Ad Officium
lectionis
Lectio altera
(Lib. 2, 11-12: CCL 91, 46-48)
Tweede lezing
Uit de
boeken ‘Voor Monimus’, van de H. Fulgentius van Ruspe, bisschop
(Lib. 2, 11-12: CCL 91, 46-48)
Sacrament van eenheid en liefde
Dit geestelijk bouwwerk van
het Lichaam van Christus geschiedt in de liefde (omdat namelijk volgens het
woord van Sint Petrus levende stenen
worden gevoegd in de bouw van de geestelijke tempel, tot een heilig
priesterschap, geestelijke offers opdragend, aangenaam aan God door Jezus
Christus). Dit geestelijk bouwwerk, zeg ik, wordt nooit beter benaderd dan
wanneer door het Lichaam van Christus (dat is de Kerk) in het sacrament van het
brood en de wijn Christus’ Vlees en Bloed zelf worden geofferd. Want de kelk, die wij drinken, is de
gemeenschap met het Bloed van Christus en het brood, dat wij breken, is de
gemeenschap met het Lichaam van de Heer; omdat wij velen één brood en één
Lichaam zijn, en allen deel hebben aan het ene brood.
En daarom vragen wij, dat
door diezelfde genade, waardoor de Kerk het Lichaam van Christus werd, ook al
die leden van die liefdebond door een blijvende band in de eenheid van dit
Lichaam zouden volharden.
Dit nu mogen wij vol
vertrouwen vragen door de gave in ons van die Geest, die een Geest is van de
Vader en van de Zoon; omdat de H. Drieëenheid eenheid in natuur, gelijkheid en
liefde is die alleen de ene en ware God is, die door eensgezindheid hen
heiligt, die Hij als zijn kinderen heeft aangenomen.
Daarom wordt gezegd: Omdat de liefde Gods in onze harten is
uitgestort door de Heilige Geest, die ons gegeven is.
De Heilige Geest, die één is
met de Vader en met de Zoon, bewerkt datgene in hen, aan wie Hij de genade
schenkt van de goddelijke aanneming, wat Hij ook in hen heeft bewerkt, van wie
wij in de Handelingen der Apostelen lezen, dat zij dezelfde Geest hebben
ontvangen. Van hen wordt gezegd: De
menigte der gelovigen was één van hart en één van ziel; Hij toch, die één Geest is van de Vader en van
de Zoon en één God is met de Vader en de Zoon, had de menigte die in God
geloofde tot één hart en ziel gemaakt.
Vandaar ook, dat de Apostel
zegt, dat die geestelijke eenheid in de band des vredes zorgvuldig moet worden
bewaard, als hij aldus de Ephesiërs vermaant: Ik, de gevangene in de Heer, ik vermaan u derhalve een leven te leiden
waardig de roeping waarmee gij geroepen zijt: in alle deemoed en zachtheid, in
lankmoedigheid, liefdevol elkaar verdragend. Beijvert u de eenheid des Geestes
te behouden door de band van de vrede, één lichaam en één Geest.
Want terwijl God door de
Heilige Geest zijn liefde in de Kerk uitstort en in haar bewaart, maakt Hij die
Kerk tot een Hem aangenaam offer, zodat zij altijd die genade van de
geestelijke liefde kan ontvangen, waardoor zij zich voortdurend kan aanbieden
als een levende, heilige, aan God behagelijke offerande.