Reeks “Oratio
super munera - Gebed over de gaven”
Derde zondag per annum / door het jaar
Laat deze gaven heilzaam voor ons zijn.
Christus
ontvangt brood en wijn voor de H. Eucharistie
I n l e i d i n g
De vraag waarom “onze gaven” heil kunnen
bewerken, beantwoordt de oratie eenvoudig zelf. Zij vraagt God het
‘sacrificando’ te bewerken, dat wil zeggen door middel van de consecratie,
waardoor de gaven Lichaam en Bloed van Christus worden. Het zijn weliswaar nog
steeds onze gaven, omdat wij in het mysterie met Christus zijn verenigd. Maar
het zijn ook de gaven van Christus, dezelfde, die Hij op het Kruis de Vader
heeft geofferd. Na de consecratie komen de gaven in een heilige uitwisseling
(sacrum commercium) tot en in ons terug met de geheimnisvolle werkingen van het
heil, die de Heer heeft beloofd. “Wie Mijn Vlees eet en Mijn Bloed drinkt,
heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag” (Jo 6, 54).
“Niets anders immers werkt de deelname aan het
Lichaam en Bloed van Christus uit, dan dat wij veranderd worden in datgene, wat
wij nuttigen; en dat wij Hem, in Wie wij medegestorven, medebegraven en
medeverrezen zijn, in alle opzichten in onze geest en in ons vlees dragen,
volgens het woord van de Apostel: “Gij zijt immers gestorven en uw leven is met
Christus verborgen in God. Maar wanneer Christus, uw Leven, verschijnen zal,
dan zult gij ook verschijnen in de heerlijkheid tesamen met Hem” (Kol 3, 3
sqq), die met de Vader en de Heilige Geest leeft en heerst in de eeuwen der
eeuwen” (S. Leonis Magni Sermo 63, 7).
“En daarom bidden wij, dat ons Brood, dat
is Christus, ons dagelijks wordt gegeven, dat wij, die in Christus verblijven
en leven, ons van zijn heiliging en Lichaam niet verwijderen” ( S. Cyprianus,
De oratione dominica, 18).
T e k s
t
Missale Romanum – 1970
Munera
nostra, Domine, suscipe placatus,
quæ
sanctificando nobis, quæsumus,
salutaria
fore concede.
Altaarmissaal
Nederlandse Kerkprovincie
- 1979
Heer, aanvaard in uw goedheid dit brood en
deze wijn.
Heilig deze gaven en laat ze heilzaam voor
ons zijn.
Werkvertaling
Heer, aanvaard goedgunstig onze gaven,
[en] verleen, bidden wij, dat deze, doordat
ze geheiligd worden,
voor ons heilzaam zullen zijn.
L i t u
r g i s c h e a n t e c e d e n t e n
Het Gebed super munera is afkomstig uit
Sacramentarium Leonianum, 529, dat berust in de Kapittelbibliotheek Verona,
LXXXV, 2e helft 6e eeuw. Het gebed was niet opgenomen in
het Missale Romanum van 1962.
S t r u c t u u r a n a l y s e
1. Munera
nostra, Domine, suscipe placatus,
2. quæ
sanctificando nobis, quæsumus,
salutaria
fore concede.
De oratie bestaat uit één enkele zin, op te
splitsen in twee halfzinnen, elk met een imperativusvorm als gezegde, elk met
een bede, waarbij het object van de bede in de tweede halfzin afhankelijk is
van de genadevolle aanneming van de offergaven door God in de eerste halfzin. De
tweede halfzin wordt ingeleid door het relativum quæ en heeft als antecedent de
munera nostra in de eerste halfzin. Het vertalen van dit relativum levert
enigszins problemen op. Men kan derhalve kiezen uit de volgende twee
mogelijkheden:
1. Beschouw het zinsdeel dat door quæ wordt
ingeleid als een nieuwe zin, waardoor quæ de functie van relatieve aansluiting
krijgt. Om de verbinding met de munera nostra te verduidelijken gebruikt men de
coniunctie ‘en’ en verandert men het relativum in een persoonlijk voonaamwoord
‘ze’. Men leest dan: En verleen (ons), wij bidden u, dat ze door het heiligen,
heilzaam zullen zijn (voor ons).
2. Quæ behoudt de functie van relativum en
vertaal daartoe de imperativus met ‘U moet toestaan’. Men leest dan: de gaven,
die U moet toestaan heilzaam (voor ons) te zullen zijn, door ze (voor ons) te
heiligen. Door deze vertaling krijgt de imperativus echter een haast ongepaste
toon.
Ad 1
Suscipe, - aanvaard, neem aan, gezegde in de imperativusvorm van het
verbum sucipere, 3. Deze imperativus vraagt God de gaven van de Kerk, haar
offers, haar aanbidding en gebeden aan te nemen of te ontvangen. Ook hier
mildert de losse werkwoordsvorm quæsumus het imperatieve karakter. Dezelfde
functie heeft quæsumus bij de tweede imperativusvorm concede.
Munera nostra, onze gaven – object in twee congruerende
accusativusvormen in het onzijdig meervoud.
Domine, [o] Heer – anaklese van Dominus, mooi geplaatst in het
midden van de openingszin en – bede.
Ad 2 quæ
sanctificando nobis, quæsumus,
salutaria fore concede.
Concede, verleen, geef, in de imperativusvorm van concedere 3. Zie
Vocabularium. De werkwoordsvorm quæsumus
vormt een tussenzin.
Quæ…salutaria fore: een a.c.i. (accusativus cum
infinitivo-constructie) waarbij het relativum quæ (onzijdig meervoud) munera (r.1)
als antecedent heeft.
Salutaria fore: fore = koppelwerkwoord in de futurumvorm van
het verbum esse vergezeld van het prædicaatsnomen salutaria dat congrueert met
het antecedent munera.
Salutaria: pluralis neutrum van de
adiectivumvorm salutaris, - e, heilzaam, reddens.
Sanctificando nobis, bijwoordelijke bepaling, samengesteld uit
de gerundiummodus van het passieve verbum sanctificari in de ablativusvorm (causæ
of instrumentalis) en uit de dativusvorm nobis (van voordeel, dativus commodi),
te vertalen als: geef dat deze, door ze ten bate van ons te heiligen…De
dativumvorm nobis kan ook inhoudelijk bij salutaria fore worden betrokken.
V o c a
b u l a r i u m
Munera,
gaven, offergaven, van munus, -eris N. Munus - of zijn varianten oblata,
sacrificia, dona - is de meest voorkomende naam voor het object van de Gebeden
over de gaven. Afhankelijk van de context kan munus verwijzen naar een
officiële dienst of een rituele act (33e zondag), naar offergaven–
inclusief materiële giften voor het offer (3e, 4e, 9e,
15e, 17e , 19e, 20e, 25e
zondag) of ook naar het eigenlijke offer
(16e zondag). Verder kan het begrip munus verwijzen naar genade, of
naar Gods gave aan ons.
Placatus,
adiectief afkomstig van het verbum placare met de betekenis: verzoenen,
bevredigen, tot bedaren brengen. De passieve vorm placari betekent zich laten
verzoenen.
Vier
maal komt dit begrip voor in de oratio super munera in de tijd door het jaar
respectievelijk op de zondagen III, IV, XIX en XXXII. Het geeft een status of
een conditie aan van verzoend zijn met, tevreden gesteld met, of in vrede.
Placatus
is gerelateerd aan propitius en heeft dan ook betekenissen zoals gunstig
gestemd, genadig, vriendelijk gestemd tegenover het offer van de Kerk.
Concede:
deze imperatiefvorm van het verbum concedere 3, concessi, concesssum (herinner
u ons ‘Nederlands’ woord concessie) die
in vijf orationes super munera voorkomt, heeft in het liturgisch taalgebruik positieve
betekenissen zoals verleen, geef, schenk. In negatieve zin betekent dit verbum verbeuren,
verspelen, zich compromitteren. In beide betekenissen omvat concede een zich
welwillend, minzaam neerbuigen van de kant van God waarbij Hij genadig het
offer de gevraagde uitwerking verleent.
Sanctificare
komt in de orationes super munera op de zondagen per annum viermaal voor (III,
XVI, XVII en XVIII) en betekent heilg-maken, heiligen. Het verbum staat op twee
manieren in relatie met de gaven: ofwel de gaven zelf worden geheiligd – hæc
dona sanctifica, heilig deze gaven
(XVIIIe zondag) – ófwel het offeren van deze gaven heiligt hen die deze
offeren - præsentis vitæ nos conversatione sanctificent, opdat [deze mysteries]
ons leven hier op aarde heiligen (XVIIe
zondag).
B e k n o p t c o m m e
n t a a r
De oratie verwijst naar de offergaven van
brood en wijn (aldus benoemd door de Nederlandse vertaling in het AM), maar anticipeert
ook op de dank en lof in het Eucharistisch Gebed. Het gebed over de Gaven vormt
immers als het ware een scharnier tussen Offerande en Eucharistisch Gebed.
Aanwijzing hiervoor is het meervoud “munera” en de frase “quæ sanctificando
nobis, quæsumus, salutaria fore concede”. Hier worden álle eucharistische
handelingen en niet alleen de aanbieding van de materiële elementen beschouwd
als de offergaven die geheiligd en daardoor tot heilsmiddelen zullen worden.
Door wie worden de offergaven specifiek
geheiligd? Daarover lichten de ‘Constitutiones apostolicæ’ (1) ons in: “Zend uw
Heilige Geest over deze gaven, getuige van het lijden van de Heer Jezus, opdat
Hij dit brood in het lichaam van uw Christus, en deze kelk in het bloed van Uw Christus
consacrere” (VIII, 12).
De Eucharistische Gebeden II,III en IV van
de Ordo Missæ wijzen naar dezelfde auctor mysterii, de Bewerker van het
Mysterie. Het Eucharistisch Gebed II
zegt: “Heilig dan deze gaven met de dauw van uw Heilige Geest, dat zij voor ons
worden tot Lichaam en Bloed van Jezus Christus onze Heer”.
En het Eucharistisch Gebed III: “In alle
ootmoed vragen wij U ze [deze gaven] te heiligen door uw Geest, en ze Lichaam
en Bloed te doen zijn van Jezus Christus” en in IV bidt de Kerk: “Daarom smeken
wij U, Heer, dat uw Heilige Geest deze offergaven wil bezielen (de Latijnse
tekst geeft hier sanctificare), opdat zij het Lichaam en Bloed worden van onze
Heer Jezus Christus”.
De oratie van deze zondag vraagt God dat de
heiligende kracht van de sacrale offerritus heilzaam mag zijn voor degenen die
deelnemen aan de liturgie: “.. quæ sanctificando nobis, quæsumus, salutaria
fore concede”. Het is de genade van de kant van God die het offer naar zijn
voltooiing leidt in de H. Communie en in haar uitwerkingen. Door genade worden
de liturgische handelingen voltooid en ook de uitgesproken woorden vormen de
aanzet tot voortdurende zuivering en heiliging van hen die de H. Communie
ontvangen en ook tot de uiteindelijke vervulling van de liturgische gedachtenisviering
die is: eeuwig heil en zaligheid bij God. Laten wij alles doen wat in ons
vermogen ligt om deze heiliging waardig te zijn.
(1)
Ook Apostolische
Constituties genoemd: belangrijke canonieke en liturgische verzameling uit ca
380 van anonieme hand, onder andere geput uit de Didachè, de Traditio
apostolica en de Didascalia.
Geraadpleegde auteurs: J. Pascher + en G. A. Nursey.