Het
Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo,
Ravenna (vóór 529)
I n l e i d i n g
Geef ons uw Geest van liefde
Na de sluiting van de cycli van de
Advent en Kersttijd zijn we intussen verder gegaan met de tijd, die eerder de
tijd van Driekoningen werd genoemd, maar die nu wordt aangeduid als de Tempus
per annum of “Tijd door het jaar”, ook wel “Gewone Tijd door het jaar”, Tempus ordinarium
of in het Engels taalgebied: Ordinary Time. Deze periode van het liturgisch
jaar heeft niet het boetekarakter van de Veertigdagentijd, noch het feestelijke
karakter van de Paastijd, maar omvat met de eerste reeks zondagen per annum
vóór de Veertigdagentijd en met de tweede reeks zondagen na Pinksteren
(sluiting van de Paastijd) de bijzondere liturgische tijden van Vasten en
Pasen. Ook de liturgische boeken van de periode voor Vaticanum II noemden de
zondagen na Epiphanie en de zondagen na Pinksteren de Tijd door het jaar; deze
terminologie werd behouden in de Novus
Ordo.
Termen in het Latijn als ordinarius
(regelmatig, gewoon, ordelijk, ordinarius) gaan terug op het basisbegrip ‘ordo’ dat betekenissen
heeft als: een regelmatig rij, reeks,
orde, volgorde, ordening, afdeling, stand, klasse. Dit concept komt
veelvuldig voor in de denkwijze van de Katholieke Kerk.
De ‘Libreria Editrice Vaticana’ geeft
jaarlijks een ‘voorschriftenboek’ uit met de titel: Ordo
Missae Celebrandae et Divini Officii Persolvendi secundum Calendarium Romanum
Generale pro anno liturgico 2019-2020. De ordening van de te celebreren Missen
en van het te voltrekken Goddelijk Officie volgens de Algemene Romeinse
Kalender voor het liturgisch jaar 2019-2020. Dit boek geeft aan
welke feesten gevierd moeten worden volgens hun verschillende rang, welke Mis
kan worden gekozen of wat in acht moet worden genomen bij Liturgia Horarum. Het vermeldt ook bijzondere details als de kleur
van de liturgische gewaden, of bepaalde zaken toegestaan of verboden zijn,
zoals het verbod muziekinstrumenten te gebruiken gedurende de Veertigdagentijd,
tenzij bedoeld als ondersteuning van de gemeenschappelijk zang (p. 68). Op inhoud
en betekenis van de begrippen ‘ordines’ en ‘ordinarii’ binnen het kader van de
Kerk kom ik verderop terug.
De Postcommunio van deze zondag roept in
de openingszin een krachtig beeld op van het uitstorten en uitgieten in ons van
de liefde door de Heilige Geest. Caritas, dat het Latijn hier gebruikt, is niet
simpelweg ‘liefde’. ‘Liefde’ is tegenwoordig vaak een afgesleten term en wordt
praktisch zonder onderscheid zowel toegepast op het lievelingskostje, de
lievelingskat, de favoriete film, op God, maar ook op vrouw en kinderen. De
liefde die het begrip caritas omvat, waaraan paus Benedictus XVI ons in zijn
eerste encycliek Deus caritas est (25
jan. 2006) herinnert, is tegelijk op God en op onze naasten gericht, zoals Christus
zelf gebood. Caritas omvat een tweevoudige band. Het is een liefde die tot het
uiterste offer bereid is, met als meest volmaakte voorbeeld Jezus’ Offer op het
Kruis. Deze vorm van liefde gaat altijd uit van het goede in de ander. Het is
een wilsbesluit.en geen kwestie van gevoel.
Zonder deze dubbelgerichte caritas is ‘het gebed na de
Communie’ eerder een stilleven dan een levend landschap. Het lijkt eerder op
een schilderij van een schitterende schaal fruit dan op een weergave van
opbloeiend, gedijend leven. De Italiaanse term voor een stilleven is “natura
morta”, een “dode natuur”. Het is een prachtig, maar dood leven. Al onze
gebeden kunnen wel een mooie klank hebben, maar zonder caritas, zonder liefde
omgezet in daden, zijn deze zoals Sint Paulus zegt in 1 Kor 13, 1: “Al spreek
ik met de tongen van engelen en mensen: als ik de liefde niet heb, ben ik niet
meer dan klinkend koper of een schelle cimbaal”. Caritas is niet alleen iets
innerlijks in ons binnenste of ‘thuis achter de geraniums’, maar roept ons op
uitwendig te handelen overeenkomstig onze inwendige status en roeping.
T e k s t
Missale Romanum [MR] 1970
Spiritum nobis,
Domine, tuæ caritatis infunde,
ut, quos uno cælesti pane satiasti,
una facias pietate concordes.
ut, quos uno cælesti pane satiasti,
una facias pietate concordes.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie
1979
Heer,
met een en hetzelfde brood uit de hemel hebt Gij ons gevoed.
Geef
ons uw geest van liefde en maak ons daardoor één van hart.
Werkvertaling
Stort,
Heer, in ons de Geest van uw liefde,
om
(zo) hen die Gij met één en hetzelfde Brood hebt verzadigd,
door
uw vaderlijke goedheid één van hart te doen zijn.
L i t u r g i s
c h e a n t e c e d e n t e n
De Post communionem oratio van deze
zondag is in MR 1962 in het misformulier van vrijdag na Aswoensdag vermeld (MR
1069) en ook met een kleine tekstaanpassing in dat van Pasen.
In het misformulier van Pasen is de
versie aldus: Spiritum nobis, Domine, tuæ caritatis infunde, ut, quos sacramentis
paschalibus satiasti, una facias pietate concordes. Dat het eucharistisch Brood
“paasgeheim” wordt genoemd, wijst op Jezus Christus in de H. Communie als het
ware Paaslam.
Lange tijd vóór de samenstelling van het
Missale Romanum was deze oratie reeds opgenomen in het Sacramentarium
Gelasianum Vetus (Vat. Reg. Lat. 316), eerste helft van de zesde eeuw, 1330, en
in het Sacramentarium Leonianum (Verona), 1049, tweede helft zesde eeuw.
(E. Mœller, J.M. Clément en B. Coppieters ’t Wallant, Corpus Orationum, VIII, R-S, Brepols,
Turnhout 1996, p. 273-277, nr. 5521a met secties A t/m F, ingedeeld op basis van
tekstverwantschap, nr. 5521b met secties A t/m D en nr 5521c met secties A en
B. Elke sectie bevat een lijst van codices die een bepaalde handschriftenfamilie
vormen)
T e x t u e l e a n a l y s e
1. Spiritum nobis, Domine, tuæ caritatis infunde,
2a. ut, 2b. quos uno cælesti pane satiasti,
2a. una facias pietate concordes.
2a. ut, 2b. quos uno cælesti pane satiasti,
2a. una facias pietate concordes.
De
oratie bestaat uit één enkele doorlopende frase, opgebouwd uit een hoofdzin met
een imperativusvorm (regel 1), waarin de bede krachtig wordt geformuleerd: het
gevraagde object Spiritum staat aan de spits van de oratie, een prominente
positie. De openingszin wordt gevolgd door een finale, resp. consecutieve bijzin
(r. 2a), waarin opgenomen de relatieve bijzin quos (r. 2b), in de
coniunctivusvorm, bepaald door het voegwoord ut, waarin het effect wordt
verwoord van de in regel 1 gevraagde genade krachtens de ontvangen H. Communie.
De oratie heeft een trinitair karakter:
de Postcommunio zich richt tot de Vader en vraagt om de instorting van de H.
Geest die liefde is, terwijl wij de Zoon in ons hebben opgenomen in de zojuist
ontvangen H. Communie.
De epiclese, de aanroeping van de H.
Geest of de Logos (de Zoon) na de
Consecratie, van het Eucharistisch Gebed III drukt, zich richtend tot de Vader,
de trinitaire eendracht als volgt uit: “Vervul
ons van zijn (= van de Zoon) Heilige Geest opdat men ons in Christus zal zien
worden tot één lichaam en één geest”. Zo toont zich de H. Eucharistie aan de
basis van de Kerk als mysterie van eenheid. Ook in de epiclese van het
Eucharistische Gebed II zien we dezelfde bede om eenheid: “Zo delen wij in het
Lichaam en Bloed van Christus en wij smeken U dat wij door de Heilige Geest
worden vergaderd tot één enige kudde.”
Of, om het met Johannes Ruusbroec te zeggen: Jezus
Christus is de levende fontein die ons toevloeit door de Heilige Geest uit het
Hart van de Vader.
Ad
1
Domine,
[o] Heer – anaklese van Dominus in de vocativusvorm
Infunde,
stort in, uit in/giet uit, – prædicaat in de imperativusvorm van het verbum
infundere, infudi, infusum, 3. Voor de betekenis zie onder Klein Vocabularium.
Spiritum
tuæ caritatis, de Geest van uw liefde - object van het prædicaat infunde,
samengesteld uit de accusactivusvorm Spiritum van spiritus, - us, 4, en de
bijvoegelijke bepaling tuæ caritatis in twee congruerende genitivusvormen, die
het begrip Spiritum nader verklaren door het benoemen van een eigenschap van de
Geest: genitivus qualitatis.
Nobis,
voor/aan ons – bijwoordelijke bepaling in de ablativus meervoud van het pers.
voornaamwoord nos, wij.
Ad
2a-2b
Finale/doelaanwijzende
resp. consecutieve/gevolgaanduidende bijzin met prædicaat facias concordes in
de coniunctivusvorm, bepaald door het voegwoord ut, opdat/zodat Gij [object]
een van hart maakt/doet zijn. Facias, op-/zodat Gij maakt/doet zijn – 2e pers.
coniunctivi præsentis van facere, 3, en de prædicatieve bepaling consortes die
aansluit bij het object quos in de relatieve bijzin 2b.
Una
pietate, door de ene (vaderlijke) liefde/goedheid – bijwoordelijke bepaling in
twee congruerende ablativusvormen die het middel of de oorzaak van het
gevraagde effect aangeven: ablativus instrumenti / causæ. Voor de betekenis van
pietas, - atis zie eveneens het Klein Vocabularium.
Ad
2b
De
relatieve bijzin [eos] quos uno cælesti
pane satiasti, zij die Gij met het ene hemelse Brood hebt verzadigd, fungeert
als object bij het prædicaat facias concordes (r. 2a) en vernoemt een
goddelijke heilsdaad (het verstrekken van het Brood uit de Hemel) waarop het
gebed zich beroept om het gevraagde effect – als christelijke gemeenschap één
van hart en geest te kunnen zijn – te kunnen ontvangen. Het zinsdeel una
pietate (r. 2a), op grond van die ene liefde jegens zijn kinderen, die de Vader
eigen is - onderstreept dit beroep extra.
Satiasti, gij hebt verzadigd – prædicaat, 2e
pers. perfecti activi indicativi vanwege de feitelijke werkelijkheid.
Uno cælesti pane, met het ene hemelse Brood –
bijwoordelijke bepaling in drie congruerende ablativusvormen, ablativus
instrumenti (middel waarmee een handeling, hier satiasti, wordt verricht).
S t i j l f i g u r e n
Una [facias] pietate, hyperbaton (uiteenplaatsing van begrippen die
grammaticaal bij elkaar horen) r. 2a
Uno (r. 2b), una (r. 2a), klankrijm.
K l e i n v o c a b u l a r
i u m
Pietas, - atis, f.
God de Vader heeft de mensen lief en
heeft hen zijn liefde ontegensprekelijk bewezen door hen zijn Zoon als
Verlosser te schenken. Het is de liefde van de oneindig verheven Vader, die in
het Latijn van de liturgie van de Kerk wordt uitgedrukt in het begrip “pietas”
, omdat in de liefde van de Vader heel de sublimiteit van zijn Wezen is vervat.
De H. Eucharistie en bijgevolg de H.
Communie is het sacramentum magnæ
pietatis, het sacrament van zijn overgrote liefde (cf Oratio super munera,
6e zondag van Pasen).
Het
begrip pietas kent een dubbele beweging: de natuurlijke liefde van de vader /
de moeder voor hun kinderen en de respectvolle wederliefde van de kinderen voor
hun ouders. Het betekent echter niet ‘een goed gevoel’. Zoals boven al gezegd
weerspiegelt ons uitwendig gedrag onze inwendige habitus. Katholieken erkennen
de verschillende relaties ten overstaan van de objecten van hun pietas. Wie ben
ik voor het aanschijn van God? Ten overstaan van ouders, weldoeners en/of
superieuren? Wat is mijn authentiek aandeel in deze relatiepatronen? Hoe zijn zij aan pietas gebonden in hun
relatie tot mij? Pietas is een wezenskenmerk van God maar Hij is aan geen
enkele verplichting gebonden. In de oratietaal refereert pietas, toegepast op
God, meestal aan zijn genade en goedheid jegens ons. In onze taal is het begrip
pieteit gangbaar, van de diverse betekenissen als devotie, eerbied, respect, liefdevolle
gedachtenis godsvrucht, devotie wordt het begrip heden ten dage frequent
gebruikt voor het liefdevol gedenken en de eerbied jegens overledenen.
Concordes
Pluralisvorm van het adiectivum
concors, concordis en betekent eensgezind, verenigd, overeenstemmend,
harmonieus.
We kennen het begrip ‘concordia’
als naam voor harmonieën en andere muziekgezelschappen, sportverenigingen,
scheepsbedrijven (denk aan de Costa Concordia).
Op de N.-W.-hoek van het Forum
Romanum stond de tempel van Concordia (Latijn:Aedes Concordiæ), ook wel Tempel van de Eendracht.
De tempel was gewijd aan Concordia, de Romeinse
godin van de eendracht, die vooral betrekking had op
de Romeinse burgers, die in het algemeen op het Forum geen moeite hadden stevig
te debatteren!
Voorts de term concordaat als bilaterale
overeenkomst tussen de Heilige Stoel enerzijds en een bepaalde staat anderzijds
en ook het begrip concordantie dat een overzicht is van alle woorden uit een
bepaald werk met verwijzing naar de locatie waar ze voorkomen.
Bijbelconcordanties zijn uitermate praktisch!
Concors is samengesteld uit de
prepositie cum (met) met cor, cordis
(hart). Dit begrip brengt ons tot de beschouwing van wat de mens in feite is.
In de theologie over de natuur van de mens vinden we in de geschriften van de
H. Paulus concepten over de aard van de mens, ofschoon hij niet voorziet in een
heldere theologische antropologie. Paulus doelt meestal op de betekenis van de
mens in zijn relatie met, en tot God én de wereld om hem heen. Hij gebruikt
termen als ‘lichaam’ (Grieks soma),
‘ziel’ (psyche), “geest” (pneuma), “verstand” (nous), “hart” (kardia), “vlees” (sarx), die alle
wijzen naar bepaalde aspecten van de hele persoon, maar niet uitdrukkelijk naar
de afzonderlijke delen. Psyche, “ziel”
bijvoorbeeld is niet enkel de vitale levenskern die het biologische leven
kracht verleent, maar heeft betrekking op de hele persoon, maar vooral in
verband gebracht met zijn bewustzijn, zijn intellect en de kracht van zijn wil.
Voor Paulus is psyche eerder een
natuurlijk dan een bovennatuurlijk levensprincipe. Zo is bij Paulus iemand
zonder inwoning van de Heilige Geest een psychikos, eerder
een op de materie gericht geestelijk persoon dan een op het bovennatuurlijke
gerichte geestelijke persoon. Paulus gebruikt voorts pneuma “geest”
zowel voor de Heilige Geest als voor de mens. Wanneer pneuma in geval van de mens in verband wordt gebracht
met soma “lichaam” en psyche
“ziel” wijst hij op die dimensie van de mens die in staat is de Heilige Geest
te ontvangen: een pneumatikos mens. Nous of
“verstand” is voor Paulus het kenvermogen, het intellect dat begrijpt en
oordeelt. Er is een nauwe band tussen nous en kardia, of “hart”, de
meer affectieve dimensie van de mens. “Hart” is als iemands emotioneel
landschap, dat deel van ons dat liefheeft en droevig is, vreest, lijdt en
droomt. Dat is het “hart” dat zich kan “verharden” (cf 2 Kor 3, 14) of “worden
gesterkt en bevestigd” doordat Christus zijn zegel er op heeft gedrukt en de
Geest als een handgeld aan onze harten heeft meegedeeld (cf 2 Kor 1, 20-22). Wanneer
we nu concordes in de Postcommunio van deze zondag proberen te vertalen, kunnen
we zeggen “één van hart en geest”, zodat de verschillende inwendige
landschappen van de gedoopten één harmonieus geheel vormen.
Een beter begrip van de betekenis van de
wortels en de herkomst van de theologische terminologie helpt om de katholieke
terminologie op dit terrein als minder vreemd te beschouwen.
Infundo, infudi, infusum
Heeft volgende betekenissen: 1.
ingieten, in iets gieten, in laten vloeien,
laten instromen 2.op of over iets gieten, uitgieten, zich uitstorten. In
de constructie infundere alicui aliquid, heeft het
de impact van “iemand een medicijn toedienen”, spreiden over, meedelen,
verstrekken, verschaffen. (Vgl. ‘infuus’ in het Nederlands),
Het sacrament van het Doopsel wordt
toegediend middels “infusio”: het doopwater wordt uitgestort over de dopeling,
zodat het water langs de huid vloeit.
We spreken ook over de theologische
deugden van geloof, hoop en liefde die bij de dopelingen worden ingestort (Catechismus
van de Katholieke Kerk 1813).
De openingsregel van het collectegebed
van de 4e zondag van de Advent en van het slotgebed van het
Angelusgebed luidt: “Gratiam tuam, quæsumus, Domine, mentibus nostris
infunde”. De Menswording van Christus, Lijden en Verrijzenis staan
onder de werking van de Heilige Geest; zonder de Geest van God is ook de
verlossende deelname aan dood en verrijzenis niet mogelijk. Om deze heilige
Geest vraagt de Kerk, wanneer zij bidt om de Agratiam
infundere”, de uitstorting van de genade, Een parallel kan worden getrokken met
een tekst van Sint Paulus: A...
de liefde Gods is uitgestort in onze harten door de Heilige Geest, die ons is
geschonken@ (Rom
5, 5).
T o
e l i c h t i n g
Bij
de begrippen ordo, ordines, ordinarius
Een
plaatselijke of diocesane Ordo of dat van een kloosterorde (Proprium Calendarium
Ordinis, de eigen kalender van een Orde)
zou ook de namen van bijvoorbeeld overleden priesters of leden kunnen bevatten.
Met betrekking tot de geestelijkheid ‘ordent’ de Kerk de daartoe bestemde
mannen door het Sacramentum Ordinis (Ordessacrament)
in drie rangen: diakens, priesters en bisschoppen waarbij geestelijke macht
wordt overgedragen en genade toebedeeld voor de viering en toediening van de
Sacramenten en ook voor de ordening van het leven van de Kerk.
Als
gevolg van de liturgiehervorming van Vaticanum II verschenen een aantal ordines
met regelingen voor de toediening van sacramenten en het voltrekken van
bepaalde riten.
We
noemen er enkele:
Ordo
Baptismi parvulorum – Regeling voor het Doopsel van kleine kinderen
Ordo
Confirmationis – Regeling voor het toedienen van het Vormsel
Ordo
Pænitentæ – Regeling voor het Boetesacrament
Ordo
Missæ – Regeling voor de H. Mis
Ordo
Celebrandi Matrimonium – Regeling voor de viering van het Huwelijkssacrament
Ordo
Unctionis Infirmorum eorumque pastoralis curæ – Regeling voor de Ziekenzalving
en van de pastorale zorg voor hen
Ordo
Initiationis Christianæ Adultorum – Regeling voor de christelijke initiatie van
volwassenen
Ordo
Exsequiarum – Regeling voor de Uitvaart
Ordo
benedicendi Oleum Catechumenorum et Infirmorum et conficiendi Chrisma –
Regeling voor de wijding van de Catechumenenolie en het opleggen van het
Chrisma
Ordo
Cantus Missæ – Regeling voor de Misgezangen
En
voor het religieuze leven:
Ordo
Professionis Religiosæ – Regeling voor de Religieuze Professie
Ordo
Benedictionis Abbatis et Abbatissæ – Regeling voor de Abts- en Abdissenwijding
Ordo
Consecrationius Virginum – Regeling voor de Maagdenwijding
Ordines
/ Ordeningen / Regelingen brengen dus orde mee en een specifieke ordening van
personen en zaken tot een soort eenheid. Sommige geestelijken, zoals diocesane
bisschoppen, worden ‘ordinarii’ (enkelvoud ‘ordinarius’) genoemd vanwege het
uitoefenen van jurisdictie.
We
spreken ook over religieuze of kloosterorden, instituten waarvan de leden
geloften afleggen om volgens bepaalde regels te leven (onze Orde bijvoorbeeld
heet voluit Canonissæ Regulares Ordinis Sancti Sepulcri, Reguliere
Kanunnikessen van het Heilig Graf). Er zijn ook bepaalde Ridderordes die
monastiek leven in zekere zin proberen te combineren met militaire diensten.
De
bovengenoemde Ordo Missæ bestaat
voornamelijk uit die gedeelten van de Mis die voor het merendeel onveranderlijk
zijn. Het Missale Romanum 1970 bevat de “nieuwe ordo” van de H.
Mis, of Novus Ordo.
Wordt
de bisschop van een diocees de plaatselijke Ordinarius (Ordinarius loci)
genoemd, uit de geschiedenis van de liturgische boeken kennen we nog een andere
Ordinarius. Een belangrijke bron voor het kerkelijk leven in de latere
Middeleeuwen is de codex ‘De Ordinarius van de Collegiale Onze Lieve
Vrouwekerk te Maastricht, derde kwart XIVe eeuw, 1984 in druk verschenen en uitgegeven door
J.M.B. Tagage +. “Liber Ordinarius” of “Ordinarius” noemde men het boek waarin
ten behoeve van de liturgie in kathedrale kerken, alsmede in kloosterkerken en
collegiale kerken, zoals die van reguliere en seculiere kanunniken en
kanunnikessen, de voorschriften voor de uitoefening van de eredienst op de
verschillende tijdstippen van de dag en in de loop van het kerkelijk jaar waren
vastgelegd. De grondslag voor deze ‘Ordinarii’ vormden de “Ordines’ van de
achtste eeuw, die toenmaals in de kerken van Rome ontstonden en zich van
daaruit verbreidden.
Zij
omvatten een reeks voorschriften voor de uitoefening van de eredienst, waarbij
het allereerst ging om de liturgie van de Mis, van het Goddelijk Officie en van
een aantal andere plechtigheden.
De
“Ordinarius van de Lieve Vrouwe” bevat een schat aan informatie: het Tijdeigen,
het Eigen van de Heiligen, het Calendarium, het Martyrologium, de wijze waarop
men zich in het koor diende te gedragen, de kleurencanon, de hymnen in
koorofficie en processies, tropen, prosen, sequenties, orgel, relieken,
ornamenten, kerkmeubilair, de functies van het kanunnikenkapittel enz. enz. Met
dit belangrijke werk is de kennis van de godsdienstbeleving en van het
culturele leven van het middeleeuwse Maastricht ontsloten.
C o
m m e n t a a r
Als we spreken over de ‘gewone’ Tijd
door het Jaar doelen we daarmee niet op een gemeenplaats of op een periode
zonder specifiek karakter. We zijn de tijd binnengegaan van de voorbereiding op
de Geboorte van het Kind Jezus tot de laatste zondag van het liturgisch jaar,
de viering van Christus Koning, de Deus
pietatis, de God van liefde, maar ook de Iudex tremendus, de
Rechter naar wiens Majesteit wij met huiver opzien en die ons zal binnenleiden
in het eeuwige Rijk van vrede.
Het
begrip pietas helpt ons ons goed te
concentreren tijdens de viering van de H. Eucharistie. Zet pietas, met zijn concepten van plicht en verplichting,
ons niet aan tot een diepgaand onderzoek van ons geweten? We moeten ons oprecht afvragen wie we zijn en
wie we niet zijn. Verbonden met begrippen en habitus van concors en
caritas, daagt
pietas ons uit en roept ons op een waarachtig, vitaal en goed
geïntegreerd beeld van God te zijn in woord en daad. We zouden eerder
moeten lijken op een mooi portret dan op een louter stilleven. Dit geldt voor
ieder aspect van onze actieve deelname aan de liturgie. In de H. Mis gaat het
niet zozeer over ons en over wat we doen, maar over wie en wat God is, en wat
Hij doet voor ons.
“In
de H. Communie opent Hij de deur naar zijn roemrijk en minnend Hart en naar
zijn ziel vol heerlijkheid, bevalligheid, vreugde en trouw: daarin zult ge u
verblijden en er groeien en toenemen in hartelijke liefde. Hij is de poort ten
eeuwigen leven en uw toegang tot het levende paradijs, dat Hij zelf is. Daar
zult gij de vrucht van het eeuwig leven smaken, die voor ons gegroeid is aan
het kruishout, maar die wij verloren hadden door de hovaardij van Adam en die
wij nu weer terug bekomen in de ootmoedige dood van onze Heer Jezus Christus,
die ons levend paradijs is”. (Johannes Ruusbroec).
Onze
deelname aan de H. Mis gedurende de gewone tijd door het jaar kan ons helpen
ons leven te ordenen. Op ons rust de plicht te handelen overeenkomstig de
waarheid wie wij zijn (en wie wij niet zijn), wie onze naaste is, wie God is,
en wat werkelijk gebeurt in de H. Mis binnen de Moederkerk. Laat het uitwendige
aspect van de viering van de H. Mis onze innerlijke habitus weerspiegelen zoals
ook uit onze levenshouding de schoonheid van een heilig lidmaat van Christus’
Mystiek Lichaam kenbaar moet zijn.