zaterdag 26 maart 2022

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomadæ III Quadragesimæ Sabbato Christo in pauperibus serviamus. Laten we Christus dienen in de armen.


Ad Officium lectionis

Lectio altera
Ex Oratiónibus sancti Gregórii Nazianzéni epíscopi
(Oratio 14, De pauperum amore, 38. 40: PG 35, 907. 910)
Christo in pauperibus serviamus
Beáti misericórdes, inquit Scriptúra, quóniam ipsi misericórdiam consequéntur. Non in postrémis beatitudínibus est misericórdia. Et: Beátus, qui intéllegit super egénum et páuperem. Ac rursus: Benígnus homo, qui miserétur et cómmodat. Et álio loco: Tota die iustus miserétur et cómmodat. Benedictiónem arripiámus, intellegéntes vocémur, benígni simus.
Ne nox quidem misericórdiæ offícia tibi interrúmpat. Ne díxeris: Rédiens redi et crástino die dabo tibi. Ne quid inter propósitum tuum et benefícium intercédat. Sola enim beneficéntia moram non admíttit.
Frange esuriénti panem tuum, et egénos vagósque induc in domum tuam, idque læto atque álacri ánimo. Qui enim miserétur, inquit ille, in hilaritáte; ac benefícii grátia promptitúdine et celeritáte tibi conduplicátur. Nam quod mæsto vel coácto ánimo defértur, ingrátum est, miniméque præclárum.
Lætándum est autem, non lugéndum, cum benefícium damus. Si vínculum et electiónem sustúleris, inquit ille, hoc est, tenacitátem et probatiónem, sive hæsitatiónem ac verbum murmuratiónis, quid futúrum est? Quam magnum et admirándum! Qualis quantáque huius rei merces! Erúmpet matutínum lumen tuum, et sánitas tua cito oriétur. Quis ergo est, qui lucem et sanitátem non éxpetat?
Quocírca, si quid mihi auscultándum putátis, servi Christi et fratres et coherédes, Christum, quámdiu licet, visitémus, Christum curémus, Christum alámus, Christum vestiámus, Christum colligámus, Christum honorémus, non mensa solum, ut quidam, nec unguéntis, ut María, nec sepúlcro dumtáxat, ut Ioseph Arimathæus, nec rebus quæ ad sepultúram pértinent, ut ille dimídia tantum ex parte Christum amans Nicodémus, nec dénique auro, ture et myrrha, ut Magi ante eos omnes, quos díximus; sed quóniam ómnium Dóminus misericórdiam vult, non sacrifícium, ac pínguium agnórum myríades commiserátio súperat, hanc per páuperes humíque hodiérno die provolútos ipsi conferámus, ut, cum hinc excessérimus, in ætérna tabernácula nos recípiant, in ipso Christo Dómino nostro, cui glória in sæcula. Amen.
Tweede lezing

Uit de Preken van de H. Gregorius van Nazianze, biusschop

Laten we Christus dienen in de armen

Zalig de barmhartigen, zegt de Schrift, want zij zullen barmhartigheid verwerven.  De barmhartigheid behoort niet tot de minste van de zaligsprekingen. En: Zalig hij, die acht slaat op de behoeftige en arme. En wederom: Liefderijk is de mens die zich ontfermt en weldoet. En op een andere plaats: De rechtvaardige ontfermt zich heel de dag en verricht weldaden. Laten wij ons zegen verschaffen, laten wij voor verstandige mensen gehouden worden, laten wij liefdevol zijn.

Laat zelfs de nacht geen einde maken aan uw werken van barmhartigheid. Zeg niet: Kom morgen maar terug en dan zal ik u iets geven. Laat er geen tijd verstrijken tussen uw voornemen en het bewijzen van de weldaad. Want alleen de weldadigheid laat geen uitstel toe.
Breek het brood voor de hongerigen en laat de behoeftigen en de zwervers toe in uw huis, en dat met een blij en opgewekt gemoed. Want wie zich in opgewektheid ontfermt, zegt hij. En de gunst van uw weldaad wordt door de bereidwilligheid en vaardigheid verdubbeld. Immers, wat met een nors gemoed en als gedwongen gegeven wordt, is onaangenaam en heel lelijk.
Wij moeten dus blij gestemd zijn en niet droevig, waanneer wij een weldaad bewijzen. Als ge afziet van gehechtheid en voorkeur, zegt de profeet, dat wil zeggen, vrij van vasthoudendheid en het verlangen om onderscheid te maken ofwel zonder aarzelen en tegenstribbelen, wat zal het resultaat zijn?  Hoeveel en hoe groot zal het loon daarvoor zijn? Uw licht zal doorbreken als de morgen en uw genezing zal spoedig verschijnen.  Wie is er, die niet naar licht en gezondheid verlangt?

Als gij dan, dienaars van Christus, zijn broeders en erfgenamen, meent, dat gij hieromtrent iets van mij moet horen, laten we dan, zolang we kunnen, Christus bezoeken en Hem verzorgen, Christus voedsel geven, Christus kleden, Christus als gast ontvangen, Christus eren, niet alleen met een maaltijd, zoals sommigen deden, noch met reukwerken, zoals Maria, noch alleen met een begrafenis zoals Jozef van Arimatea, noch met wat bij een begrafenis behoort, zoals Nicodemus, die Christus maar half beminde, noch met goud, wierook en myrrhe, zoals de wijzen deden vóór allen die wij opnoemden. Maar, omdat Hij de Heer van alles, barmhartigheid wil en geen offerande en het medelijden myriaden van lammeren overtreft, laten we daarom Hem dat medelijden vandaag nog betuigen in de armen, die smekend voor ons ter aarde vallen, opdat, als wij van hier zijn heengegaan, zij ons in de eeuwige tenten opnemen, in Christus zelf, onze Heer, aan Wie glorie zij in alle eeuwen. Amen.