Lectio
altera
(Lib. 4, 6, 3. 5.
6. 7: SCh 100, 442. 446. 448-454)
Tweede
lezing
Uit het Tractaat
‘Tegen de ketters’ van de H. Irenæus, bisschop
Het kennen van
de Vader ligt in de openbaring van de Zoon
Niemand
kan de Vader kennen zonder het Woord Gods, d.i. als e Zoon Hem niet openbaart;
noch kan men de Zoon kennen zonder de welwillendheid van de Vader. Maar die
welwillendheid bewerkt de Zoon: want de Vader zendt, en de Zoon wordt gezonden
en komt. De Vader nu, die onzichtbaar is, en niet onder termen te vatten voor
zover het van ons afhangt, wordt gekend door zijn eigen Woord, en hoewel de
Vader onverklaarbaar is, verklaart het Woord ons Hem; van de andere kant kent
de Vader alleen zijn Zoon; dat dit beide zo is, heeft de Heer ons geopenbaard.
En daarom schenkt de Zoon ons door middel van zijn openbaring het kennen van de
Vader. Want het kennen van de Vader ligt in de openbaring van de Zoon: want
álles wordt door de Zoon geopenbaard.
En
dáárom heeft de Vader zijn Zoon geopenbaard om door Hem aan ons allen bekend te
worden, en al degenen, die in de Zoon geloven, terecht in de onvergankelijke en
eeuwige verkwikking op te nemen (want in Hem geloven betekent: zijn Wil
volbrengen).
Door
de schepping zelf toch openbaart het Woord God als Schepper, en door de wereld
de Heer als Schepper van de wereld, en door het schepsel de kunstenaar die
schiep, en door de Zoon Hem als Vader, die de Zoon voortbracht. Allen bespreken
dit wel op gelijke wijze, maar niet allen geloven op dezelfde wijze. Door de
Wet en de Profeten nu heeft het Woord op gelijke wijze Zichzelf en de Vader
gepredikt; en heel het volk heeft het op gelijke wijze gehoord, maar niet
hebben allen op gelijke wijze geloofd. En door het Woord zelf, dat zichtbaar en
tastbaar werd, toonde zich de Vader, hoewel niet allen op dezelfde wijze
geloofden: toch zagen allen de Vader in
de Zoon: want het onzichtbare van de Zoon is de Vader, maar het zichtbare van
de Vader is de Zoon.
De
Zoon nu bestuurt en volbrengt alles voor zijn Vader van het begin tot het
einde, en zonder de Zoon kan niemand God kennen. Het kennen van de Vader is e
Zoon, het kennen van de Zoon is in de Vader en door de Zoon geopenbaard; en
daarom zei de Heer: Niemand kent de Zoon,
tenzij de Vader; en niemand kent de Vader tenzij de Zoon en aan wie de Zoon Hem
heeft geopenbaard. ‘Heeft geopenbaard’, wat dus niet alleen voor de
toekomst was bedoeld, alsof toen pas het
Woord de Vader begon te openbaren, toen Hij uit Maria geboren was; maar het
geldt in het algemeen voor alle tijden. Want van de oorsprong af staat de Zoon
zijn schepsel bij en openbaar aan allen de Vader, aan wie de Vader wil,
wanneeer Deze wil en zoals Deze wil. En daarom is in alles en bij alles één God
de Vader, één Woord, de Zoon, één Geest, en één heil voor allen, die in Hem
geloven.