Van vervolger tot
verkondiger van de Verrijzenis van Jezus Christus
“Ik voor mij meende dat het mijn
plicht was zeer vijandig tegen de naam van Jezus van Nazareth op te treden. Dit
deed ik ook in Jeruzalem; met machtiging van de hogepriesters wierp ik vele
heiligen in de gevangenis en als ze ter dood gebracht werden, had ook ik mijn
stem daarvoor uitgebracht. In alle synagogen heb ik ze herhaaldelijk door
tuchtiging tot godslastering gedwongen, ja, in grenzeloze woede heb ik hen
zelfs tot in de steden buiten ons land vervolgd. Daarvoor reisde ik ook naar
Damaskus met volmacht en in opdracht van de hogepriesters.
Het was midden op
de dag, o koning, toen ik onderweg een licht uit de hemel mij en mijn
reisgezellen zag omstralen, feller dan de schittering van de zon. Wij vielen
allen ter aarde en in hoorde een stem in het Hebreeuws tot mij zeggen: Saul,
Saul, waarom vervolgt gij Mij? Het valt u hard achteruit tegen de prikkel te
slaan. Ik zei: Wie zijt Gij, Heer? De Heer antwoordde: Ik ben Jezus, die gij
vervolgt. Maar richt u op en sta op uw voeten. Daartoe ben Ik u verschenen, om
u aan te stellen tot dienaar en tot getuige van het feit, dat ge Mij gezien
hebt en dat Ik u nog verschijnen zal.
Ik heb u
weggenomen uit uw volk en uit de heidenen en tot hen zend Ik u om hun de ogen
te openen, opdat zij zich van de duisternis keren tot het licht en van de macht
van satan tot God en opdat zij door in Mij te geloven vergiffenis krijgen van
hun zonden en een erfdeel met de geheiligden.
En vandaar, o
koning Agrippa, ben ik nooit ongehoorzaam geweest aan dit hemels visioen, maar
ik heb eerst aan de mensen in Damaskus
en Jeruzalem en vervolgens in heel het gebied van Judea en ook aan de
heidenen gepredikt, dat zij tot inkeer moesten komen en zich bekeren tot God en
daden stellen, die bij de bekering passen. Om die reden grepen mij de Joden in
de tempel en trachtten mij te vermoorden. Met Gods hulp houd ik stand tot op
deze dage en leg getuigenis af voor klein en groot. Ik zeg niets anders dan wat
ook de profeten en Mozes hebben verklaard dat gebeuren zou, namelijk dat de
Christus moest lijden en dat Hij als eerste uit de opstanding der doden het
licht zou verkondigen aan het volk en aan de heidenen.
Uit de Handelingen
van de Apostelen 26,9-23 (Verantwoording van Paulus over zijn zending tegenover
koning Agrippa)