Eerste lezing (Hand. 10,34a.37-43)
Uit de handelingen der Apostelen.
In die tijd nam Petrus het woord en sprak:
“Gij weet wat er overal in Judea gebeurd is;
hoe Jezus van Nazaret zijn optreden begon in Galilea
na het doopsel dat Johannes predikte,
en hoe God Hem gezalfd heeft
met de heilige Geest en met kracht.
Hij ging weldoende rond
en genas allen
die onder de dwingelandij van de duivel stonden,
want God was met Hem.
En wij getuigen van alles
wat Hij in het land van de Joden en in Jeruzalem gedaan heeft.
Hem hebben ze aan het kruishout geslagen en vermoord.
God heeft Hem echter op de derde dag doen opstaan
en laten verschijnen,
niet aan het hele volk
maar aan de getuigen die door God tevoren waren uitgekozen,
aan ons die met Hem gegeten en gedronken hebben
nadat Hij uit de doden was opgestaan.
Hij gaf ons de opdracht aan het volk te prediken, en te getuigen
dat Hij de door God aangestelde rechter is
over de levenden en de doden.
Van Hem leggen alle profeten het getuigenis af,
dat ieder die in Hem gelooft
door zijn Naam vergiffenis van zonden verkrijgt.”
Tweede lezing (Kol. 3,1-4)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Kolosse.
Broeders en zusters,
als gij dan met Christus ten leven zijt gewekt
zoekt wat boven is,
daar waar Christus zetelt aan de rechterhand Gods.
Zint op het hemelse, niet op het aardse.
Gij zijt immers gestorven
en uw leven is nu met Christus verborgen in God.
Christus is uw leven,
en wanneer Hij verschijnt
zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid.
Woord van de Heer.
Wij danken God.
Sequentie
Laat ons ‘t Lam van Pasen loven,
’t Lam Gods met offers eren.
Ja, het Lam redt de schapen,
Christus brengt door zijn onschuld
ons arme zondaren tot de Vader.
Dood en leven, o wonder,
moeten strijden te zamen.
Die stierf, Hij leeft, Hij is
onze koning.
Zeg het ons Maria,
wat is ‘t dat gij gezien hebt?
Het graf van Christus dat leeg was,
de glorie van Hem die opgestaan is,
eng’len als getuigen,
de zweetdoek en het doodskleed.
Mijn hoop, mijn Christus in leven!
Zie Hij gaat u voor naar Galilea.
Waarlijk Christus is verrezen: stond op uit de doden.
O Koning, onze Held, geef ons vrede. Alleluia.
Evangelie (Joh. 20,1-9)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
Op de eerste dag van de week kwam Maria Magdalena
vroeg in de morgen – het was nog donker – bij het graf
en zag dat de steen van het graf was weggerold.
Zij liep snel naar Simon Petrus
en naar de andere, de door Jezus beminde leerling
en zei tot hen:
“Ze hebben de Heer uit het graf genomen
en wij weten niet waar ze Hem hebben neergelegd.”
Daarop gingen Petrus en de andere leerling op weg naar het graf.
Ze liepen samen vlug voort,
maar die andere leerling snelde Petrus vooruit
en kwam het eerst bij het graf aan.
Voorover bukkend zag hij de zwachtels liggen,
maar hij ging niet naar binnen.
Simon Petrus die hem volgde kwam ook bij het graf
en trad wel binnen.
Hij zag dat de zwachtels er lagen,
maar dat de zweetdoek die zijn hoofd had bedekt
niet bij de zwachtels lag,
maar ergens afzonderlijk opgerold op een andere plaats.
Toen ging ook de andere leerling
die het eerst bij het graf was aangekomen naar binnen;
hij zag en geloofde
want zij hadden nog niet begrepen hetgeen er geschreven stond,
dat Hij namelijk uit de doden moest opstaan.