Eerste lezing (Hand. 5,12-16)
Uit de Handelingen der Apostelen.
Door de handen van de apostelen
geschiedden er vele wondertekenen onder het volk.
Allen waren eensgezind
en kwamen tezamen in de Zuilengang van Salomo.
Van de overigen durfde niemand zich bij hen te voegen,
hoezeer het volk hen ook prees.
Steeds meer geloofden er in de Heer;
mannen zowel als vrouwen
sloten zich in grote groepen bij hen aan.
Men bracht zelfs de zieken op straat;
ze werden neergelegd, de een op een bed,
de ander op een draagbaar,
in de hoop dat als Petrus voorbijging
tenminste zijn schaduw op één van hen zou vallen.
Zelfs uit de steden rondom Jeruzalem stroomden de mensen toe.
Zij brachten zieken mee
en mensen die van onreine geesten te lijden hadden,
en allen werden genezen.
Tweede lezing (Apok. 1, 9-11a.12-13.17-19)
Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes.
Ik, Johannes,
uw broeder en uw deelgenoot in de verdrukking
en in het Koninkrijk en de verwachting van Jezus,
ik bevond mij op het eiland Patmos
omwille van het woord Gods en het getuigenis over Jezus.
Ik raakte in geestvervoering op de dag des Heren
en hoorde achter mij een stem, luid als een trompet, die riep:
“Schrijf op in een boek wat gij ziet,
en stuur het aan de zeven kerken”.
Ik keerde mij om om te zien wie mij had aangesproken.
En toen ik mij omkeerde zag ik zeven gouden luchters,
en tussen die luchters iemand als een Mensenzoon,
gekleed in een gewaad dat tot de voeten reikte,
het middel omgord met een gouden gordel.
Toen ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten.
Maar Hij legde zijn rechterhand op mij en sprak:
“Vrees niet.
Ik ben het,
de Eerste en de Laatste,
de Levende.
Ik was dood, en zie
Ik leef in de eeuwen der eeuwen.
En Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk.
Schrijf dan op wat gij gezien hebt,
én wat nu is én wat hierna geschieden zal.
Evangelie (Joh. 20,19-31)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
Op de avond van de eerste dag van de week,
toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen
gesloten waren uit vrees voor de Joden,
kwam Jezus binnen,
ging in hun midden staan en zei:
“Vrede zij u.”
Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde.
De leerlingen
waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen.
Nogmaals zei Jezus tot hen:
“Vrede zij u.
Zoals de Vader Mij gezonden heeft,
zo zend Ik u.”
Na deze woorden blies Hij over hen en zei:
“Ontvangt de heilige Geest.
Als gij iemand zonden vergeeft,
dan zijn ze vergeven,
en als gij ze niet vergeeft,
zijn ze niet vergeven.”
Tomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd,
was echter niet bij hen toen Jezus kwam.
De andere leerlingen vertelden hem:
“Wij hebben de Heer gezien.”
Maar hij antwoordde:
“Zolang ik in zijn handen niet het teken van de nagelen zie,
en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken,
en mijn hand in zijn zijde leggen,
zal ik zeker niet geloven.”
Acht dagen later waren zijn leerlingen weer in het huis bijeen,
en nu was Tomas er bij.
Hoewel de deuren gesloten waren kwam Jezus binnen,
ging in hun midden staan en zei:
“Vrede zij u.”
Vervolgens zei Hij tot Tomas:
“Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen.
Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde
en wees niet langer ongelovig maar gelovig.”
Toen riep Tomas uit:
“Mijn Heer en mijn God!”
Toen zei Jezus tot hem:
” Omdat gij Mij gezien hebt gelooft ge?
Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.”
In het bijzijn van zijn leerlingen
heeft Jezus nog vele andere tekenen gedaan
welke niet in dit boek zijn opgetekend
maar deze hier zijn opgetekend opdat gij moogt geloven
dat Jezus de Christus is,
de Zoon van God,
en opdat gij door te geloven
leven moogt in zijn Naam.