I n l
e i d i n g
Het
collectegebed roemt God vanwege zijn wonderbaarlijk verzoeningswerk. Hij
bewerkt dit door zijn Woord, en deze goddelijke zorg voor de mensen is
geenszins afgesloten. Zoals immers de tegenwoordige tijd van het werkwoord “operaris”
laat zien, duurt deze in het heden nog voort: “Pater meus usque modo
operatur et ego operor” – “Tot op de dag van vandaag is mijn Vader
voortdurend aan het werk, en houd ook Ik niet op met werken”(Jo 5,17).
Het
is wellicht geen toeval, dat hier niet van de Zoon van God, maar van Hem
als het Woord wordt gesproken. Want daarmee wordt de relatie gelegd met
de Proloog van het Evangelie van Sint Jan, waar staat geschreven: “Omnia per
ipsum facta sunt, et sine ipso est nihil, quod factum est” – “Alles is door
Hem geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is” (Jo
1,3). Ook de Brief aan de Hebreeën verwijst naar het Woord, de Zoon van
God “die alles in stand houdt door zijn machtig woord”( Hebr 1,3b).
“Zijn
Mensheid immers was, in vereniging met de Persoon van het Woord, het instrument
van ons heil. Daarom is in Christus de volmaakte verzoening voor ons herstel
tot stand gekomen en werd ons de volheid geschonken van de goddelijke eredienst”
(Sacrosanctum Concilium, nr.5).
T
e k s t
Missale Romanum 1970
Deus,
qui per Verbum tuum humani generis reconcilationem mirabiliter operaris,
præsta,
quæsumus,
ut
populus christianus prompta devotione et alacri fide
ad
ventura sollemnia valeat festinare.
Altaarmissaal Nederlandse
Kerkprovincie 1979
God,
door uw Woord brengt Gij op wonderbare wijze de verzoening van alle mensen met
U tot stand.
Geef
dat uw volk zich met grote toewijding en levendig geloof
voorbereidt
op het komende paasfeest.
Werk
vertaling
God,
die door uw Woord op wonderbare wijze de verzoening van het menselijke geslacht
bewerkt,
verleen,
vragen wij [U],
dat
het christenvolk in staat is zich met prompte toewijding en blijmoedig geloof
te
haasten naar de komende [jaarlijks terugkerende] plechtigheden.
L
i t u r g i s c h e a n t e c e d e n t
e n
Het
collectegebed is een nieuwe compositie voor het postconciliaire Romeinse
Missaal: alleen de anaklese van God met de betrekkelijke bijzin tot en met het
“præsta, quæsumus” is afkomstig uit het Gelasianum Vetus en andere
codices (1) en wordt aangevuld met “prompta devotione et alacri fide”, een
gedeelte van de 2e preek van de H. Paus
Leo de Grote (+ 461) over de Vastentijd.
Een
mooi stukje onomwonden Latijn: helder, duidelijk, zonder opsmuk.
B
i j b e l s e c o n t e x t
Col
1,19-20
Quia
in ipso complacuit omnem plenitudinem habitare et per eum reconciliare omnia in
ipsum, pacificans per sanguinem crucis eius, sive quæ in terris sive quæ in
cælis sunt.
Want
in Hem heeft de ganse Volheid van God willen wonen, en door Hem alles met Zich
willen verzoenen - alles, wat op aarde is en in de hemel - nadat Hij vrede had
gebracht door het Bloed van zijn Kruis.
Col
1, 22
Nunc
autem reconciliavit in corpore carnis eius per mortem exhibere vos sanctos et
immaculatos et irreprehensibiles coram ipso.
Ook u
heeft Hij thans in zijn vleselijk Lichaam verzoend door de dood, om u heilig en
vlekkeloos voor zijn aanschijn te doen staan.
Rom
5,10-11
Si
enim cum inimici essemus reconciliati sumus Deo per mortem Filii eius, multo
magis reconciliati salvi erimus in vita ipsius; non solum autem, sed et gloriamur
in Deo per Dominum nostrum Iesum Christum, per quem nunc reconciliationem accepimus.
Want
zo we met God zijn verzoend door de Dóód van zijn Zoon, toen we nog vijanden
waren, hoeveel te meer zullen we gered worden door het Léven, nu we met Hem
zijn verzoend. En dit niet alleen; maar we roemen zelfs in God door onze Heer
Jezus Christus, door wie we thans de verzoening hebben verworven.
G
e t u i g e n i s s e n v a n d e V
a d e r s
Fulgentius
Ruspensis, Tractatus De fide ad Petrum
(Cap. 22. 62: CCL 91A, 726.750)
Iste
iitur est, qui in se uno totum exhibuit quod esse necessarium ad redemptionis
nostræ sciebat effectum, idem scilicet sacerdos et sacrificium, idem Deus et
templum; sacerdos, per quem sumus reconciliati; sacrificium, quo reconciliati;
templum, in quo reconciliati; Deus, cui reconciliati. Solus tamen sacerdos,
sacrificium et templum, quia hæc omnia Deus secundum formam servi; non autem
solus Deus, quia hoc cum Patre et Spíritu Sancto secundum formam Dei.
Deze
is het, die in zich alleen alles uitvoerde, wat Hij wist dat nodig was voor de voltooiing
van onze verlossing; Hij was namelijk tegelijk Priester en Offer, God en
Tempel: Priester, door wie wij zijn verzoend; Offer, waardoor wij zijn verzoend;
Tempel, waarin wij zijn verzoend, en God met Wie wij zijn verzoend. Hij alleen
was: de Priester, het Offer en de Tempel: dit alles was God in de gestalte van
een dienstknecht; maar God was Hij niet alleen, want God was Hij met de Vader
en de Heilige Geest.
Origines,
Ex Homiliis in Leviticum, Hom. 9, 5. 10: PG 12,
515.523
Si
ergo considerem verum pontificem meum, Dominum Iesum Christum, quomodo, in
carne quidem positus, per totum annum erat cum populo, annum illum de quo ipse
dicit: Evangelizare pauperibus misit me, et vocare annum Dómini acceptum, et
diem remissionis, adverte quomodo semel in anno isto, in die repropitiationis
intrat in sancta sanctorum, hoc est, cum impleta dispensatione penetrat cælos,
et intrat ad Patrem, ut eum propitium humano generi faciat, et exoret pro omnibus
credentibus in se.
Hanc
repropitiationem eius, qua hominibus repropítiat Patrem, sciens Ioannes apostolus,
dicit: Hæc dico, filioli, ut non peccemus. Quod et si peccaverimus, advocatum
habemus apud Patrem, Iesum Christum, iustum, et ipse est repropitiatio pro peccatis
nostris.
Sed
et Paulus similiter de hac repropitiatione commemorat, cum dicit de Christo:
Quem posuit Deus propitiationem in sanguine ipsius per fidem. Igitur
dies propitiationis manet nobis usquequo finem mundus accipiat.
Als
ik dan mijn ware Hogepriester aanschouw, de Heer Jezus Christus, in het vlees verschenen,
geheel het jaar door bij het volk, in dát jaar namelijk waarvan Hij zelf zegt: Hij
heeft Mij gezonden om aan de armen de Blijde Boodschap te brengen, en een
genadejaar af te kondigen van de Heer en de dag der vergiffenis, bemerk dan,
dat Hij eenmaal in dat jaar, op de dag van de Verzoening, in het Heilige der
Heiligen binnentrad, dat wil zeggen, wanneer Hij, na de vervulling van zijn
zending, de hemelen binnenging naar de Vader, om Hem te verzoenen met het
menselijk geslacht, en daar te bidden voor allen die in Hem geloven.
In
het bewustzijn van deze zijn Verzoening, waarmee Hij de Vader met de mensen
verzoent, schrijft de apostel Johannes: Kinderen, dit schrijf ik u, opdat gij
niet zoudt zondigen. En mocht iemand zondigen, dan hebben wij een voorspreker
bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige. En Hij is de verzoening voor
onze zonden. Maar ook Paulus spreekt in diezelfde zin over de verzoening
als hij van Christus zegt: Die God als verzoening heeft gesteld in zijn
Bloed door het geloof. Dus blijft die dag der verzoening voor ons tot de
wereld een einde neemt.
Maximus,
Epistola11: PG 91,454-455
(...)
divinum Dei ac Patris Verbum (quinimmo, primum illud solumque infinítæ bonitatis
insigne), nulla verborum vi explicabili demissionis modo, inque rem nostram
inclinationis, nobíscum per carnem versari dignatum est; illa tum operatum, tum
passum ac locutum quibus decebat nos, cum inimici ac hostes essemus, Deo et
Patri reconciliari; ac qui extranei a beata vita facti eramus, ad eam rursus
revocari.
(...)
Het goddelijk Woord van de Vader heeft (ja, als eerste en enige teken van de
oneindige goedheid) zich verwaardigd met ons in menselijke gedaante om te gaan
op een wijze van zelfvernedering en neerbuiging naar ons, die met geen woorden
is te beschrijven; toen heeft Hij dát gedaan, dát geleden en gepreekt, waardoor
Hij ons, toen wij zijn vijanden waren, met God de Vader moest verzoenen; om
ons, die van het gelukzalige leven waren buitengesloten, daarheen terug te
voeren.
Gregorius
Nazianzenus, Oratio 45,23-24: PG 36, 645-655
Si
Joseph Arimathæus sis, ab eo, qui cruci affixit, corpus pete; tuum fiat mundi
piaculum
Zijt
gij een Joseph van Arimathea, vraag dan om het Lichaam aan hem, die Het aan het
kruis sloeg: het verzoeningsmiddel voor de wereld worde uw bezit.
Isaac
Abbas, Sermo 42: PL 194, 1832
Iustus
in seipso, et iustificans seipsum ipse. Solus Salvator, solus salvatus; qui in
corpore suo super lignum pertulit, quod de corpore suo per aquam abstulit.
Iterum per lignum et aquam salvatus, Agnus Dei, qui tollit, quæ pertulit,
peccata mundi, sacerdos et sacrificium, et Deus qui, se sibi offerens, se
per se sibi, sicut Patri et Spiritui Sancto, reconciliavit.
Hij
[Christus] is rechtvaardig in zichzelf en rechtvaardigt zichzelf. Hij alleen is
de Verlosser, alleen de verloste: Die in zijn lichaam op het kruis als last tot
het einde heeft gedragen, wat Hij door het water van de Doop van zijn lichaam
heeft afgewassen. Hij maakt zalig zowel door het kruis als door het water. Het
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, die Hij gedragen heeft. priester
en offerande, en God, zichzelf aan zichzelf opdragend, die Zich door Zichzelf
heeft verzoend met Zichzelf, alsook met de Vader en de Heilige Geest.
S t r
u c t u u r a n a l y s e
1.Deus,
qui per Verbum tuum humani generis reconcilationem mirabiliter operaris,
2.præsta,
quæsumus,
3.ut
populus christianus prompta devotione et alacri fide
ad
ventura sollemnia valeat festinare.
Ad 1
Deus, aan de
kop van de oratie is de anaklese, de aanspreekvorm, de vocativus, gevolgd door
een relatieve bijzin met het reflexivum qui, het subject: God, die….waarin
een heilsdaad uit het verleden en in het heden actueel, wordt gememoreerd. Operaris,
het prædicaat (gezegde), 2e persoon enkelv. van het deponens operari,
in de indicativus præsentis omdat Gods verzoenend en verlossend werken een
waarneembare feitelijkheid is. Mirabiliter, bijwoordelijke bepaling bij
het gezegde: op wonderbare wijze. Humani generis
reconcilationem: object van het verbum en samengesteld uit de
accusativusvorm reconciliationem, nader gepreciseerd door de bijvoeglijke
bepaling humani generis waarvan de genitivusvorm generis congrueert met de
adiectivusvorm humani.
Per Verbum tuum: bijwoordelijke bepaling (van middel of oorzaak) samengesteld uit twee
congruerende accusativusvormen afhankelijk van het voorzetsel per, door,
door middel van.
Ad 2
Præsta, quæsumus:
de imperativusvorm præsta, verleen, geef, verzacht door het aanvullende quæsumus,
bidden wij, vormt de eigenlijke bede.
Ad 3
Ut …
festinare.
Finale/doelaanwijzende
of consecutieve/gevolghebbende bijzin klassiek ingeleid door het voegwoord ut,
opdat/zodat.. met het prædicaat valeat in de coniunctivus gevolgd door
de infinitivus festinare. Subject van valeat is populus christianus.
Prompta
….. fide: bijwoordelijke bepaling bij de werkwoordgroep valeat
festinare.
Ad
ventura sollemnia: bijwoordelijke bepaling met congruerende accusativusvormen
geregeerd door het voorzetsel ad, die als object gelezen kan worden.
Ventura:
bijvoeglijk
gebruikt PFA (participium futurum actief) in de accusativus meervoud onzijdig bij
sollemnia, afgeleid van het verbum venire.
B
e k n o p t v o c a b u l a r i u m
Operari, deponens
operari (= verbum met passieve vormen maar met actieve betrekenis): 1. Bezig
zijn met 2. Arbeiden, werken, bewerken 3. Beschouwen. Verg. “onze” begrippen:
operatie, operatief, opera, enz.
Reconciliatio,-onis, vr.:
Verzoening
Humanus: Menselijk,
ook: vriendelijk, beleefd, “humaan”.
Genus,
-eris, onz.: 1.
Geboorte, afstamming (genealogie) 2.
Geslacht, stam, familie 3. Volksstam, volk 4. Soort, wijze, manier.
Valere: 1.
Krachtig, sterk, gezond zijn (Vgl. de Latijnse afscheidsgroet: vale, valete!
vaarwel) en “onze” begrippen valide, invalide, validiteit, valideren enz. 2.
Macht, invloed hebben 3. Gelden, waard zijn 4. Vermogen, in staat zijn, kunnen.
Alacer,
cris, cre: levendig, kwiek, fris, actief, opgewekt, blij, gelukkig,
vrolijk".
Promptus komt van het werkwoord promo en betekent 1. Voor de dag gehaald, zichtbaar, openbaar 2. Voor de hand, gereed, vaardig, vlug 3. geschikt, geneigd, bekwaam gereed, bereidwillig
Ventura
sollemnia: congruerende nominativus- of [hier] accusativusvormen
onzijdig meervoud; sollemnia :
onzijdige
meervoud van het adiectief solemnis dat jaarlijks betekent, dat wat vastgesteld
is voor ieder jaar. In relgieuze conteksten komen we vertalingen tegen als
"religieus, feestelijk". Als substantief is het "een religieuze
of plechtige ritus, ceremonie, feest, offer, plechtige spelen, een festival,
plechtigheid". Sollemne, het
onzijdige zelfstandig naamwoord, betekent ook "gebruik, gewoonte,
toepassing". In wettelijke teksten kan het "formaliteit"
betekenen. In latere, christelijk Latijnse woorden verwant aan sollemnis kreeg
het de betekenis van de viering van de Eucharistie.
C o m
m e n t a a r
Hetgeen
de oratie roemt als werk van God door het Woord, de volledige schuldvereffening
tot onze verzoening (2) is niets minder dan een tweede schepping. Dat Hij de
menselijke natuur wonderbaarlijk heeft geschapen en op nog wonderbaarlijker
wijze heeft hersteld, is immers een in de liturgie geliefde gedachte: vgl. de
oratie van het Lezingenofficie en de Dagmis van Kerstmis:
Deus,
qui humanæ substantiæ dignitatem et mirabiliter condidisti et mirabilius
reformasti, (...) Liturgia Horarum
editio altera 1985, dl. 1 [LH1], p. 350,356. (God, op wonderbare
wijze hebt Gij de mens geschapen en op nog wonderlijker wijze in zijn
waardigheid hersteld)
Op de
vraag waarom God de eerste mens niet verhinderd heeft te zondigen geeft de
heilige Leo de Grote als antwoord: “Door de onuitsprekelijke genade van
Christus hebben wij een groter goed ontvangen dan dat wij door de afgunst van
de demon verloren hadden” (Sermo 73,4).
En de heilige Thomas van Aquino zegt: “Niets verzet zich ertegen dat de
menselijke natuur na de zonde tot een hoger doel bestemd is. God laat immers
toe dat er kwaad geschiedt om er een groter goed uit te doen ontstaan. Vandaar
wordt in Rom 5,20 gezegd: ‘Waar de zonde heeft gewoekerd, werd de genade
mateloos’ terwijl de Kerk in het Exsultet uitroept: ‘O gelukkige schuld,
waaraan wij een zodanige en zo’n grote Verlosser danken!’ ” (S. Th.
3,1,3 ad 3) (3).
Terwijl
het wonderbaarlijk herstel in de Kersttijd op de Menswording wordt
teruggevoerd, komt de liturgie met het motief van “de nieuwe schepping” in de
Boetetijd vóór Pasen, wanneer het Paasmysterie van de Dood en de Verrijzenis
van Christus wordt gevierd.
“Pascha”,
”overgang”, dat wil zeggen dat Goede Vrijdag en Pasen de beslissende dagen
zijn.
Om
deelachtig te worden aan het genadewerk van God door het Woord, past het de
gelovigen zich te haasten naar de “komende plechtigheden”. Daarbij moeten een
prompte toewijding en een blijmoedig, levendig geloof aan hun voeten vleugels
geven.
Dit
jaar, het C-jaar, leest men op deze zondag 2 Kor 5,17‑21. Paulus
schrijft hier grandioze zinnen over de verzoening, die God door Christus
bewerkt. Ook deze passage is een passend commentaar bij de openingszin van het
collectegebed van deze zondag. Ook hier is de uitwerking van de verzoening de
nieuwe schepping: “Zo is dus wie in Christus is, een nieuwe schepping: het oude
is voorbij, het nieuwe is al gekomen”(5,17).
Het
werk van verzoening door Christus eenmaal op het Kruis door het Offer van zijn
Lichaam en Bloed tot stand gebracht, wordt door de Kerk - Christus=
woord: Doet dit tot mijn gedachtenis indachtig - in het H. Misoffer
voortgezet zoals het Gebed over de Gaven van deze zondag getuigt. De
gaven die God blijmoedig worden aangeboden zijn niet enkel brood en wijn, maar remedium
sempiternum - het eeuwige heilsmiddel: het Lichaam en Bloed van Jezus
Christus.
De
inhoud van het tweede gedeelte van de oratie, de eigenlijke bede in de finale
bijzin: dat de christenen in staat mogen zijn zich met prompte toewijding en
blijmoedig geloof naar de komende plechtigheden te haasten, komt overeen met de
liturgische plaats van de oratie op zondag Lætare, de 4e
zondag van de Vasten, half-vasten. De eerste woorden van de Introitus Lætare,
Jerusalem geven de stemming van deze dag weer en heel de liturgie spreekt
van blijdschap. De Kerk nodigt uit tot een ogenblik verpozing met de opwekking
om met prompte bereidwilligheid en blijmoedig geloof naar Pasen te snellen. Op
te merken is dat in de 3e eeuw te Rome het strenge vasten eerst nu moest
beginnen.
Een
vergelijkbare verpozing met eveneens een vreugdevolle aansporing bevat de oratie
Deus, qui conspicis populum tuum op zondag Gaudete, 3e
zondag van de Advent.
(1)
Vat.
reg. lat. 316; 1e helft 8e eeuw. Uitg. C. Mohlberg 1960 en E. Moeller, J.M.
Clément en B. Coppieters ’t Wallant, Corpus Orationum III, D, pars altera,
Turnhout 1993, nr. 1998
(2)
Cf Sacram. Veronense (Leonianum). Uitg. C. Mohlberg, Rome, 1956, n.1265, p.162
(3)
KKK
412