DOOP VAN DE HEER
Feest
Het
Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo,
Ravenna (vóór 529)
Laat
ons, gevoed door Uw heilige gaven, naar U luisteren om Uw kinderen te zijn.
I n l e i d i n g
Dat wij met de heilige gaven zijn gevoed – zoals de
openingsregel van de postcommunio van dit feest, tegelijk de 1e
zondag door het jaar, luidt - heeft
uiteraard allereerst betrekking op de Heilige Communie.
Onder heilige gaven kan men echter ook de ‘Tafel van
het woord’ verstaan, aangezien de Woorddienst waarvoor Vaticanum II uitdrukkelijk
aandacht heeft gevraagd, nauw verbonden is met de Eucharistische Dienst.
Bij de Gedaanteverandering van Jezus op de Berg Thabor
voegt de stem van de Vader bij de proclamatie van Jezus, als Zoon van God, de
oproep: “Luistert naar Hem” (Mc 9, 7 en parallelplaatsen). Dit woord van de
Vader is zeker betrokken bij de reactie van de oratie.
In de Nederlandse vertaling is
het gebed gesplitst in twee afzonderlijke zinnen. De Latijnse oratie bestaat
uit een volzin.
De tweede zin luidt: Laat
ons altijd luisteren naar uw Eniggeborene
om uw kinderen te worden
genoemd en het ook werkelijk te zijn.
Deze zin wekt de suggestie dat
het luisteren een zelfstandige voorwaarde is om kind van God te zijn. De
oorspronkelijk tekst stelt het gevoed zijn door de heilige gaven voor op en
vermeldt het luisteren in relatieve, dus afhankelijke bijzin. Dat is logisch
want het is een postcommunio, dat wil zeggen een gebed na het nuttigen van de
H. Communie.
Niet voor het eerst blijkt hier
het gebrekkig karakter van (sommige) Nederlandse vertalingen van Latijnse
liturgische teksten.
Zoals Jezus bij zijn Doopsel in de Jordaan
en op de Thaborberg Zoon van God wordt genoemd, zo zal dat ook voor de
gelovigen gelden, en zoals Jezus niet alleen maar zo werd genoemd, maar het ook
werkelijk was, zo zal het ook bij ons zijn. Dat drukt de oratie op de best
mogelijke manier uit met de woorden: “ut [. . . ] filii tui vere nominemur et
simus”, “om uw kinderen te worden genoemd en het ook werkelijk te zijn”. Het
hoeft geen betoog dat bij het bidden om het Kindschap Gods aan het sacrament
van het Doopsel wordt gedacht. De Postcommunio richt zich primair op (vandaar
de naam van deze oratie) en de
participatie van de gelovigen leidt er toe en moet het effect hebben dat het Trinitaire
leven – het deelhebben aan het leven van de Goddelijke Drieënheid – dat bij het
Doopsel als beginsel werd ontvangen, waarlijk tot verwerkelijking en voltooiing
komt: ‘filii tui vere simus’.
T e k s t
Missale Romanum [MR] 1970
Sacro munere
satiati,
clementiam tuam,
Domine, suppliciter exoramus,
ut, Unigenitum
tuum fideliter audientes,
filii tui vere nominemur et simus.
Altaarmissaal
Nederlandse Kerkprovincie 1979
Heer, wij zijn met uw heilige gaven gevoed
en doen een beroep op uw goedheid;
Laat ons altijd luisteren naar uw eniggeboren
om uw kinderen te worden genoemd en het ook werkelijk
te zijn.
Werkvertaling
Door uw heilige gave verzadigd,
doen wij smekend een beroep op uw mildheid,
opdat wij, die met geloof naar uw Eniggeboren Zoon
luisteren,
uw kinderen worden genoemd en het ook waarlijk zijn.
L i t u r g i s
c h e a n t e c e d e n t e n
De tekst van MR 1970 is een nieuwe compositie, gebaseerd
op 1 Joh 3, 1, welk fragment ook in het collectegebed van het misformulier van
de H. Hieronymnus Aemiliani (20 juli) is vervat (MR 1962):
Deus
misericordiarum Pater,
per merita et
intercessione Hieronymi,
quem orphanis
adiutorem et patrem voluisti:
concede; ut
spiritum adoptionis quo filii tui
nominamur et sumus,
fideliter
custodiamus.
B i j b e l s e c o n t e x t
Ex 33, 18-19
[Moyses] ait: Ostende mihi gloriam tuam. Respondit
[Dominus]: Ego ostendam omne bonum tibi, et vocabo in nomine Domini coram te;
et miserebor cui voluero, et clemens ero in quem mihi placuerit.
Toen vroeg Mozes: Laat mij toch uw
heerlijkheid zien. Hij gaf ten antwoord: Ik zal in al mijn luister aan u
voorbijgaan en in uw bijzijn de naam Jahwe uitroepen. Want Ik schenk genade aan
wie Ik wil en barmhartigheid aan wie Ik wil.
Mt 3, 17
Et ecce vox
de caelis, dicens: “Hic est Filius meus dilectus, in quo mihi complacui”.
En een stem uit de hemel sprak: Dit is mijn
Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb.
Mt 17,5
Adhuc eo loquente, ecce nubes lucida obumbravit eos.
Et ecce vox de nube, dicens: His est Filius meus dilectus, in quo mihi bene
complacui: ipsum audite.
Nog was hij [Petrus] niet uitgesproken of
een lichtende wolk overschaduwde hen en uit die wolk klonk een stem: Dit is
mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn behagen heb gesteld; luistert naar
Hem.
Lc 3, 22
Factum est autem, cum baptizaretur omnis populus, et
Iesu baptizato et orante, apertum et caelum; et descendit Spiritus Sanctus
corporali specie sicut columba in ipsum, et vox de caelo facta est: “Tu es
Filius meus dilectus; in te complacui mihi”.
Terwijl
al het volk zich liet dopen, en Jezus na zijn Doop in gebed was, geschiedde het
dat de hemel openging en de heilige Geest, in lichamelijke
gedaante als een duif, over Hem nederdaalde, en een stem uit de hemel sprak:
Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb Ik mijn behagen gesteld.
Rom 8, 15
Non enim accepistis spiritum servitutis iterum in
timore, sed accepistis spiritum adoptionis
filiorum, in quo clamamus: Abba [Pater].
De geest die gij ontvangen hebt, is er niet
een van slaafsheid, die u opnieuw vrees zou aanjagen. Gij hebt een geest van
kindschap ontvangen, die ons doet uitroepen: Abba, Vader!
Eph 1, 3. 5-6
Benedictus Deus et Pater Domini Iesu Christi … qui
praedestinavit nos in adoptionem filiorum
per Iesum Christum in ipsum, secundum propositum voluntatis suae, in laudem
gloriae gratiae suae, in qua gratificavit nos in dilecto Filio suo.
Gezegend is God, de Vader van onze Heer
Jezus Christus, die ons in de hemelen in Christus heeft gezegend met elke
geestelijke zegen. In liefde heeft Hij ons voorbestemd zijn kinderen te worden
door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil, tot lof van de heerlijkheid
zijner genade.
2 Pt 1, 17
Accipiens enim a Deo Patre honorem et gloriam, voce
delapsa ad eum huiusmodi a magnifica gloria: Hic est Filius meus dilectus, in
quo mihi complacui: ipsum audite.
Want Hij heeft van God de Vader eer en
verheerlijking ontvangen, toen door de verheven Majesteit dit woord tot Hem
gericht werd: “Deze is mijn geliefde Zoon in wie Ik mijn welbehagen heb”.
1 Io 3, 1
Videte qualem caritatem dedit nobis Pater, ut filii Dei nominemur et simus.
Ziet, welk een liefde de Vader ons heeft
gegeven, dat wij kinderen van God genoemd worden; en het ook zijn!
G e t u i g e n i s s e n v a n d e V
a d e r s
Prosper van Aquitanië in Expositio psalmi 135 (PL 51, 388)
Qui ergo sunt filii Dei, et per adoptionis sacramentum
divinæ sunt consortes naturæ, habent huius nominis donum: quia uni Dei
serviunt, uni Domino voluntaria subiectione famulantur.
Zij, die echter kinderen van God zijn en
door het sacrament van de aanneming [tot kinderen van God] delen in de
goddelijke natuur, bezitten de gave van deze naam: dat zij één God dienen, aan
één Heer in vrijwillige onderwerping dienstbaar zijn.
Chromatius van Aquilea in Homilia 18, 3
(ed. Lemarié, RB 73 (1962) 196:
Quia ergo
vos, filii competentes, per gratiam Dei renasci beatis in innocentia, deposita
omni vetustate peccati, nativitatis
vestræ gratiam integram et illibatam servare debetis, ut vere filii Dei dici vel esse
possitis, et digni haberi introitu regni cælestis.
Daarom dus moeten jullie, kinderen [competentes] die om opname
in de geloofsgemeenschap van de Kerk verzoeken,
door de genade Gods tot gelukzaligheid in onschuld worden herboren,
moeten jullie na de oude erfenis van de zonde te hebben afgelegd, de zuivere en
ongerepte genade van jullie [weder] geboorte bewaren, opdat jullie waarlijk
kinderen van God kunnen worden genoemd of liever nog het (ook) zijn, en waardig
worden beschouwd het Rijk der hemelen binnen te gaan.
Noot:
competentes zijn in de oude Kerk de catechumenen die de eerste fase van de
voorbereiding op het H. Doopsel hebben voltooid en vervolgens om opname in de
Kerk vragen.
S t r u c t u u r a n a l y s e e n s
t i j l f i g u r e n
1. Sacro munere
satiati,
2. clementiam
tuam, Domine, suppliciter exoramus,
3a. ut,
4. Unigenitum
tuum fideliter audientes,
3b. filii tui vere nominemur et simus.
De oratie bestaat uit één
enkele doorlopende zin die samengesteld is uit een hoofdzin (regel 2) in de
indicativus waarmee God, in feite zijn mildheid / goedheid, hier en nu smekend
wordt toegebeden. De openingsfrase “sacro munere satiati” (r. 1) is een
bijstelling die nadere informatie geeft over het subject in de 1e
persoon pluralis van het prædicaat exoramus.
In het tweede deel van de
zin, een finale of consecutieve bijzin, ingeleid door het voegwoord ut (3a en
3b), vinden we de eigenlijke bede in de coniunctivusvorm uitgedrukt: “ut [Unigenitum tuum fideliter audientes], filii
tui vere nominemur et simus, op-/zodat wij werkelijk uw kinderen worden genoemd
en het ook zijn.
Deze bijzin wordt onderbroken door de tussenzin
“Unigenitum . . . audientes”, eveneens
een bijstelling, hier de nominativusvorm van het participium præsentis van
audire bij het subject dat is opgesloten in de prædicaten “nominemur” en
“simus”.
Suppliciter (r. 2),
fideliter (r. 4) en vere (r. 3b) zijn
bijwoordelijke bepalingen die zowel de prædicaten
exoramus, nominemur en simus als het participium praesentis audientes nader illustreren.
De bijwoordelijke bepaling ‘vere’
(r. 3b) kan zowel ‘nominemur’ als ‘simus’ illustreren, als effect van de
bereidheid tot luisteren naar Jezus Christus, ook al suggereert de plaatsing
van ‘vere’ slechts een relatie met ‘nominemur’.
De passieve vorm benadrukt het belang van hoe anderen ons zien, hoe wij
als kinderen van de Vader geloofwaardig op anderen overkomen, niet alleen in naam maar ook in woord en daad
trouw zijn aan Hem. Het predicaat simus drukt meer de verantwoordelijkheid uit
die wij zelf dragen; zijn wij het daadwerkelijk waardig om Zijn kinderen te
zijn. Ook al heeft ‘vere’ op beide prædicaten betrekking, in sterkere mate hoort
dit bijwoord bij ‘simus’.
S t i j l f i g u r e n
Gewone congruentieuitgangen
in clementiam tuam, Unigenitum tuum en filii tui.
Eindrijm bij suppliciter
en fideliter, bijwoorden die de gesteltenis van de bidder uitdrukken.
Antithese van Unigenitum
tuum en filii tui. (Uw Eniggeboren Zoon – uw zonen)
Eindrijm bij exoramus en
simus
Door haar ritmisch en
klankrijke (a, i en u) verloop leent de oratie zich uitstekend om te worden
gezongen. Mooi is ook dat in de openingsregel het participium perfecti passivi ‘satiati’
en in regel 4 het participium præsentis ‘audientes’ is gebruikt, het eerste als
passieve gesteldheid, het tweede als actieve gesteltenis van de bidder.
K l e i n v o c a b u l a r i u m
Munus, -eris, neutrum,
(offer) gave - met als varianten oblatum, sacrificium, donum - is de meest
voorkomende naam voor het object van de eucharistische dienst. Afhankelijk van
de context kan munus verwijzen naar een officiële dienst of een rituele act,
naar de offergaven– inclusief materiële giften voor het offer of ook naar het
eigenlijke offer. Verder verwijst het begrip munus, met name in de
postcommunio-gebeden naar Gods gave aan ons: de H. Communie zelf, of de daarmee
ontvangen genade. Gewoonlijk duidt het begrip munus in de postcommuniogebeden
voeding, voedsel, gevoed worden aan, en wel op overvloedige wijze:
“Divini
muneris largitate satiati”, “door de overvloed van de goddelijke Gave
verzadigd” (postcomm. zaterdag na Passiezondag MR 1962) Munus is het voedsel
waardoor het bovennatuurlijke leven wordt gevoed, gesterkt en groeit, het
brengt nieuw leven als de geestelijke vitaliteit verflauwt, het schenkt de
noodzakelijke steun in tijdelijke zaken om met meer vertrouwen het eeuwige te
blijven zoeken, het is een genieting die van werelds genot aftrekt, het is een
gave waarover we mogen jubelen. Al deze interpretaties geven aan dat de H.
Eucharistie voedsel is. Het is en levende expressie van de doctrine dat de
geconsacreerde materie, de munera,
het sacramentele teken zijn van het Lichaam en Bloed van Christus, genuttigd
voor het leven van de ziel.
Satiare,
1, heeft de betekenissen van verzadigen, bevredigen, stillen. Het adverbium
satis betekent 1.toereikend, voldoende, genoeg 2. tamelijk, nogal 3. zeer vrij,
en in de comparativus (vergrotende trap) beter, voordeliger. Zoals bovenstaande
verwijzing “Divi muneris largitate satiati” aangeeft, heeft dit begrip in de
liturgie betrekking op de uitwerking van de H. Communie.
In
het Nederlands en in sommige dialecten kennen we het begrip “zat zijn” met
diverse betekenissen.
Sacer,
-sara, sacrum, - heilig, gewijd. Merk op dat munus in de postcommunio van deze zondag en op een aantal andere
plaatsen wordt beschreven als sacrum.
(Vgl. de antifoon O sacrum convivium). Ook de dikwijls gebruikte kwalificaties cæleste (hemels)
of tantum (zo groot) op andere
plaatsen duiden een bepaald sacraal element aan.
Clementia.
Voor betekenis, gebruik en functie van
deze voor God gebezigde eigenschap zie de bespreking van de Postcommunio van de
3e zondag van de Advent in deze reeks.
C o m m e n t a a r
Op de Berg Thabor waar de Transfiguratie van Jezus
plaatsvond bekrachtigde de eeuwige Vader het getuigenis dat Hij over Jezus, God
de Zoon, bij diens Doop had gegeven. Dit maakt tegelijk duidelijk dat de
aanneming tot kind van God met het Doopsel begint en met onze verheerlijking in
het hiernamaals wordt voltooid.
God heeft ons zijn Eniggeboren Zoon tot Leraar gegeven
en omdat Hij ons beveelt naar Hem te luisteren zal Hij ons ook de Heilige Geest
schenken om steeds dieper in zijn leer door te dringen, deze in geloof en met
het verstand te begrijpen en, wat het belangrijkste is, deze in daden om te
zetten. Als ouders tegen hun kinderen zeggen “je moet luisteren”, is dat geen
vrijblijvende uitnodiging om de oren open te zetten, maar moeten er daden
volgen!
In zijn boven reeds genoemd beknopt bericht over de
Doop zelf van Christus noemt de Evangelist Lucas nog een ander aspect in 3, 21:
“Terwijl al het volk zich liet dopen, en Jezus na zijn Doop in gebed was,
geschiedde het dat de hemel openging en de Heilige Geest. . . “
Waarom was Jezus in gebed?
Hij wilde ons tonen dat het gebed het instrument is
dat de hemel voor ons opent, de volheid van genade van de Heilige Geest tot ons
leidt, ons hart toegankelijk maakt voor de Wil van de Vader en ons de
vriendschap met God schenkt.
Het gebed bezielt de toewijding van al onze intenties
en daad, en brengt bovendien het ontvangen van de Sacramenten op een hoger
niveau. De beoefening van het gebed brengt de gelovigen er toe de kostbare
gaven die zij hebben ontvangen te behoeden en te bewaren, met name de H.
Communie, en voorts naar die genade te
verlangen die nodig is om in leven te blijven.
Waarom zijn de wonderen die de genade bewerkt
tegenwoordig zo zeldzaam geworden? Waarom zijn er nog zo weinig praktiserende
christenen? Het antwoord luidt: slechts weinig christenen bidden… De praktijk
van het bidden is tegenwoordig dikwijls in allerlei opzichten verstard en
gereduceerd. Men neemt genoegen met de voordelen van het Doopsel, zonder toeleg
op de plichten die met dit sacrament zijn verbonden. Men laat zich, zonder het
te beseffen, van de schatten van het gebed beroven, in plaats van tot het gebed,
dat de trouwe hoeder is van alle genade, zijn toevlucht te nemen.
Laten we ons inspireren door Christus die gedurende
zijn leven dikwijls in gebed was, vragen we om de liefde om het gebed te
beoefenen, vragen we steeds opnieuw hoe te leren bidden, omdat God zoveel
genaden met het gebed heeft verbonden.