maandag 31 januari 2022

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomadae IV per annum Feria III Primitiæ resurrectionis in Christo




Ad Officium lectionis

Lectio altera
Ex Tractátu sancti Irenæi epíscopi Advérsus hæreses
(Lib. 3, 19, 1. 3 — 20, 1: SCh 34, 332. 336-338)

Tweede lezing
Uit het Tractaat ‘tegen de ketters’, van de H. Irenaeus, bisschop
(Lib. 3, 19, 1. 3 — 20, 1: SCh 34, 332. 336-338)

De eerstelingen van de Verrijzenis in Christus

Dáárom werd het Woord Gods mens en de Zoon van God een Zoon des mensen, opdat de mens, innig verenigd met het Woord Gods, ook de aanneming zou ontvangen tot kind van God.
Want op geen andere manier konden wij de onbederfelijkheid en de onsterfelijkheid verkrijgen, dan door de vereniging met de onbederfelijkheid en de onsterfelijkheid zelf. Maar hoe konden wij verenigd worden met de onbederfelijkheid en de onsterfelijkheid, als niet die onbederfelijkheid en onsterfelijkheid datgene was geworden, wat ook wij zijn, opdat wat bederfelijk was door onbederfelijkheid zou worden opgenomen en zo ook het sterfelijke door het onsterfelijke om de aanneming tot kinderen te ontvangen?
Omdat deze Zoon Gods, onze Heer, het Woord dat voortkomt van de Vader, ook de Zoon des mensen is – aangezien Hij uit Maria, die een menselijke afkomst had en ook zelf mens was, geboren werd – had Hij ook een menselijke afkomst en is de Mensenzoon geworden.
Daarom ook gaf de Heer ons een teken diep in het dodenrijk en hoog in de hemel, waar de mens niet naar vroeg, omdat hij niet verwachtte, dat een maagd zou kunnen ontvangen en een zoon baren, die God met ons was en naar de aarde zou neerdalen om het schaap te zoeken, dat verloren was (en dat zijn eigen schepsel was), en Die naar boven zou opstijgen en aan de Vader die mens, die gevonden was, zou aanbieden en aanbevelen. Hij maakte zichzelf tot de Eersteling van de opstanding van de mens, om, zoals Hij als Hoofd uit de doden verrees, zo ook zijn overige Lichaam (waartoe iedere mens behoort, die in leven wordt bevonden na de tijd van zijn verwerping door zijn ongehoorzaamheid) te doen verrijzen, dat door Gods schepping door allerlei banden stevig is samengegroeid, terwijl elk lid zijn eigen en geschikte plaats heeft in het Lichaam. Want er zijn veel verblijven bij de Vader, omdat er ook veel ledenmaten zijn in één Lichaam.
Grootmoedig dan ook was God, toen de mens gevallen was, en Hij er in zijn Voorzienigheid voor zorgde de mens die overwinning te geven dóór zijn Woord. Want daar de kracht in zwakheid werd vervolmaakt, toonde dit Gods goedheid en diens overheerlijke kracht.