Lezingen van het Lezingenofficie
Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli
(1420-1497)
Eerste lezing
Uit het boek Deuteronomium 1,1.6-18
Laatste woorden van Mozes in Moab
Dit is de toespraak die Mozes tot heel Israël heeft gehouden in de dorre
vlakte aan de overkant van de Jordaan, ter hoogte van Suf, tussen Paran aan de
ene kant en Tofel, Laban, Chaserot en Di-Zahab aan de andere. De Heer, onze
God, heeft bij de Horeb tegen ons gezegd: ‘Jullie zijn nu lang genoeg bij deze
berg gebleven. Breek het kamp op en trek naar het bergland van de Amorieten en
naar het gebied van de naburige volken: de Jordaanvallei, het bergland, het
heuvelland, de Negev en de kuststrook – de gebieden van de Kanaänieten – en de
Libanon tot aan de grote rivier de Eufraat. Heel dat gebied schenk ik jullie.
Trek het binnen en neem het in bezit, want dat is het land dat de Heer jullie
voorouders Abraham, Isaak en Jakob en hun nageslacht onder ede heeft beloofd.’
Daarna heb ik tegen u gezegd: ‘Ik alleen kan de verantwoordelijkheid voor
u niet dragen. De Heer, uw God, heeft u zo in aantal doen toenemen dat u nu zo
talrijk bent als de sterren aan de hemel, en moge hij, de God van uw voorouders,
u nog duizendmaal zo talrijk maken en u zegenen zoals hij heeft beloofd. Maar
hoe zou ik alleen de last van uw problemen en geschillen kunnen dragen? Wijs
daarom in elke stam bekwame, verstandige en ervaren mannen aan, dan zal ik hen
als leiders over u aanstellen.’ Toen antwoordde u: ‘Uw voorstel is goed, dat
zullen we doen.’ Daarop koos ik de hoofden van uw stammen uit, bekwame, ervaren
mannen, en gaf hun de leiding over groepen van duizend man, van honderd, van
vijftig en van tien; anderen stelde ik voor uw stammen als schrijver aan. De
rechters gaf ik toen deze instructie: ‘Hoor beide partijen en doe rechtvaardig
uitspraak, zowel tussen twee volksgenoten als wanneer er een vreemdeling bij
betrokken is. Oordeel zonder aanzien des persoons, hoor de arme evengoed als de
rijke. Laat u door niemand bang maken, want u spreekt recht namens God. Wanneer
iets u te moeilijk is, leg het dan aan mij voor en ik zal me erover buigen.’ En
zo heb ik u destijds vele aanwijzingen gegeven.
Tweede lezing
Uit de Brief aan de Ephesiërs, van de H. Ignatius van Antiochië, bisschop
en martelaar
(Nn. 2, 2 — 5,
2: Funk 1, 175-177)
In de eendracht van de eenheid
Het is passend, dat gij op alle manieren Jezus Christus verheerlijkt, die
u heeft verheerlijkt, opdat gij, in gehoorzaamheid verenigd en onderworpen aan
de bisschop en het priester-college, in alles moogt zijn geheiligd.
Ik beveel u niet alsof ik iets beteken. Want al ben ik geboeid om de Naam
van Christus, daarom ben ik nog niet volmaakt in Jezus Christus. Want nu begin
ik pas zijn leerling te zijn en spreek ik u toe als mijn medeleerlingen. Want
het paste mij eigenlijk meer door u gesterkt te worden in geloof, vermaning,
geduld en gelijkmoedigheid. Maar omdat de liefde mij niet toelaat over u te
zwijgen, heb ik het beter geacht u te vermanen, om u te verenigen met Gods wil.
Want ook Jezus Christus, die onafscheidelijk ons leven is, is de uiting van de
Wil van de Vader, zoals ook de bisschoppen, die overal ter aarde zijn
aangesteld, in de Wil van Jezus Christus zijn.
Daarom past het u naar de wil van de bisschop te handelen, wat gij ook
doet. Want uw geprezen priester-college, waardig voor God, is zo met de
bisschop verbonden als de snaren met de cither. Daarom wordt door uw
eensgezindheid en uw harmonische liefde Jezus Christus bezongen. Maar weest ook
gij ieder afzonderlijk een koor, om samenklinkend door uw eensgezindheid, het
timbre over te nemen van God, en als met één stem te zingen voor de Vader door
Jezus Christus, waardoor de Vader zowel u moge horen, als uit het goede, dat ge
verricht, moge erkennen, dat gij ledematen zijt van zijn Zoon zelf. Daarom is
het nuttig, dat gij blijft leven in een onverbroken eenheid om ook steeds deel
te hebben aan God.
Want als ik in zo’n korte tijd al zo’n band bezat met uw bisschop, wat
geen menselijke maar een geestelijke band was, hoeveel te meer prijs ik u
gelukkig, die zo met hem verbonden zijt als de Kerk is met Jezus Christus en
Jezus Christus met de Vader, zodat alles in eenheid samen stemt? Laat niemand
zichzelf misleiden: als iemand niet binnen de offerplaats is ontvangt hij niet
het Brood van God. Want als het gebed van één of twéé personen al zo’n kracht
bezit, hoeveel te meer dan dat gebed van de bisschop en van heel de Kerk?