Ad Officium
lectionis
Lectio altera
E Demonstratiónibus
Aphraátis epíscopi
(Dem. 11, De
circumcisione, 11-12: PS 1, 498-503)
Circumcisio
cordis
Lex
atque fœdus omníno fuére mutáta. Primum enim Deus pactum Adæ mutávit, et áliud
impósuit Noe; áliud étiam Abrahæ, quod mutávit ut novum Móysi daret. Cumque
mosáicum fœdus non observarétur, áliud dedit in generatióne última pactum,
deínceps non immutándum. Adæ enim legem statúerat ut de árbore vitæ non
coméderet, Noe arcum in núbibus, Abrahæ iam propter fidem elécto dedit póstea
circumcisiónem, notam ac signáculum pósteris. Móyses agnum paschæ hábuit,
propitiatiónem pro pópulo.
Omnia
autem hæc fœdera erant áliud ab álio divérsa. Porro circumcísio, quam probat
illórum fœderum dator, ea est, de qua dixit Ieremías: Circumcídite præpútium
cordis vestri. Quod si firmum fuit pactum, quod constítuit Abrahæ Deus, firmum
étiam et fidéle istud est, nec póterit legem ultra pónere, sive ab iis qui
extra legem sunt, sive a subiéctis legis inítium ducéntem.
Nam
legem Móysi dedit cum observántiis et præcéptis suis, et, cum eam non
servárent, legem et præcépta eius írrita fecit; promísit se testaméntum novum
datúrum, quod dixit a prióre divérsum fore, licet unus sit dator ambórum. Atque
hoc est testaméntum, quod se pollícitus est datúrum: Omnes cognóscent me a
mínimo ex eis usque ad máximum eórum. Et in hoc testaménto non est ultra
circumcísio carnis et signum pópuli.
Pro
certo scimus, caríssime, Deum in váriis generatiónibus constituísse leges, quæ
donec ei plácuit in usu fuérunt, et póstmodum antiquátæ sunt, quemádmodum
Apóstolus ait quod in multis similitudínibus olim súbstitit regnum Dei in
síngulis tempóribus.
Porro
verax est Deus noster, et præcépta eius fidelíssima; et fœdus quodcúmque in
témpore suo firmum et verum comprobátum est, et qui circumcísi sunt corde
vivunt atque íterum circumcidúntur super Iordánem verum, qui est baptísmus
remissiónis peccatórum.
Iesus,
fílius Nun, pópulum secúndo circumcídit cultro lapídeo, quando Iordánem
tránsiit ipse cum pópulo suo; Iesus salvátor noster secúndo circumcídit
circumcisióne cordis gentes, quæ in eum credidérunt, et baptísmo ablútæ sunt,
et circumcísæ sunt gládio quod est verbum eius, penetrabílius omni gládio
ancípiti.
Iesus,
fílius Nun, pópulum ad terram promissiónis transmísit; Iesus salvátor noster
terram vitæ promísit ómnibus, qui verum Iordánem transíerint, et credíderint,
et præpútio cordis sui fúerint circumcísi.
Beáti
ígitur qui in cordis præpútio sunt circumcísi, et ex aquis renáti sunt
circumcisiónis secúndæ; isti hereditátem accípient cum Abraham, duce fidéli ac
patre ómnium géntium, quóniam ei fides sua ad iustítiam reputáta est.
Tweede lezing
Uit de Tractaten van Aphraätes, bisschop
De besnijdenis van het hart
De Wet en het Verbond zijn
geheel gewijzigd geworden. Het eerst heeft God het verbond met Adam veranderd
en met Noë een ander gesloten. Een ander was ook dat met Abraham, dat Hij
veranderde om Mozes een nieuw te geven. En toen het Mozaïsch Verbond niet
onderhouden werd, sloot Hij een ander Verbond met het laatste geslacht, dat
voortaan onveranderd bleef. Voor Adam had Hij als wet gemaakt niet van de boom
des levens te eten, voor Noë plaatste Hij de regenboog in de wolken, verder gaf
Hij aan Abraham als uitverkorene om zijn geloof daarna de besnijdenis, een
teken en een zegel voor zijn nakomelingen. Mozes had het Paaslam, de verzoening
voor het volk.
Dit waren alle onderling verschillende
verbonden. De besnijdenis nu, die de goedkeuring heeft van de Gever van die
verbonden, is die waarvan Jeremias zegt: Besnijdt uw hart. Als het verbond, dat
God met Abraham sloot, hecht was, was
dit ook hecht en trouw, en kon er geen andere wet meer komen noch van de kant
van hen, die buiten de wet stonden noch een nieuwe door hen, voor wie de wet
gold.
Want Hij gaf aan Mozes een wet met zijn
voorschriften en geboden, en toen die wet niet onderhouden werd, schafte Hij ze
af en beloofde een nieuw verbond te sluiten, dat volgens zijn woord van het
eerste zou verschillen, hoewel beide dezelfde Wetgever hadden. En dit is het
verbond, dat Hij beloofde te zullen sluiten: Allen zullen Mij kennen, van de
geringste tot de grootste onder hen. In dit Verbond bestaat niet meer de
besnijdenis van het vlees en het merkteken van het volk.
Wij weten zeer goed, mijn dierbaren, dat God in verschillende geslachten wetten
heeft gemaakt, die in gebruik bleven zolang Hij wilde, en daarna verouderd
zijn, zoals de Apostel zegt, dat God
vroeger op verschillende tijden en in veel verwante gevallen het rijk Gods
heeft gevestigd.
Verder is onze God waarachtig en diens
voorschriften zijn allerbetrouwbaarst. En elk verbond was oor zijn eigen tijd
hecht en waar gebleken, en die besneden zijn van hart, leven en worden opnieuw
besneden boven de ware Jordaan, dat is: het Doopsel tot vergeving van de
zonden.
Josüe, de zoon van Nun, liet het volk ten
tweede male besnijden met een stenen mes, toen hij met zijn volk de Jordaan
overtrok. Jezus, onze Verlosser, besneed de volken, die in Hem geloofden,
opnieuw met de besnijdenis van het hart. Zij werden afgewassen in het Doopsel
en besneden met het zwaard, dat is zijn woord, doordringender dan elk
tweesnijdend zwaard.
Josüe, de zoon van Nun, bracht het volk
naar het beloofde land. Jezus, onze Zaligmaker, beloofde het land des levens
aan allen, die de ware Jordaan zullen
overtrekken en geloven en besneden zullen worden door de besnijdenis van het
hart.
Zalig daarom, die in het hart besneden zijn
en vanuit de wateren van de tweede besnijdenis herboren zijn. Dezen zullen de
erfenis ontvangen met Abraham, de trouwe leider en vader van alle volken, omdat
zijn geloof hem tot gerechtigheid werd aangerekend.