donderdag 13 januari 2022

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Feria VI Hebdomadæ I per annum Ad Officium lectionis Omnia vere divinum concentum per Verbum componunt. Door het Woord wordt alles samengebracht tot één goddelijke harmonie.



Lectio altera
Ex Oratióne sancti Athanásii epíscopi Contra gentes
(Nn. 42-43: PG 25, 83-87)

Omnia vere divinum concentum per Verbum componunt

Nihil est rerum ómnium quæ sunt et fiunt, quod non in ipso et per ipsum factum sit et consístat, uti étiam vir theólogus his verbis docet: In princípio erat Verbum, et Verbum erat apud Deum, et Deus erat Verbum. Omnia per ipsum facta sunt, et sine ipso factum est nihil.

Quemádmodum enim músicus lyra ad concéntum accommodáta, gravibúsque cum acútis et médiis cum áliis arte temperátis unum éfficit concéntum; ita quoque Dei Sapiéntia univérsum mundum véluti lyram tenens, resque aérias cum terrénis et cæléstes cum aériis coniúngens, omniáque cum síngulis conéctens, et suo nutu ac voluntáte circumdúcens, unum mundum unúmque mundi órdinem pulchre et concínne ádmodum éfficit ipsúmque ínterim Dei Verbum apud Patrem manet immóbile, dum ómnia, prout Patri visum fúerit, suæ natúræ constántia movet. Omnia dénique pro sua natúra illo dante vivunt et consístunt admirabilémque ac vere divínum concéntum per ipsum compónunt.

Ut vero res tanta, imágine áliqua intéllegi possit, age: numerósi alicúius chori exémplum adducámus. Itaque quemádmodum in choro ex váriis homínibus, púeris, muliéribus, sénibus et adulescéntibus compósito, uno præside moderánte, sínguli pro sua natúra et facultáte cantant, vir ut vir, puer ut puer, senex ut senex, aduléscens ut aduléscens, omnes tamen unum concéntum effíciunt, vel quemádmodum nostra ánima eódem témpore nostros sensus pro cuiúsque efficacitáte movet, ádeo ut præsénte re áliqua omnes simul moveántur oculúsque vídeat, auris áudiat, manus tangat, odorátus olfáciat, gustet gustátus aliáque córporis membra sæpe étiam agant, verbi grátia, pedes ámbulent; ita profécto rem quoque se habére in univérsa rerum natúra, licet ténue ádmodum sit exémplum, altióre tamen intellegéntia est percipiéndum.

Nimírum uno ictu Dei Verbi nutus, ómnia simul administrántur, ádeo ut, quæ rerum singulárum própria sunt, ea a síngulis fiant et ab ómnibus simul unus ordo perficiátur.

Second Reading
From a Discourse Against the Pagans by Saint Athanasius, bishop
The Word creates a divine harmony in creation
In the beginning was the Word, and the Word was with God, and the Word was God. All things were made through him, and without him nothing was made. In these words John the theologian teaches that nothing exists or remains in being except in and through the Word.
  Think of a musician tuning his lyre. By his skill he adjusts high notes to low and intermediate notes to the rest, and produces a series of harmonies. So too the wisdom of God holds the world like a lyre and joins things in the air to those on earth, and things in heaven to those in the air, and brings each part into harmony with the whole. By his decree and will he regulates them all to produce the beauty and harmony of a single, well-ordered universe. While remaining unchanged with his Father, he moves all creation by his unchanging nature, according to the Father’s will. To everything he gives existence and life in accordance with its nature, and so creates a wonderful and truly divine harmony.
  To illustrate this profound mystery, let us take the example of a choir of many singers. A choir is composed of a variety of men, women and children, of both old and young. Under the direction of one conductor, each sings in the way that is natural for him: men with men’s voices, boys with boys’ voices, old people with old voices, young people with young voices. Yet all of them produce a single harmony. Or consider the example of our soul. It moves our senses according to their several functions so that in the presence of a single object they all act simultaneously: the eye sees, the ear hears, the hand touches, the nose smells, the tongue tastes, and often the other parts of the body act as well as, for example, the feet may walk.
  Although this is only a poor comparison, it gives some idea of how the whole universe is governed. The Word of God has but to give a gesture of command and everything falls into place; each creature performs its own proper function, and all together constitute one single harmonious order.
Tweede lezing
Uit de Verhandelingen ‘Tegen de heidenen’, van de H. Athanasius bisschop

Door het Woord wordt alles samengebracht tot één goddelijke harmonie

Er is niets van alles, wat is of wordt, dat niet in Hem en door Hem geschapen is en bestaat, zoals ook de Theoloog [H. Johannes, Apostel] het met deze woorden leert: In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Alles is door Hem geworden en zonder Hem is er niets geworden.
Want zoals een musicus die zijn lier gestemd heeft, de lage met de hoge tonen kunstig met middentonen vermengt en zo een harmonie van klanken voortbrengt, zo ook houdt de wijsheid Gods het heelal als een lier in zijn hand, verbindt wat in de lucht is met het aardse en het hemelse met wat in de lucht is, en maakt van alle zaken samen één geheel, terwijl Hij alles regelt naar zijn wenk en wil. Aldus schept Hij één wereld en één schone en harmonieuze wereldorde, terwijl toch het Woord Gods onbeweeglijk bij de Vader blijft, en alles naar het plan van de Vader, door de onveranderlijkheid van Zijn natuur beweegt. Door zijn gave tenslotte leeft en bestaat alles naar ieders natuur en vormt samen dóór Hem een bewonderenswaardige en waarlijk goddelijke harmonie.
Om nu iets van zo groot belang enigszins door een beeld te begrijpen, welaan, laten wij dan eens het voorbeeld nemen van een talrijk koor. Zoals dan bij een koor, dat uit allerlei mensen, kinderen, vrouwen, ouden en jongeren bestaat, altijd één dirigent is, en een ieder zingt naar zijn natuur en talent, een man als een man, een jongen als een jongen, een oude als een oude, een jong mens als een jong mens, vormen zij toch alleen één harmonie. Ofwel, zoals een ziel tegelijkertijd onze zintuigen beweegt naar ieders werkdadigheid, zodat in de tegenwoordigheid van een bepaald iets alle zintuigen tegelijk in werking worden gezet, en het oog ziet, het oor hoort, de hand tast, het reukorgaan ruikt, de smaak proeft, en dikwijls nog andere lichaamsdelen in werking zijn, zoals bijvoorbeeld de voeten, die lopen. Zo staat het inderdaad ook in het geheel van de natuur der dingen; al is hier dan het voorbeeld zeer zwak, toch kan iemand met een goed verstand het begrijpen.
Door ook maar een enkele wenk van het goddelijk Woord wordt alles tegelijk bestuurd, en wel zó dat wat aan elke zaak eigen is, dat ook door ieder apart wordt uitgeoefend en door alle samen één ordelijk geheel tot stand komt.