zaterdag 9 april 2022

Reeks Oratio super munera Palmzondag Vergiffenis omwille van het ene, volmaakte offer, dat wij door Uw genade hopen te ontvangen

Reeks “Oratio super munera - Gebed over de gaven”
Zesde zondag Veertigdagentijd: Palm- of Passiezondag, begin van de Goede Week
 
 Christus ontvangt brood en wijn voor de H. Eucharistie

Vergiffenis omwille van het ene, volmaakte offer, dat wij door Uw genade hopen te ontvangen

I n l e i d i n g
Het Gebed over de gaven van deze zondag vraagt om verzoening met God. Het Romeins Missaal 1970 biedt een formulering die aan de bron refereert van deze verzoening: “Door het Lijden en de Dood van Uw eniggeboren Zoon”. Mogelijk motief van de samenstellers was een beklemtoning van het historisch-liturgisch kader van Palmzondag als “Dominica in palmis de Passione Domini”. Hier begint volgens oude overlevering het eigenlijke “Pascha” van Christus, de week, die aan de herdenking van zijn Dood en Verrijzenis is gewijd: de Hebdomada Sancta, de Heilige of Goede Week. De liturgie van Palm- of Passiezondag wordt bijzonder geaccentueerd door de lezing van het Passieverhaal.
Gezien de tekst van de oratie schijnt de aanvulling niet strikt noodzakelijk te zijn geweest: in de brontekst wordt de relatie tot het Lijden van Christus door de verwijzing naar het “singulare sacrificium” voldoende duidelijk gemaakt. Het Offer van Christas was immers uniek, alles overtreffend en volmaakt. Zelfs wanneer men onder het “enige Offer” de H. Eucharistie verstaat, is het in het Eucharistisch Mysterie toch het Kruisoffer waardoor Christus de Vader met ons heeft verzoend (Eucharistisch Gebed IIIb: “Zie welwillend neer op het Offer van Uw Kerk, en wil er Uw Zoon in herkennen, door wiens Dood Gij ons met U verzoend hebt”) .
De bede dat deze verzoening ons door het Lijden van Christus “nabij moge zijn”, appelleert aan de liefde van God die tot vergeven grif bereid is, te allen tijde tot vergeven bereid is.
Een belangrijk dogmatisch aspect in de oratie is, dat wij de verzoening met de Vader niet kunnen verdienen door onze werken. Hier heeft het begrip “mereri” de exacte betekenis van “verdienen” zoals de Canon Romanus ook verwoordt in de uitdrukking “non æstimator meriti” van het gebed “Nobis quoque peccatoribus” na de Consecratie, waarin niet het wegen van onze verdiensten door God als schatmeester maar de weldaad van vergiffenis van zijn kant de titel is waarop dit eschatologische gebed zich beroept om toegelaten te worden tot het gezelschap van de Heiligen.

T e k s t
Missale Romanum – 1970
Per Unigeniti tui passionem placatio tua nobis, Domine, sit propinqua,
quam, etsi nostris operibus non meremur,
interveniente sacrificio singulari,
tua percipiamus miseratione præventi.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie – 1979
Heer, moge door het lijden en de dood van uw eniggeboren Zoon de verzoening ons nabij zijn.
Schenk ons vergiffenis, niet omdat wij het verdienen, maar omwille van het ene, volmaakte offer, waarin Gij ons genadig tegemoet komt.

Werkvertaling 
Heer, moge door het lijden van Uw eniggeboren Zoon Uw verzoening ons nabij zijn,
welke wij, ofschoon wij deze op grond van onze werken niet verdienen,
door de bemiddelende tussenkomst van dit buitengewone Offer,
door het mededogen van U die tegemoet is gekomen, hopen te ontvangen, óf
door uw genade tegemoet getreden als wij zijn, hopen te ontvangen.

L i t u r g i s c h e   a n t e c e d e n t e n
De brontekst van Latijnse oratie is afkomstig uit het Sacramentarium Leonianum, 628, Kapittelbibliotheek Verona, LXXXV,  eerste  helft van de achtste eeuw en luidt:
Placatio tua nobis, domine, sit propinqua,
quam etsi nostris operibus non meremur,
interveniente sacrificio singulari
tua percipiamus miseratione præventi.
Deze oratie kwam niet voor in eerdere edities van het Missale Romanum.
S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t i j l f i g u r e n
1.  Per Unigeniti tui passionem placatio tua nobis, Domine, sit propinqua,
2. quam, etsi nostris operibus non meremur,
3. interveniente sacrificio singulari,
tua percipiamus miseratione præventi.

De oratio Super munera bestaat uit een enkele zin, waarvan de eigenlijke bede in r. 1 wordt verwoord. De relatieve bijzin quam…præventi geeft vervolgens een kwalitatieve toelichting: het Offer van Christus, voortkomend uit het barmhartig raadsbesluit van de Vader, is allesomvattend in aard en uitwerking, waar tegenover onze offers, hoe groot die ook soms kunnen zijn, in het niet vallen. De relatieve zin wordt in regel 3 onderbroken door een bijwoordelijke bepaling in een ablativus absolutusconstructie.

Ad 1
Sit propinqua, moge hij/zij/het nabij zijn, prædicaat, samengesteld uit een werkwoordelijk - (sit) en naamwoordelijk deel (propinqua), waarvan placatio tua het subject is in twee congruerende nominativusvormen en derhalve ook met propinqua.
Nobis, voor ons, bijwoordelijke bepaling, in de dativusvorm van het persoonlijke voornaamwoord nos: dativus commodi (van voordeel).
Domine, [o] Heer, anaklese in de vocativusvorm.
Per Unigeniti tui passionem, door het lijden van Uw Eniggeborene, bijwoordelijke bepaling die de hoedanigheid van het subject aangeeft: hoe is er verzoening? De bijwoordelijke bepaling is opgebouwd uit de accusativusvorm passionem, geregeerd door de præpositie per (+ acc.), waartussen geplaatst de twee congruerende genitivusvormen Unigeniti tui. 
Regel 1 bevat een viervoudige alliteratie van de letter p: Per…passionem placatio… propinqua en ook de o-klank is rijkelijk vertegenwoordigd hetgeen een mooi effect geeft bij het zingen.
Ad 2
Relatieve bijzin quam […] præventi, met het betrekkelijk voornaamwoord quam in de accusativusvorm vr. enkelv. met placatio (r. 1) als antecedent.
Percipiamus, wij mogen verkrijgen, wij hopen te ontvangen, prædicaat in de 1e pers. meerv. van de coniunctivusvorm van percipere, bepaald door 1. het relativum quam, maar wellicht vooral door 2. het optatief  (wens-) karakter: wij hopen Gods erbarmen deelachtig te worden.
Præventi, participium perfecti passivi [ppp] van het verbum prævenire in de 1e persoon meervoud, als bijstelling gekoppeld aan het ingesloten subject van percipiamus: wij, die voorafgegaan/tegemoet gekomen zijn. Een tweede optie is dat præventi een zelfstandig gebruikt ppp is in de genitivus enkelv. m. en vertaald kan worden met “door het mededogen van U die tegemoet gekomen is”.
Præventi is gekoppeld aan de bijwoordelijke bepaling tua […] miseratione, in twee congruerende ablativusvormen (ablativus cauæ) die een hyperbaton vormen. Gods erbarmen gaat vooraf aan het ontvangen van de verzoening. Deze gedachte verwijst naar het Exsultet aan het begin van de Paasvigilie waar de “felix culpa”, de gelukkige schuld wordt bezongen,  waaraan wij de Verlosser danken.
De relatieve bijzin quam bevat twee tussenzinnen: de eerste is een concessieve bijzin (van toegeving) met het prædicaat meremur in de indicativusvorm omdat het gestelde een feitelijkheid is. Nooit kunnen wij immers Gods genadegunsten verdienen. Het object bij dit verbum is verzwegen maar wordt gevonden in het reflexivum quam dat aldus twee functies heeft.
Nostris operibus, door/op grond van onze werken, bijwoordelijke vertaling van middel of werktuig in twee congruerende ablativusvormen (ablativus instrumentalis).
De volgende tussenzin (r. 3): interveniente sacrificio singulari, door de bemiddelende tussenkomst van dit buitengewone Offer - bevat een ablativus absolutusconstructie in drie congruerende ablativusvormen. De beginletters van het woordenpaar sacrificio singulari vormen opnieuw een alliteratie.
Het participium præsens interveniente wordt het eerst genoemd in de oratie, terwijl het participium perfecti passivi præventi dat de oratie afsluit verwijst naar een voorafgaan aan het interveniëren van de kant van God. Gods erbarmen met de gevallen mensheid (præventie) gaat vooraf aan de komst van de Zoon op aarde (interventie) in de gestalte van God-Mens: ‘Et incarnatus est”. Zonder Kerstmis geen Pasen.

V o c a b u l a r i u m
Unigenitus, de Enig-geboren Zoon van God, Jezus Christus. Nieuw begrip, ontstaan in de vroeg-christelijke Kerk afkomstig uit het christelijk leeronderricht, daar het noodzakelijk was met theologische precisie een concept te vinden voor het Griekse equivalent μονογενης.  Als een theologisch epitheton voor Christus als de Zoon van God schijnt het begrip al vroeg geïntroduceerd te zijn in de christelijke teksten, de liturgie en de oratietaal. Het begrip is ons vertrouwd uit het Gloria van de H. Mis: “Domine, Fili unigenite Iesu Christi” (hier bijvoeglijk gebruikt bij Fili); uit het Credo: Credo […] et in unum Dominum Iesum Christum, Filium Dei unigenitum (ook hier bijvoeglijk gebruikt en in een hyperbaton-stijlfiguur). En bijvoorbeeld  in Sermo 4 van de H. Leo over de dialoog van Jezus met Petrus (22 febr.): “[…] et non caro nec sanguis, sed ille me tibi, cuius sum unigenitus Filius, indicavit” (Niet vlees noch bloed, maar Hij, wiens Eniggeboren Zoon Ik ben, heeft je onderricht).

Placatio, onis vr. 1. verzoening, bevrediging 2. zoengeld, losprijs 3.daad om God te verzoenen.
De H. Eucharistie is als actualisering van Christus’Offer op het kruis een act van verzoening, zoals de oratie zegt. Het Sacramentarium Leonianum, 33, spreekt van “sacrificium placationis et laudis”, een offer van verzoening en lof, vandaar het frequent gebruik van adiectieven en participia als benignus, propitius, propitiatus, placatus in de Gebeden over  de gaven. In hetzelfde Sacramentarium nog (f. 1139): “per hæc piæ placationis officia”, door deze offerande van het [dit] godsvruchtig offer van verzoening, en in de Secreta van de 5e zondag na Epiphanie in het Gregorianum 41, 3: hostias tibi, Domine, placationis offerimus”- U, Heer, offeren wij dit offer van verzoening.

Propinquus, -a, -um: 1. naburig, nabij 2.aanstaande  3. verwant. Zelfstandig gebruikt propinquus, -i m. en vr.: verwant. Verwante begrippen: propinquare/appropinquare: naderen, nader brengen, bespoedigen;  propinquitas,- atis: 1. nabijheid 2. verwantschap

Singularis, -e 1. afzonderlijk 2. alleeen 3. tot een enkele behorend 4. enig in zijn soort, buitengewoon 5. zonderling. Als substantief gebruikt: singularis,  -is: wild zwijn (Psalm 79).

Prævenire, - veni – ventus 4. heeft vele verwante betekenissen: 1. voorkomen 2. vooruit gaan 3. voorafgaan 4.vooruit vieren 5. overtreffen 6. beletten, verhinderen 7. tegemoet komen. Vergelijk onze begrippen preventie, preventief en heel modern, Preventel.

Intervenire, - veni – ventus 4.  1. er tussen komen 2. er bij komen, verschijnen 3. zich mengenb in 4. voorspreken, bemiddelen 5. onderbreken, storen, met de “leenwoorden” in het Nederlands: interventie, interveniëren. Volgens traditie worden de Moeder Gods, Heiligen en Engelen gevraagd te interveniëren bij God, hun intercessie (voorspraak) aan te wenden. Veel gebruikte begrippen in de oraties zijn: intercedere, intervenire en (plechtig) suffragari. In het gezang “Sancta Maria” komt de bede voor: interveni pro clero, spreek voor de clerus ten beste.

G e t u i g e n i s  v a n  d e  V a d e r s
H. Leo de Grote, paus [390-461]
“Nu is er een eind gekomen aan de verscheidenheid van vleselijke offers en worden al die verschillende offers vervangen door het ene Offer van uw Lichaam en Bloed, omdat Gij waarlijk zijt “het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt”, en aldus in U alle mysteries voltrekt, zoals er nu één offer plaats heeft in de plaats van alle slachtoffers, er zo ook één heerschappij zij over alle volken. (…) en ofschoon de natuur van de Godheid niet geraakt kan worden door de angel van de dood, heeft Hij toch datgene aangenomen – door uit ons geboren te worden – waardoor Hij voor ons het offer kon brengen”.
(Uit Preek 8, De passione Domini, 7-8)

H. Fulgentius van Ruspe [460-533]
“Deze is het, die in zich alleen alles uitvoerde, wat Hij wist dat nodig was voor de voltooiing van onze verlossing; Hij was namelijk tegelijk Priester en Offer, God en Tempel: Priester, door wie wij zijn verzoend; Offer, waardoor wij zijn verzoend; Tempel, waarin wij zijn verzoend, en God met Wie wij zijn verzoend. Hij alleen was: de Priester, het Offer en de Tempel: dit alles was God in de gestalte van een dienstknecht; maar God was Hij niet alleen, want God was Hij met de Vader en de Heilige Geest.
Dus moet u met de grootste zekerheid voor waar houden, dat de Eniggeboren god, het Woord, mens geworden, Zichzelf voor ons als offer en offergave aan God heeft aangeboden tot aangename geur. Aan Wie met de Vader en de Heilige Geest in de tijd van het Oude Testament door patriarchen, priesters en profeten dieren werden geofferd. En aan Wie nu, dit is in de tijd van het Nieuwe Testament, met de Vader en e Heilige Geest, met Wie Hij één Godheid is, de heilige katholieke Kerk het Offer van brood en wijn in liefde en geloof over heel de wereld zonder ophouden aanbiedt”.
(Uit het Tractaat Over het geloof aan Petrus (diaken), cap. 22. 62: CCL 91A, 750)

H. John Fisher, bisschop en martelaar [1469-1535]
“Christus Jezus is onze Hogepriester; zijn kostbaar Lichaam is onze Offerande, die Hij op het altaar van het kruis voor het heil van de mensen heeft opgedragen. Het Bloed, voor onze verlossing vergoten, was […] van het alleronschuldigste Lam, onze Verlosser Jezus Christus. Zijn eerste Offer bracht Hij hier op aarde, toen Hij zijn allerbitterste dood onderging. Daarna echter, toen Hij met een nieuw kleed van onsterfelijkheid was bekleed, ging Hij door zijn eigen Bloed het Heilige der Heilige, dit is de hemel, binnen, waar Hij ook dat Bloed van onmetelijke waarde, dat Hij voor de zondeschuld van alle mensen zevenmaal vergoten had, aanbood voor de troon van zijn hemelse Vader.
Dat Offer nu is God zo aangenaam en dierbaar, dat zodra Hij dit ziet, niet anders kan doen dan terstond medelijden met ons hebben en aan alle waarlijk boetvaardigen zijn vergeving schenken.
Dit Offer is eeuwig. Het wordt niet eenmaal in het jaar, maar alle dagen, en zo ook ieder uur, ieder ogenblik, tot onze troost opgedragen. Aan dit heilig en eeuwig Offer worden in waarheid zij allen deelachtig die echt berouw hebben over hun misdaden en daarvoor boete doen, en die met bewuste overtuiging hun zonden daarna niet meer willen bedrijven, maar standvastig willen volharden in de begonnen toeleg op de deugd”.
(Uit het Commentaar op Ps. 129: Opera omnia, edit. 1579, p. 1610)
C o m m e n t a a r
De dood van Christus is zowel het Paasoffer dat de definitieve verlossing van de mensen (vgl. 1 Kor 5, 7) door het “Lam dat de zonde van de wereld wegneemt” (Joh 1, 19; vgl. 1 Pe 1, 19) bewerkstelligt als het offer van het Nieuwe Verbond (Vgl. 1 Kor 11, 25) dat de mens de gemeenschap met god schenkt (Vgl. Ex 24, 8), omdat het hem met God verzoent door “het Bloed dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van de zonden” (Mt 26, 28 (vgl. Lev 16,15-16).
Dit offer van Christus is uniek, het is de voltooiing van alle offers en overtreft die nog (Vgl. Hebr 10, 10). Het is allereerst een gave van God de Vader zelf: het is de Vader die zijn Zoon overlevert om ons met Hem te verzoenen ( vgl. 1 Joh 4, 10). Tegelijkertijd is het een offerande van de mensgeworden Zoon van God die uit vrije wil en uit liefde (Vgl. Joh 15, 13) zijn leven aanbiedt (Vgl. Joh 10, 17-18) aan zijn Vader door de heilige Geest (Vgl. Hebr 9, 14) om onze ongehoorzaamheid weer goed te maken”. (KKK, nrs. 613-614)

Het “unieke” Offer is dus in meerdere opzichten uniek: vóór alles omdat de mens geworden Zoon van God én Priester én Offergave aan het kruis is. Daardoor stijgt dit Offer tot een unieke waarde en wint bij God onbegrensde en onuitputtelijke genadekracht die zichtbaar wordt in het opwekken van Zijn Zoon als antwoord van de liefdevolle Vader, waarin eens  ook de verloste mensen zullen delen. Omdat Christus in zijn mens geworden goddelijke persoon “zich in zekere zin met iedere mens verenigd heeft” (Gaudium et Spes [GS] 22, par. 2), biedt Hij “allen de mogelijkheid om op een wijze die God bekend is, in dit Paasgeheim te worden opgenomen” (GS 22, par. 5).

Uit de uniciteit van dit Offer volgt ook dat dit Offer niet herhaald of vermenigvuldigd kan worden (vgl. Hebr 9-10). Niettemin heeft Gods Voorzienigheid gezorgd dat dit unieke Offer van het Nieuwe Verbond te allen tijde tegenwoordig is in de H. Eucharistie. Dit is geen tweede of derde offer, maar steeds een tegenwoordig stellen van het enige Offer onder sacramenteel teken. In dit kader lijkt het juister ter voorkoming van misverstand, de benadering “vernieuwing” van het Kruisoffer te vermijden omdat deze term kan wijzen op “herhaling, vermenigvuldiging”. Op zichzelf kan de uitdrukking “vernieuwing” zoals gehanteerd in kerkelijke documententen toch niet bekritiseerd worden aangezien het eenmalige Offer steeds opnieuw tegenwoordig wordt gesteld. Het Offer van Christus is verder uniek omdat geen andere offergave mogelijk is dan het Lichaam en Bloed van Jezus Christus als bezegeling van het Nieuwe Verbond dat ons de verzoening schonk. Het Eucharistisch Gebed II vraagt in dit verband gaven van brood en wijn met de dauw van de Heilige Geest te heiligen, opdat zij voor ons worden tot Lichaam en Bloed van Jezus Christus onze Heer, het Paasoffer van het Nieuwe Verbond “want Christus ons Paaslam is voor ons geslacht” ( 1 Kor 5, 7).

Wij mogen door het unieke offer van Christus hopen Gods verzoening te ontvangen, niet wegens onze verdiensten, maar omdat wij door God in zijn genade tegemoet worden getreden.