maandag 14 maart 2022

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomadæ II Quadragesimæ feria II Moyses et Christus


Ad Officium lectionis



Lectio altera
Ex Catechésibus sancti Ioánnis Chrysóstomi epíscopi
 (Cat. 3, 24-27: SCh 50, 165-167)
Moyses et Christus
Iudæi mirácula vidérunt; tu quoque vidébis et maióra et clarióra, quam cum Iudæi ex Ægýpto exiérunt. Tu Pharaónem non vidísti cum cópiis suis submérsum, vidísti tamen diábolum cum armis flúctibus óbrutum. Mare illi transiérunt; tu transísti mortem. Ex Ægýptiis illi sunt erépti; tu e dæmóniis. Iudæi barbáricam dimisérunt servitútem; tu multo tristiórem servitútem peccáti.
Visne ália ratióne cognóscere te maióribus honorátum esse munéribus? Iudæi tunc contemplári non potuérunt glorificátam fáciem Móysis, qui tamen et consérvus et congéner erat eis; tu vero Christi vultum in glória eius vidísti. Et Paulus clamat, dicens: Nos reveláta fácie glóriam Dómini speculámur.
Habébant illi tunc Christum sequéntem, qui tamen multo vérius nos modo séquitur. Tunc enim Dóminus comitabátur eos per grátiam Móysis, nunc vero non solum per grátiam Móysis, sed étiam per vestram comitátur obœdiéntiam. Illis post Ægýptum desérta loca fuérunt; tibi, post éxitum, cælum. Illis dux et imperátor egrégius Móyses erat; nobis vero álius Móyses, Deus ipse, dux et imperátor.
Quæ enim nota fuit Móysis illíus? Móyses, ait Scriptúra, erat vir mitíssimus super omnes hómines qui morabántur in terra. Quam notam sine erróre Móysi nostro tribúere póssumus, quippe cui suavíssimus eíque íntime consubstantiális Spíritus adésset. Tum Móyses manus ad cælum levábat, unde manna, panem angelórum, deducébat; Móyses vero noster manus levat ad cælum nobísque cibum affert ætérnum. Percússit ille petram et aquárum fluénta dedúxit; hic tangit mensam, spiritálem pércutit tábulam et fontes Spíritus élicit. Idcírco tamquam fons in média mensa sita est, ut greges úndique accúrrant ad fontem eiúsque salutáribus reficiántur undis.
Cum ígitur talis hic fons, tales vitæ cópiæ ac mensa nobis úndique bonis abúndet innúmeris, nosque spiritálibus donis adáugeat, corde sincéro puráque appropinquémus consciéntia, ut grátiam et misericórdiam consequámur in témpore opportúno. Grátia et misericórdia Fílii Unigéniti, Dómini nostri et salvatóris Iesu Christi, per quem et cum quo Patri ac vivificánti Spirítui glória, honor, potéstas nunc et semper et in sæcula sæculórum. Amen.
Tweede lezing

Uit de onderrichtingen van de heilige Johannes Chrysostomus, bisschop van Constantinopel († 407)
Mozes en Christus
De joden hebben wonderen gezien; ook gij zult er nu aanschouwen, grotere en veel mooiere dan toen de joden uit Egypte zijn vertrokken. Farao hebt ge niet zien verdrinken met zijn soldaten, maar de duivel met zijn bende hebt ge zien omkomen in de zee, in het water van de doop. Zij zijn door de zee heengetrokken, gij door de dood. Zij hebben zich losgemaakt van Egyptenaren, gij werd bevrijd van duivels. De joden hebben de dienstbaarheid aan vreemdelingen afgelegd, gij de veel pijnlijker slavernij, die van de zonde.

Gij weet het; daarna zijt gij nog meer begunstigd. De joden hebben toentertijd het verheerlijkt aanschijn van Mozes niet kunnen verdragen, die toch een medeknecht en een stamverwant was, maar gij hebt het aangezicht van Christus gezien in zijn heerlijkheid. Paulus verkondigt het: ‘Ons is het gegeven met onverhuld gelaat de glorie van de Heer te aanschouwen’ (2 Kor. 3, 18).

Zij hadden toen de Christus die met hen meeging (vgl. 1 Kor. 10, 4), maar wij hebben Hem nu op een veel intensere wijze. Want toen begeleidde de Heer hen ter wille van Mozes, maar u begeleidt Hij niet alleen ter wille van Mozes, maar ook om uw persoonlijke volgzaamheid. Voor de joden kwam er na Egypte de woestijn, voor u komt na de uittocht de hemel. Zij hadden een voortreffelijk leider en aanvoerder, Mozes, maar voor ons is er een andere Mozes: God, die ons voorgaat en aanvoert!

Wat was wel het kenmerk van de eerste Mozes? ‘Mozes’, zegt de Schrift, ‘was de zachtmoedigste van alle mensen op aarde’ (Num. 12, 9). Wie dit ook over onze Mozes, Christus, zou zeggen, vergist zich niet! Want Hij wordt bijgestaan door de zeer zachtmoedige Geest, met Hem verwant en één in wezen. Toentertijd heeft Mozes zijn handen ten hemel geheven en vandaar engelenbrood doen neerdalen, het manna; maar onze Mozes heft zijn handen ten hemel en verschaft voedsel voor de eeuwigheid. Die ander sloeg op de rots en deed er stromen water uitkomen; de onze raakt de tafel aan, slaat op de geestelijke tafel en doet er bronnen van de Geest uit opborrelen. Om die reden is de altaartafel in het midden van de kerk opgesteld, als een bron, opdat van alle kanten de schapen rond die bron samenstromen en zich verkwikken aan deze heilzame stroom.

Omdat nu deze bron van een bijzondere kwaliteit is en er een dergelijk leven uit opwelt, omdat nu de tafel overladen is met goede dingen en zij voor ons van alle kanten met geestelijke gaven overstelpt is, behoren wij te naderen met een oprecht hart, met een zuiver geweten ‘om barmhartigheid en genade te verkrijgen en tijdige hulp’ (Heb. 4, 16). Door de genade en de menslievendheid van de eniggeboren Zoon, Heer en Redder van ons, Jezus Christus, door wie en met wie aan de Vader en aan de levenschenkende Geest roem zij, eer en macht, nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen. Amen.