Die 24 januarii S. Francisci de Sales Episcopi et Ecclesiæ
Doctoris
Memoria
Ad Officium lectionis
In Sabaudia anno 1567 natus est. Sacerdotio initiatus
multa operatus est pro restauratione catholica in patria sua. Episcopus
Genevensis electus, verum pastorem se præbuit erga clericos et fideles, ad
fidem eos informans scriptis et operibus, exemplar omnibus factus. Mortuus est
Lugduni, die 28 decembris anni 1622, sed hac die Annesii depositus
Lectio
altera
(Pars
1, cap. 3)
Tweede
lezing
Ter
inleiding
In
1567 in Savoie geboren, gaf Franciscus na zijn priesterwijding al zijn krachten
aan het herstel van het katholieke geloof in zijn vaderland. Als bisschop van
Genève toonde hij zich een ware herder, die door daad en geschrift
geestelijkheid en gelovigen tot een diepere geloofsbeleving bracht en voor
allen een voorbeeld was. Hij stierf op 28 december 1622 te Lyon en werd op 24
januari 1623 te Annecy begraven.
Uit de
‘Inleiding tot het devote leven’ van de heilige Franciscus van Sales, bisschop
van Genève ( † 1622)
Op
verschillende manieren moeten wij de devotie beoefenen.
Bij de schepping beval God aan de planten vrucht te
dragen, ‘ieder naar zijn soort’ (Gen. 1, 11). Zo beval Hij ook aan de
christenen, de levende planten van zijn kerk, vruchten van devotie voort te
brengen, ieder naar zijn eigen aard en beroep.
Deze devotie moet op telkens andere manier worden
beoefend door de edelman, de ambachtsman, de dienstknecht, de vorst, de weduwe,
het jonge meisje en de gehuwde vrouw. Maar dat niet alleen: ook de praktijk van
de devotie moet aangepast zijn aan de vermogens, de zakelijke situatie en de
taak van ieder afzonderlijk. Ik bid u, Philothea, zeg mij of het gepast zou
zijn dat een bisschop als een kartuizer in eenzaamheid zou willen leven? Zouden
gehuwden net zo min als kapucijnen bezit willen verwerven? Zou een ambachtsman
als een kloosterling de hele dag in de kerk willen zitten? Zou een kloosterling
zich net als een bisschop de hele tijd moeten bezighouden met allerlei
vergaderingen ten dienste van de evenmens? Toch komt deze fout vrij vaak voor!
Neen, Philothea, als de devotie echt is, doet ze aan
niets afbreuk, maar maakt ze juist alles volmaakt. Als ze echter in tegenspraak
komt met het rechtmatige beroep van iemand, is ze ongetwijfeld vals.
‘De bij’, zegt Aristoteles, ‘haalt haar honing uit de
bloemen zonder ze aan te tasten.’ Zij laat ze intact en ongedeerd, zoals zij ze
gevonden heeft. Maar de echte devotie doet het nog beter: niet alleen doet ze
geen afbreuk aan enig beroep of enige zakelijke situatie, maar ze siert en
verfraait ze. Alle soorten edelstenen krijgen, als men ze in honing dompelt,
nog meer glans, iedere steen naar zijn eigen kleur. Zo wordt iedereen prettiger
in zijn beroep als hij dit met devotie gepaard doet gaan: de zorg voor het gezin
wordt rustiger, de liefde tussen man en vrouw oprechter, de trouw aan de dienst
van de vorst groter. Alles waar men zich mee bezighoudt, wordt met grotere
mildheid en liefde gedaan.
Het is een dwaling, ja zelfs een ketterij, het devote
leven te willen verbannen uit een compagnie soldaten, uit de werkplaats van
ambachtslieden, uit de hoven van vorsten, uit het huishouden van gehuwden.
Weliswaar, Philothea, kan men een devotie die louter contemplatief is, of
kloosterlijk, of religieus, niet in deze beroepen beoefenen; maar behalve deze
drie soorten devotie zijn er nog diverse andere, die geëigend zijn om hen die
in een wereldlijke staat leven, tot de volmaaktheid te brengen.
Waar wij ons ook bevinden, wij kunnen en moeten naar
een leven van volmaaktheid streven.