalen uit die smaad zelf; koop uw heil met uw dood; ga met Jezus het paradijs
binnen om te begrijpen welke goederen u waren ontvallen. Beschouw die
schoonheden daar; en laat hem, die mort, maar met zijn godslasterven daarbuiten
sterven.
Zijt ge een Joseph
Arimathea, vraag dan om het Lichaam aan hem, die Het aan het kruis sloeg: het
verzoeningsmiddel voor de wereld worde uw bezit.
Zijt ge een Nicodemus, die
nachtelijke Godsvereerder, zalf Hem dan net olie voor de begrafenis.
Zijt ge een Maria of een
andere Maria of een Salome of een Joanna, stort dan overvloedig uw tranen in de
morgenschemer. Zorg ervoor als eerste de steen te zien afgewenteld, misschien
ook de engelen en zelfs Jezus te zien.