Reeks “Oratio super munera - Gebed over de gaven”
Tweede zondag per annum / door het jaar
Christus
ontvangt brood en wijn voor de H. Eucharistie
Geef
dat wij waardig deelnemen aan dit mysterie, want dan wordt de verlossing voor
ons werkelijkheid
I n l e i d i n g
Aan
het Gebed over de gaven van deze zondag hebben de concilievaders in de Constitutie
over de Heilige Liturgie van het 2e Vaticaanse Concilie ,
Sacronsanctum Concilium, hun eerste belangwekkende uitspraak over de grote
betekenis van de liturgie, vooral van de H. Mis, ontleend: “Door de liturgie
wordt immers ‘het werk van onze verlossing voltrokken’ “ (Zie Aanhangsel nr.
2). Het is op zichzelf niet opmerkelijk
dat de oratie de H. Eucharistie noemt: “zo dikwijls de gedachtenisviering van
dit Offer wordt gehouden”: vanaf het Gebed over de offergaven zijn immers alle
teksten afgestemd op de eucharistische viering.“ Het Gebed over de gaven vormt
de voorbereiding op de liturgische handeling die voltrokken gaat worden, de
voorbereiding van personen en zaken voor het eucharistische Gebed en het gebed vraagt
om de juiste gesteltenis om het Offer waardig op te dragen.
De
“voltrekking van het werk van onze verlossing” is een exacte begripsbepaling
van de Heilige Mis: gedachtenisviering van dit Offer, dat betekent het Offer
van Christus aan het kruis. Het Offer op het kruis was het werk van onze
verlossing (onze vrijkoop): “scientes non corruptilibus auro, vel argento
redempti estis […] sed pretioso sanguine quasi agni immaculati Christi” (cf 1 Pe 1, 18) – Gij weet dat gij niet met
vergankelijk goud of zilver zijt vrijgekocht, maar door het kostbaar Bloed van
Christus, het Lam zonder vlek of gebrek. In de
Paasjubelzang, het Exsultet, roept de liturgie de gelovigen op om met
hart en ziel en met luide stem de lof te zingen van de onzichtbare God, de
almachtige Vader en van zijn eengeboren Zoon Jezus Christus, die voor ons de
schuld van Adam aan de eeuwige Vader heeft betaald, en de schuldbrief van de
oude zonde heeft uitgewist met het Bloed van zijn Hart. Dit werk van verlossing
wordt telkens voltrokken, wanneer wij de gedachtenisviering houden.
Dat is de motivatie
van het gebed. God moge ons geven dat wij het mysterie van deze
gedachtenisviering waardig vieren. Het komt dus enerzijds aan op een inwendige
gelovige gezindheid maar waardigheid verlangt ook de waardige voltrekking van
de heilige handeling met haar bijbehorende gebeden.
T e k s t
Missale Romanum
– 1970
Concede nobis, quæsumus, Domine, hæc digne frequentare
mysteria,
quia, quoties huius hostiæ commemoratio celebratur,
opus nostræ
redemptionis exercetur.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie
– 1979
Heer,
wij bidden U, dat wij altijd op waardige wijze deelnemen aan dit mysterie,
want
telkens als wij de gedachtenis van dit offer vieren,
wordt de verlossing
voor ons werkelijkheid.
Werkvertaling
Verleen
ons, smeken wij [U], Heer, op waardige wijze deze mysteries te vieren,
omdat,
zo dikwijls als de gedachtenis van dit Offer wordt gevierd,
het
dienstwerk van onze verlossing wordt voltrokken.
L i t u r g i s c h e
a n t e c e d e n t e n
In de editie 1962 van
het Romeinse Missaal van vóór Vaticanum II was de oratio super munera / super
oblata van deze zondag als secreta opgenomen in het misformulier van de 9e
zondag na Pinksteren (MR 120). De oratie gaat terug tot het Sacramentarium
Gelasianum Vetus, 1196 (Vat. Reg. Lat. 316) eerste helft van de achtste eeuw en
heeft een overeenkomstige brontekst in het Sacramentarium Leonianum, 931
(Kapittelbibliotheek Verona LXXXV), tweede helft van de zesde eeuw.
S t r u c t u u r a n
a l y s e e n s t i j l f i g u r e n
1.Concede nobis, quæsumus, Domine, hæc digne
frequentare mysteria,
2.quia, quoties huius hostiæ commemoratio celebratur,
opus nostræ
redemptionis exercetur.
De oratio bestaat uit
één enkele zin, gevormd door de hoofdzin (openingszin) regel 1, die
tegelijkertijd de bede omvat, gevolgd door een causale (redengevende) bijzin
beginnend met het voegwoord quia /omdat, waarin opgenomen de bijwoordelijke
bijzin beginnend met quoties.
Ad
1
Concede,
verleen, schenk, geef, - eerste onderdeel van het gezegde aan de spits van de
oratie in de imperativusvorm, even verderop verzacht door het verbum quæsumus,
vragen wij, een vorm van een onvolledig verbum die dikwijls in de oraties van
de H.Mis en het getijdengebed wordt aangetroffen.
Tot
het gezegde behoort ook de infinitivusvorm frequentare aan het einde van
deze regel zodat de vertaling luidt: verleen .... te vieren.
Nobis,
[aan] ons bijwoordelijke bepaling in de dativus, hier dativus commodi (van
voordeel).
Domine,
[o] Heer, anaklese in de vocativusvorm van het substantivum Dominus.
Hæc
mysteria, deze mysteries / sacramenten, - object van het
gezegd in twee congruerende accusativusvormen in het onzijdig meervoud. De
accusativusvormen zijn uiteen geplaatst en vormen derhalve een hyperbaton.
Digne,
op waardige wijze, bijwoordelijke bepaling bij het verbum frequentare.
Adverbium van dignus.
Ad
2
Redengevende
bijzin die het argument voor de bede in r. 1 vormt. De tussenzin ingeleid door
het bijwoord quoties, zo dikwijls als/telkens als, kan benoemd worden als een
bijwoordelijke bijzin van de frase quia […] opus nostræ redemptionis exercetur.
Van
de causale bijzin is opus nostræ redemptionis het subject, gevormd door de
nominativusvorm opus vergezeld van twee congruerende genitivusvormen nostræ
redemptionis (genitivus obiectivus).
Exercetur, gezegde, 3e pers. enkelvoud
præsentis passivi van het verbum exercere van de 2e coniugatie met
de stamtijden cui, citum en met de betekenis: oefenen, uitoefenen. Het gezegde
staat in de indicativusmodus vanwege het voegwoord quia alsmede ter uitdrukking
van een feitelijke werkelijkheid.
In
de bijwoordelijke bijzin, ingeleid door quoties is celebratur het
gezegde in de 3e pers. enkelvoud præsentis passivi van het verbum
celebrare met huius hostiæ commemoratio als subject, op te splitsen in
de nominativusvorm commemoratio gevolgd door twee congruerende genitivusvormen huius
hostiæ die het substantivum commemoratio nader bepalen (genitivus
explicativus). De genitivusvormen huius hostiæ vormen een alliteratie.
Bovendien is er sprake van een mooie kruisstelling (chiasme):
huius
hostiæ (genit.) commemoratio (nomin.) en opus (nomin.) nostræredemptionis
(genit.).
De
verba celebratur en exercetur hebben een klank- en tevens eindrijm terwijl de
voegwoorden quia, quoties een fraaie alliteratie vormen.
Stilistisch
wordt de oratio super munera van deze zondag gekenmerkt door alliteratie, een
hyperbaton, een chiasme en klank-, respectievelijk eindrijm.
V o c a b u l a r i u m
Frequentare,
1. dikwijls bezoeken 2. talrijk samenkomen 3. bijwonen, vieren. Frequentare is
een equivalent van celebrare en heeft
ook betekenissen als dikwijls celebreren/vieren, of eenvoudig celebreren, of
ook deelnemen aan een celebratie: cf frequentare
mysteria (Gelasianum I, 25, 170), dikwijls de mysteries / sacramenten
vieren. Zie voor meer informatie A. Blaise, Le Vocabulaire Latin des principaux
thèmes liturgiques. Ouvrage revu par Dom Antoine Dumas O.S.B.. Brepols,
Turnhout 1966, paragr. 4
Mysteria –
onz. meervoud van mysterium, -i met betekenissen als mysterie, mysterieuze
zaak, mystiek teken / symbool, mystieke betekenis (bv van een feest), geheim
goddelijk raadsbesluit, mysteries van het geloof (wanneer het Credo wordt
uitgelegd aan catechumenen) enz. (Dumas, p. 74).
Mysteria is een van de
sleutelbegrippen die regelmatig voorkomen in de oraties van de zondagen door
het jaar. Mysteria, dat kan worden gelezen als synoniem met sacramentum
eucharisticum, komt in tien Super munera
van de zondagen per annum voor (II, VII, IX, XIII,XIX, XXII, XXIII, XXVII,
XXIX, XXXII). In de context van de Super munera verwijst dit begrip de meeste
keren naar het Eucharistisch Gebed, en dus naar de sacramentele viering van het
Paasmysterie. Het meest frequent komt het in de meervoudsvorm voor waarmee het
de sacramentele riten beoogt.
Hostia
, æ, in klassiek Latijn: offerdier, slachtoffer; verder offer, offerande, gave,
hostie, H.Hostie. Dit substantivum komt vijfmaal voor (II, XVI, XVIII, XXI,
XXVIII). Volgens Dom Dumas in Notitiæ 6, 198 (Commentaren op publicaties en
studies, uitgegeven door de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de
Sacramenten) heeft het in de oraties nooit de betekenis van slachtoffer,
offerdier. Het betekent veeleer de gaven die worden aangeboden of de H.
Eucharistie zelf, waarbij de context van het offer toch niet geheel wordt
losgelaten.
Quæsumus,
wij bidden /smeken - een van de vormen van een onvolledig verbum, waardoor de
imperativus waarmee God wordt aangesproken maar waartoe de bidder in
werkelijkheid geen recht heeft, wordt gemilderd. De vorm quæsumus vervult soms
ook een functie om het smeekkarakter van de oratie te benadrukken of om bij te dragen tot een betere ritmische
loop van de oratie.
C o m m e n t a a r
Het besef van
collectieve onwaardigheid en de voortdurende behoefte aan goddelijke hulp bij
het opdragen van het eucharistisch Offer, een thema dat in de oratie van deze
zondag prevaleert, is ook het subject van het “Orate fratres” (Bidt, broeders
en zusters, dat mijn en uw offer aanvaard kan worden door God, de almachtige
Vader). Deze gebedsoproep die aan het Gebed over de gaven voorafgaat, kan
gezien worden als het persoonlijk gebed van de celebrant om aanvaarding van
zijn offergave die God wordt aangeboden samen met die van de gemeenschap. Het Gebed
over de gaven omvat immers diverse aspecten:
de bede [van de celebrant] om een waardig opdragen, de bede [van de
gelovigen] om hun geestelijke en materiële gaven met de Eucharistische gaven
waardig te verbinden en de bede [van allen] om de H. Eucharistie waardig te
vieren. De oratie super munera leert mij aldus het Heilig Misoffer beter te
begrijpen en hoog te schatten. Zo is deze oratie een dogmatisch gebed. Telkens wanneer de gedachtenis en de
actualisering van het Kruisoffer van Christus in de H.Mis zich voltrekt,
voltrekt zich ook het dienstwerk van onze verlossing: een kostbare gedachte die
ons het Misoffer verklaart als een viering van Heilige Geheimen.
In
de tweede lezing van het Misformulier van deze zondag (1 Kor 1, 1-3) spreekt de
apostel Paulus de gelovigen van de Kerk van Korinte aan als “geheiligden in
Christus Jezus, bestemd tot een heilig leven”.
God werkt door mensen.
De heiligheid van zijn heiligen is het oordeel van de wereld. Daarom moeten de
kinderen van God zich als eersten onder de voortdurende wet van de liefde stellen.
Hun zaligheid is “Zijn Wil te doen, dat is hun vreugde, Zijn wet is in hun hart
gegrift” (Antwoordpsalm 40,9). In de viering van de H. Eucharistie zoeken zij
de nabijheid van de Heer en daarmee het oordeel van Zijn kant. Zij, die
Christus in Zijn offergezindheid willen volgen, weten dat daar het werk van hun
verlossing en de reiniging van zonden opnieuw worden voltrokken. Met de Kerk
bidden wij in het Gebed na de Communie dat wij door het ontvangen van het
Lichaam en Bloed van de Heer Zijn liefde
mogen ontvangen die ons één van hart doet zijn. Zo blijven wij onder de wet van
de liefde en in Zijn tegenwoordigheid die ons heiligt.
A a n h a n g s e l
Constitutie over de Heilige Liturgie
“Sacrosanctum Concilium” van het 2e Vaticaanse Concilie, nr. 2
‘Want de
liturgie, waardoor, vooral in het goddelijk offer van Eucharistie, "het
werk van onze verlossing wordt voltrokken” (1), draagt er ten zeerste toe bij, dat de gelovigen het
mysterie van Christus in hun leven tot uitdrukking brengen en aan anderen
openbaren, gelijk ook de echte aard van de ware Kerk, die dit als eigen kenmerk
heeft, dat zij menselijk is en goddelijk tevens, zichtbaar en met onzichtbare
werkelijkheden toegerust, bruisend van activiteit en zich wijdend aan de
beschouwing. In de wereld aanwezig en toch op pelgrimstocht: en dit alles zó,
dat het menselijke in haar op het goddelijke is gericht en daaraan onder geordend,
het zichtbare op het onzichtbare, de actie op de contemplatie en het
tegenwoordige op de toekomstige woonplaats, die wij zoeken. (2)
Vandaar
dat de liturgie, die de leden van de Kerk dagelijks opbouwt tot een heilige
tempel in de Heer, tot een woonstede van God in de Geest (3)
, tevens
op wonderbare wijze kun krachten versterkt om Christus te kunnen prediken, en
zo de Kerk aan de buitenstaanders laat zien als een voor de volken opgeheven
banier (5), waaronder de verstrooide kinderen van God samengebracht moeten
worden (6), totdat het zal zijn één kudde en één herder’. (7)
(1)
Secreta van de 9de zondag na
Pinksteren
(2)
Vgl. Hebr 13, 14 ”want wij hebben
hier geen blijvende stad, maar zijn op zoek naar de stad van de toekomst.”
(3)
Vgl. Ef. 2, 21-22 “die het hele
bouwwerk in zijn voegen houdt. In Hem groeit het uit tot een heilige tempel in
de Heer. ...”
(4)
Vgl. Ef. 4, 13 “totdat wij allen
tezamen komen tot de eenheid in het geloof en de kennis van Gods Zoon, tot de
volmaakte Man, tot de gehele omvang van de volheid van de Christus.”
(5)
Vgl. Jes. 11, 12 “Hij geeft een
signaal aan de volken, Israëls verdreven brengt Hij bijeen en het verstrooide
Juda verzamelt Hij van de vier uithoeken der aarde.”
(6)
Vgl. Joh.11, 52
(7)
Vgl. Joh. 10, 16 “Ik heb nog andere
schapen, die niet uit deze schaapsstal zijn. Ook die moet ik leiden en zij
zullen naar mijn stem luisteren en het zal worden: een kudde, een herder.”
Geraadpleegde
auteurs: A. Blaise, A. Dumas osb, G. A. Nursey, J. Pascher +.